Luc Van den hove
‘Wat de farmasector zou kunnen leren van de halfgeleidersector’
De farmasector zou een voorbeeld moeten nemen aan de chipsector, en meer moeten samenwerken om innovatie sneller, efficiënter en minder duur te maken, stelt Luc Van den hove, de CEO van het onderzoekscentrum imec.
Vergeet bier en chocolade, hét exportproduct van België heet farmaceutica. Elke dag worden voor 150 miljoen euro biofarmaceutische producten uit België geëxporteerd (Farmacijfers 2020). De beste manier om die koppositie te bestendigen en tegelijk nog behendiger te kunnen inspelen op pandemieën in de toekomst, is volop inzetten op innovatie. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, zeker als er veel geld mee gemoeid is.
De ontwikkeling van een nieuw medicijn kost gemiddeld 1,1 miljard euro (Journal of the American Medical Association). Bovendien vergt het state-of-the-art infrastructuur en dito kennis in een heel aantal snel evoluerende onderzoeksdomeinen. Als zulke bedragen op het spel staan, moeten bedrijven hun risico’s goed managen.
Vandaag doet de sector dat voornamelijk via een strikte toepassing van het intellectueel eigendomsrecht: farmabedrijven schermen hun labowerk nauwlettend af voor concurrenten. Dat is een logische reflex. Maar er is een ongewenst neveneffect. Stoten ze in de loop van het ontwikkelingsproces op inzichten die relevant kunnen zijn in andere domeinen, dan blijft die kennis veelal bij de ontdekker zitten, ook al gaat het bedrijf in kwestie er niet noodzakelijk mee aan de slag. Zo dreigen we kansen te missen.
Naar een coöperatief kader
Een blik op chiptechnologie leert hoe het anders zou kunnen. Net als geneesmiddelen zijn chips ongelooflijk complex en duur om te maken. Je hebt er peperdure infrastructuur voor nodig. Als zulke bedragen op het spel staan, moeten bedrijven hun risico’s goed managen. Maar de chipindustrie koos daarvoor een radicaal ander pad: samenwerking.
Hoewel concurrenten octrooien behouden op hun commerciële producten, werken ze voortdurend samen om cruciale productieprocessen te verbeteren, haalbaarheidsstudies uit te voeren, personeel op te leiden, nieuwe materialen te testen en uiteindelijk de volgende generatie halfgeleidertechnologieën te ontwikkelen. De daaruit voortvloeiende intellectuele eigendom wordt gedeeld tussen de partners, waardoor bijvoorbeeld chipmakers, systeembedrijven en toestelproducenten samen kunnen innoveren. Conclusie: samen één richting uitgaan zorgt ervoor dat je niet alleen risico’s spreidt, maar ook kosten deelt, en uiteindelijk sneller vooruitgaat.
En de octrooien dan? Hun intellectuele eigendom beperken de chipbedrijven tot innovaties die ze echt nodig hebben om hun producten te maken. De rest wordt gedeeld. Zo houden ze de mogelijkheid open om samen met concurrenten in onderzoek en ontwikkeling te investeren. Dat ‘coöperatieve’ kader is de motor geweest van de verbluffende vooruitgang van de voorbije decennia in de chipindustrie. Het resultaat: de smartphone in je broekzak, die ongeveer een miljoen keer krachtiger is dan de NASA-computer die in 1969 de eerste man op de maan zette. Stel je voor dat die impressionante innovatiekracht losgelaten wordt op de gezondheidseconomie.
Innovatie als dam tegen pandemieën
Een industrie verandert niet van de ene op de andere dag. Toch is het nodig. Experts waarschuwen dat we onvoldoende voorbereid zijn op toekomstige pandemieën. En met een verouderende populatie zal ook het aantal kankerpatiënten naar alle verwachting toenemen. We moeten de verdedigingslinie voor onze zorg dus versterken, en daarvoor is meer ruimte voor innovatie in de farmasector cruciaal. Hoe maken we die ruimte? Door investeringen in infrastructuur te splitten en interdisciplinaire partnerschappen op te zetten. Dat zullen niet alleen partnerschappen tussen farmabedrijven onderling zijn, maar ook tussen bijvoorbeeld de farma- en de techsector. Geavanceerde technologieën en chips die zijn ontwikkeld voor bijvoorbeeld telecommunicatie, kunnen zo hun weg vinden naar medische toepassingen.
We mogen best veel verwachten van die interdisciplinaire oplossingen. Kijk naar dé ster van de voorbije covid-pandemie: de mRNA-technologie die aan de basis ligt van de vaccins van BioNTech en Moderna. MRNA bevindt zich op het kruispunt van de digitale en de medische wereld: het is een korte code die een cel instructies geeft, bijvoorbeeld om een eiwit te produceren dat een immuunreactie opwekt. Zo’n mRNA-code samenstellen is een pak makkelijker, sneller en goedkoper dan cellen te maken, want het is geen levende materie. Op termijn maakt mRNA behandelingen op maat mogelijk, en geeft het ook een antwoord op zeldzame ziektes en efficiëntere behandelingen van ziektes als malaria, ebola en hiv.
Ook bij kanker is de hoop groot dat mRNA kan leiden tot gepersonaliseerde kankervaccins, op maat van de patiënt, die het persoonlijke afweersysteem van een patiënt kunnen trainen om op zeer gerichte wijze tumorcellen te vernietigen. Maar zo’n gepersonaliseerd kankervaccin moet dan wel snel en betaalbaar ontwikkeld kunnen worden. En daar zijn nog meer technologische doorbraken voor nodig.
De relevante expertise zit versnipperd over diverse domeinen: van nanotechnologie tot artificiële intelligentie, robotica, sensoren en microfluïdica. Het is een onbegonnen taak (en een reusachtig risico) voor één enkel bedrijf om alle kennis en infrastructuur zelf aan te kopen. De krachten bundelen naar het voorbeeld van de chipindustrie is niet alleen verstandig, het is ook noodzakelijk voor een toekomstbestendige farmasector, en een gezonde bevolking.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier