Wat is de toekomst van Engie, het moederbedrijf achter de Belgische kerncentrales?
De toekomst van de Belgische kerncentrales blijft het energiedebat in ons land overschaduwen. Moederbedrijf Engie kampt intussen met eigen uitdagingen. Duurzame energie moet de klassieke centrales vervangen als groeimotor.
In het Queen Elisabeth Olympic Park, waar in 2012 de Olympische Spelen plaatsvonden, steken het stadion van voetbalclub West Ham en de ArcelorMittal Orbit, met zijn 114,5 meter het hoogste kunstwerk van het Verenigd Koninkrijk, elkaar naar de kroon. Minder zichtbaar is Engie. Het Franse energiebedrijf sleepte de opdracht van de London Legacy Development Corporation in de wacht om het park te herbestemmen. Engie is belast met het volledige beheer van het park, van de verlichting over het onderhoud tot de schoonmaak en het legen van de vuilnisbakken.
“Drie kwart van de energie die op de site wordt verbruikt, moeten we ter plaatse genereren”, zegt Wilfrid Petrie, de CEO van Engie VK en Ierland. Twee stations, uitgerust met een biomassakachel, warmwatertanks en gasturbines – die in geval van nood ook op diesel kunnen draaien – leveren zowel verwarming als warm en koud water aan de gebouwen, de woningen en de kantoorpanden in en rondom het park. Opvallend detail: Engie levert hier geen elektriciteit. De stroom die de biomassacentrale opwekt, wordt verkocht aan een ander energiebedrijf.
Het contract staat symbool voor de nieuwe koers die Engie sinds 2015 vaart. Alleen levert dat voorlopig geen daverend applaus op bij de beleggers. Op de Capital Markets Day in Londen, waar Engie zijn cijfers presenteerde, had CEO Isabelle Kocher het niet onder de markt om haar visie verkocht te krijgen aan de analisten en de investeerders. Engie mag zijn rendabiliteit de laatste jaren dan wel hebben opgekrikt, maar de echte groeispurt moet nog komen.
Om daarin te slagen, moeten Kocher en de haren nog enkele hordes nemen. Een daarvan is een goede werkrelatie opbouwen met de nieuwe voorzitter Jean-Pierre Clamadieu (ex-CEO van Solvay), terwijl Kocher had gehoopt het CEO- en het voorzitterschap te combineren, zoals haar voorganger Gérard Mestrallet. Maar de andere uitdagingen zijn veel ingrijpender.
1. Duidelijk, maar moeilijker begrijpbaar
“Engie ambieert het leiderschap in de zero-carbontransitie”, claimt Kocher. Daarmee wil de groep focussen op maatwerkoplossingen voor klanten en netwerken. Het bedrijf plaatst zich daarmee in het centrum van de overgang naar een energiesysteem met minder uitstoot van broeikasgassen, waar energie-efficiëntie de norm is. Energy as a service heet de vlag die die lading moet dekken.
Een voorbeeld is het ombouwen van de Rugeley-kolencentrale in het Britse Staffordshire tot een duurzame stad met 2000 energiezuinige woningen. Of het contract van 1,1 miljard dollar met een looptijd van vijftig jaar om, samen met het Amerikaanse Axium, de 485 gebouwen van de Ohio State University in Columbus duurzamer te maken. Eerste doelstelling: de energie-efficiëntie in tien jaar met een kwart verhogen.
Die duurzame koers sluit aan bij een maatschappelijke trend. Alleen is die voor beleggers een stuk moeilijker te begrijpen dan het GDF Suez van Kochers voorganger Gérard Mestrallet en zijn Belgische rechterhand Dirk Beeuwsaert. De Frans-Belgische multinational grossierde in de bouw van grote centrales, die op waterkracht, gas, kolen of uranium draaiden, of dienden om lng in- of uit te voeren. Die mastodonten leverden de winsten.
Met de naamsverandering naar Engie, en vooral met de nieuwe strategie van Kocher, is de technische moeilijkheidsgraad niet verminderd, maar de verdienmodellen zijn minstens even complex. Engie wil meer decentrale oplossingen bieden, om in te spelen op wat overheden en bedrijven vragen. Dus investeert het in niches zoals biogas, zonnepanelen, waterstof, micronetten en oplaadapparatuur voor elektrische wagens. “Dat biedt enorme kansen”, zegt Kocher. “Alleen situeert een deel daarvan zich op markten met lage marges en standaardproducten. We zijn nu beter geplaatst dan in het verleden om te zien waar de toegevoegde waarde zit. We zoeken naar complexe projecten, waar we hoge marges kunnen realiseren.”
Om dat proces te versnellen, wil de groep meer focussen. Ze vertrekt uit twintig landen. Twintig landen, dertig metropolen en vijfhonderd multinationals zijn voortaan de investeringsprioriteiten. Daar wil de Franse multinational minstens bij de grootste drie marktspelers horen en de operationele activiteiten opvoeren.
De groep mikt voortaan op drie doelgroepen: sterk ontwikkelde markten zoals West-Europa en Noord-Amerika, waar duurzaamheid en energie-efficiëntie prioritair zijn; groeimarkten, zoals Zuid-Amerika, Roemenië en de Golfstaten, waar grote infrastructuurwerken nodig zijn om aan de vraag te voldoen en steden moeten worden gemoderniseerd; en ontwikkelingslanden met een sterke stedelijke ontwikkeling, vooral in Afrika, China, India en Zuidoost-Azië.
2. De groene motor op gang trekken
De komende drie jaar wil het bedrijf elk jaar 4 miljard euro investeren in groei, door investeringen en overnames. 4 tot 5 miljard gaat naar de dienstentak, en 3 tot 3,3 miljard naar de netwerkentak. Voor de verdere uitbouw van de divisie hernieuwbare energie zet Engie tussen 2,3 en 2,8 miljard euro opzij. Daar wil het bedrijf de portefeuille uitbouwen met 9 gigawatt extra capaciteit.
Die komen boven op de 24,4 gigawatt aan hernieuwbare energie die het bedrijf nu al beheert, vooral in Europa en Latijns-Amerika. “We hebben een ontwikkelingsmachine gebouwd”, vertelt Gwenaelle Huet, de CEO van de businessunit France Renewables. Tussen nu en 2021 is 6 gigawatt in aanbouw of gegarandeerd, al ligt de doelstelling dus nog 3 gigawatt hoger. Het Belgische SeaMade, waarin Engie Electrabel samenwerkt met Otary en Eneco, neemt daarvan 485 megawatt voor zijn rekening. Tussen 9 en 12 gigawatt zit in een gevorderde fase, en wordt wellicht tussen 2021 en 2023 gerealiseerd. Ten slotte heeft de groep projecten voor nog eens 50 gigawatt in portefeuille, die pas na 2023 worden opgeleverd. Offshore wind wordt daarbij steeds belangrijker. 9 procent van de projecten die voor 2021 klaar zijn, heeft te maken met offshore wind, tegenover 20 procent van de projecten die zijn gepland voor de periode 2021-2023, en de helft van de projecten voor na 2023.
Om voldoende geld vrij te houden voor die permanente investeringsgolf hanteert de groep het Design-Build-partially Sell-Operate-model: ontwikkelen, bouwen, gedeeltelijk verkopen en beheren. Dat wil zeggen dat, zodra een project is gebouwd, het geheel of gedeeltelijk wordt verkocht. Dat genereert inkomsten die kunnen worden geherinvesteerd, wat moet toelaten nog meer projecten binnen te halen. Wel wil de groep het beheer van industriële activa in eigen hand houden.
Daarbij gaat Huet ervan uit dat de markt ingrijpend zal veranderen. Overheidssubsidies zullen geleidelijk verminderen. “We gaan naar erg gesofisticeerde contracten, die steeds meer op de maat van de klant zijn gesneden. Twee derde van wat we na 2026 bouwen, zal voor specifieke klanten zijn. We gaan van contracten waardoor de geproduceerde energie in rekening wordt gebracht, naar contracten waardoor enkel het verbruik wordt gefactureerd, en waar we dat verbruik met micronetten en opslag zullen verminderen. Die complexiteit moet onze marges veiligstellen.”
3. De erfenis van het verleden
De uitbouw van die duurzame activiteiten is nodig om nieuwe winstmotoren aan te boren. Want Engie stoot in hoog tempo activa af die niet meer in het plaatje passen. Tussen 2014 en 2018 ging voor 14 miljard activa de deur uit, en de komende drie jaar gaat nog eens 6 miljard euro over de toonbank. Vooral kolencentrales worden gedumpt: Rugeley ging dicht, net zoals de centrale in het Australische Hazelwood. In India, Indonesië, Polen, Turkije en Zuid-Afrika werden bestaande of geplande fabrieken van de hand gedaan. Afgelopen zomer werd het belang van 69,1 procent in het Thaise Glow verkocht, waardoor de groep in Zuidoost-Azië geen kolencentrales meer uitbaat.
Kolen passen niet in de groene toekomst die Engie voor zichzelf ziet weggelegd. Toch draait nog zowat 7 procent van de 103 gigawatt geïnstalleerde productiecapaciteit op kolen. “Maar in Duitsland baten we de modernste kolencentrales uit”, stelt Kocher. “Sluiten we die eerst, dan wil dat vooral zeggen dat we meer vervuilende centrales langer laten draaien. Of neem Chili: daar hebben we de vraag gesteld onze kolencentrale te mogen sluiten, maar de regering wil zeker zijn dat die stroomproductie elders kan worden gecompenseerd.”
Analisten wijzen echter op een delicaat evenwicht. De verkopen tasten de omzet- en de winstcapaciteit van de groep aan, nog voordat de groeimotoren van de toekomst echt op toerental komen. Bovendien is Kocher niet geneigd tot grote overnames om die groei te versnellen.
Kolen zijn niet de enige erfenis van het verleden. De jaarresultaten werden verpest door de problemen in de Belgische kerncentrales. Die produceerden in 2018 amper 52 procent van de tijd elektriciteit. Dat deed het resultaat in de Benelux kelderen van 600 miljoen euro winst in 2017 naar 200 miljoen euro verlies vorig jaar. Engie rekent erop dat in 2021 de verliezen van de nucleaire operaties worden gestelpt, door een hogere beschikbaarheid: 78 en 79 procent voor dit en volgend jaar, en 93 procent in 2021.
De Belgische regering moet beslissen of de kernreactoren ook na 2025 nog deel uitmaken van de portefeuille van Engie. Het bedrijf schreef nogmaals 615 miljoen euro af op zijn kernreactorpark, vanwege de onzekerheid over de verlenging van de levensduur. Toch blijft de groep er in haar jaarverslag van uitgaan dat ook na die datum nog twee kernreactoren actief zijn. Al stelde Kocher wel als voorwaarde dat “er uitzicht moet zijn op een rendement, gezien de serieuze investeringen die nodig zijn voor een levensduurverlenging”.
Evenmin is er witte rook in de discussies met de Belgische regering over het nucleaire passief. Engie benadrukt dat het zijn verantwoordelijkheid zal nemen en dat het alle kosten zal betalen voor de ontmanteling van de kernreactoren en het kernafval. Tegelijk is het voor een beursgenoteerd bedrijf erg lastig dat over die kosten onduidelijkheid blijft bestaan, zolang bijvoorbeeld de Belgische regering niet beslist heeft hoe en waar het kernafval wordt geborgen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier