Waarom Israël het start-upland bij uitstek is
Informeel, agressief en direct: het zijn slechts enkele adjectieven die de Israëlische businessaanpak kenmerken. Dat leerde een delegatie van vijftig ondernemers die deelnamen aan een inspiratiereis van Voka Oost-Vlaanderen.
Zelfs in de betere hotels kan het behoorlijk fris zijn, als het buiten koud is en je dicht bij een raam zit. Isolatie is niet de sterkste kant van de Israëlische architecten. Belgen die in Tel Aviv wonen, aanvaarden vochtplekken als een fact of life. “Israëliërs zijn niet echt bezig met details”, schetst organisatieconsulente Osnat Lautman.
De natie is doordrongen van de ondernemersspirit. Het is niet erg om te falen, zolang je maar blijft proberen. Als Israëlische ondernemingen hun verhaal vertellen, gaan ze heel snel van het idee naar het product. De context schetsen, vertellen hoe het bedrijf is gegroeid en hoe de strategie is ontwikkeld, is er niet bij. Ze zijn direct en stappen snel over naar het verkooppraatje.
“Israëliërs zijn niet zozeer geïnteresseerd in het zoeken naar de win-win, wel in de WIIFM: what’s in it for me“, schetst Jacques Goldhar, een Belg die sinds zijn achttiende in Israël woont en werkt.
In short bij de CEO
Die cultuur heeft er mee voor gezorgd dat Israël is uitgegroeid tot het start-upland bij uitstek. Nergens ter wereld zijn er meer start-ups per hoofd van de bevolking. Een deel van de verklaring is gelegen in de legerdienst, die de Israëliërs waarden zoals durf, improvisatie en teambuilding bijbrengt, maar waar het er ook heel informeel toegaat. Dat zet zich door in het bedrijfsleven. Niemand kijkt op als een werknemer bij de CEO binnenstapt in T-shirt en short.
Lautman haalt er cijfers bij. Op een schaal van 0 tot 100 brengt ze de power distance in kaart, de aandacht die wordt gegeven aan de bevelen van de grote baas. De Filipijnen (92), Rusland (90) en China (80) scoren hoog, en ook België scoort met 65 bovengemiddeld. Het cijfer voor Israël bedraagt 13.
Behalve naar de dienstplicht wijst Lautman naar objectieve factoren die de Israëlische zakenmentaliteit en het start-upsucces verklaren: het land telt amper 9 miljoen inwoners en is omringd door landen die het land niet altijd goedgezind zijn. Dat maakt dat Israëlische bedrijven bijna gedwongen zijn dadelijk de internationale toer op te gaan, en de Verenigde Staten als een soort tweede thuismarkt beschouwen.
Het land is ook sterk in het aantrekken van talent. Heel wat Joden trekken op hun achttiende naar Israël om er te studeren en blijven er wonen. Maar het land trekt ook niet-Joden aan. Aan het Technion Instituut, een universiteit die al drie Nobelprijswinnaars heeft afgeleverd, werken ook Chinese, Duitse, Amerikaanse niet-Joden.
Gulle overheid
Bovendien is de overheid gul met middelen. Raphael Nejman, de COO van de incubator Terralab, legt uit dat de overheid 600.000 dollar bijlegt bij de eerste 100.000 dollar die Terralab investeert in een start-up. Die som wordt alleen terugbetaald als het bedrijf een succes wordt, door een deel van de winst te laten terugvloeien, of na een succesvolle exit.
Die gulle overheidsfinanciering trekt op zijn beurt internationale investeerders aan. Dat maakt het voor de Israëlische start-ups dan weer iets makkelijker om ook vervolginvesteringen aan te trekken. “Wij zijn slechts een deel van het incubatorprogramma”, weet Nejman. “Er lopen nog veel meer ondersteuningsprogramma’s, waarin nog meer geld ter beschikking wordt gesteld.”
Niet alle bedrijven worden een succes. Maar Israël functioneert een beetje zoals een fotograaf: als je tienduizend foto’s maakt, heb je meer kans dat er tien fantastische beelden bij zijn dan wanneer je er maar dertig maakt. Die tien succesverhalen trekken dan weer andere ondernemers aan, ook al omdat veel succesvolle ondernemers hun winsten herinvesteren in nieuwe bedrijven.
Zakendoen of niet
De Vlaamse bedrijfsleiders die aan de missie van Voka Oost-Vlaanderen deelnamen, kregen van Lautman de vraag om de Vlaamse ondernemingscultuur te beschrijven. Bescheiden, hardwerkend en innovatief waren enkele van de ordewoorden.
Israëlische ondernemers zetten vooral het informele, de risicobereidheid en de directheid voorop. Daarbij worden ze voor een stuk geholpen door hun taal. Het Bijbelse Hebreeuws telt slechts 7000 tot 8000 woorden, het moderne Hebreeuws misschien een paar duizend meer. Het Engels heeft er naar schatting 700.000. Het Hebreeuws heeft simpelweg geen woord voor ‘could’, zoals in “zouden we zaken kunnen doen?” Je doet zaken, of je doet het niet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier