Vandenbogaerde: ‘De voorbije maanden hebben we geregeld gevloekt en geruzied’
Schrijnwerkereij Vandenbogaerde uit Bredene bestaat al ruim 135 jaar. Twee jaar geleden nam de jongste generatie het roer over. “Vroeger was ik een van de werknemers. Nu ben ik de baas van mijn vader. Daar moet iedereen aan wennen”, zegt Robin Vandenbogaerde.
De 86-jarige Gerard Vandenbogaerde glundert wanneer zijn zoon Marc en kleinzoon Robin een rondleiding geven in het atelier van de schrijnwerkerij in Bredene. Die draagt al sinds 1882 hun familienaam. Zes werknemers maken er alle houten schrijnwerk: van ramen en deuren tot kasten en zelfs volledige interieurs. “Exact op deze plek ben ik geboren”, monkelt Gerard. Hij wijst een plaats aan in het werkatelier: vandaag staat er een machine, maar vroeger maakte het deel uit van de ouderlijke woning. Nog elke dag komt Gerard langs in de schrijnwerkerij, waar alle werknemers hem aanspreken met bompa. “Zodra het middag is en bompa nog niet is langsgeweest, krijg ik van iedereen de vraag of er iets aan de hand is. Ik vind dat wel mooi. En het zegt ook iets over ons bedrijf”, lacht Robin.
Schrijnwerker van in de wieg
Robin leidt op zijn dertigste nu zelf de schrijnwerkerij. Twee jaar geleden nam hij ze over van zijn vader. Daarmee is hij al de vijfde generatie in de schrijnwerkerij. “Van bij mijn geboorte zag de familie me als een nieuwe schrijnwerker die de familietraditie kon voortzetten. Toch heb ik nooit enige druk ervaren om die richting uit te gaan met mijn leven. Iets anders doen? Daar heb ik eenvoudigweg nooit bij stilgestaan. Als kind speelden mijn broers en ik altijd in het atelier. Als we iets deden, dan kwamen er altijd wel planken, hamers en nagels aan te pas”, lacht Robin.
De keuze voor houtbewerking als studie was een evidentie, de beslissing om te werken in zijn vaders bedrijf was dat veel minder. Robin: “Ik wou eerst elders ervaring opdoen. Ik wilde niet dat het leek alsof ik alles in mijn schoot geworpen kreeg. Net zoals mijn klasgenoten wilde ik solliciteren en worden aangenomen op basis van mijn competenties.”
Uiteindelijk liep het toch anders. “Ik begreep wel waarom Robin graag op een andere plek ervaring wilde opdoen”, zegt zijn vader Marc. “Op zich was dat ook een goed idee. Maar rond die periode zocht ik een nieuwe werknemer en we zijn niet het bedrijf dat iemand wegstuurt om plaats te maken voor iemand anders. Robin moest dus beslissen: meteen aan de slag gaan in het familiebedrijf of wachten tot er ooit weer een plaats moest worden ingevuld.” Robin koos voor het eerste en tot twee jaar geleden werkte hij als arbeider in het bedrijf van zijn vader. “Ik deed mijn werk, zonder me iets aan te trekken van de financiën of de administratie van het bedrijf. Mijn vader was de baas en dat was zijn werk. Uiteindelijk was ik een werknemer zoals alle andere”.
Overdonderd
Drie jaar geleden kreeg Robin voor het eerst de vraag of hij het familiebedrijf wilde overnemen. “Ik was 56 jaar en kampte stilaan met fysieke mankementen”, zegt Marc terwijl hij over zijn zere rug wrijft. “Het ging allemaal niet meer zo vlot als vroeger en ik wilde het wat kalmer aandoen. Het was logisch dat Robin het roer zou overnemen, hij was er inmiddels ook rijp voor”.
De vraag overdonderde Robin en het duurde bijna een jaar vooraleer hij de sprong waagde. “Als werknemer had ik een zorgeloos leven, terwijl een overname in één klap zowel een financieel risico als een grote verantwoordelijkheid met zich bracht. Ik besefte ook dat ik voor een overname zou moeten lenen en ik wist nog niet hoe ik dat financieel moest rondkrijgen. Ik voelde plots een hele grote druk op mijn schouders.”
De overnameplannen werden ook voorgelegd aan de broers en de zus van Robin. Marc: “We gingen met zijn allen rond de tafel zitten. Iedereen moest de kans krijgen om deel te nemen aan de overname”. Uiteindelijk pasten alle andere kinderen van het gezin Vandenbogaerde. Maxim, de ene broer van Robin, werkt als arbeider in de schrijnwerkerij, maar voelde geen noodzaak aan een leidende rol. De andere broer, Jonathan, (onderzoeker aan de Universiteit Gent) en diens zus Jennifer (begrafenisondernemer) wilden niet in het bedrijf stappen. “Die duidelijkheid was belangrijk voor mij”, zegt Robin. “Als ik jarenlang hard werk, moet het ook helemaal voor mezelf zijn.”
Groot struikelblok
De maanden erna spraken vader en zoon nog geregeld over een overname. Sommige twijfels werden weggenomen, terwijl gesprekken met de boekhouder, de banken en de notaris een overname concretiseerden. Robin: “Stap voor stap kreeg ik een beter zicht op wat er op mij afkwam en wat mij dat zou kosten. Dat stelde me toch al een beetje gerust. Maar naarmate alles concreter werd, verliepen de gesprekken met mijn vader niet altijd even gemakkelijk.”
Een groot struikelblok was de omvorming van de eenmanszaak tot een bvba. Marc: “Het was niet duidelijk wat dat voor mij inhield en hoe ik in die nieuwe onderneming zou functioneren”. In de bvba heeft Robin 90 procent van de aandelen en Marc 10 procent. “Daarmee wilden we vooral de bank geruststellen. Op mijn 28ste had ik nu eenmaal geen ervaring met het leiden van een zaak. Met mijn vader als aandeelhouder kon ik bij de bank gemakkelijker een lening krijgen.”
Er werd ook een bedrijfsrevisor aangesteld voor een waardeschatting van de onderneming, het klantenbestand en de machines. Marc: “Dat hielp bij het objectiveren van de overname. Ik wilde een correcte prijs krijgen, zonder dat ik uiteraard mijn zoon financieel het mes op de keel zou zetten. Hij moet ook zijn boterham kunnen verdienen. Het moest ook voor hem haalbaar zijn.”
‘Nog een beetje zoeken’
Sinds de overname zijn de rollen omgekeerd in het familiebedrijf. Robin leidt een bedrijf met zeven werknemers, onder wie zijn vader. Voor beide was dat een aanpassing, ook al hadden ze zich de maanden voor de overname al voorbereid op de nieuwe situatie. Robin werd geleidelijk aan meer betrokken bij de administratie, de klantencontacten en de offertes. Vandaag is dat helemaal zijn domein, terwijl Marc de gaten vult en dringende werfproblemen opvolgt. Marc: “Ik zoek nog naar mijn plaats. In tegenstelling tot vroeger weet ik niet langer alles over het orderboek. Daar heb ik het soms lastig mee”. Robin: “Ik merk dat wel, want hij vraagt vaak of er nog genoeg werk is en wat er allemaal nog moet gebeuren. Het is nog een beetje zoeken”.
De voorbije maanden liep het ook even fout. Marc: “Ik beloofde aan klanten om werken uit te voeren, terwijl Robin voor dezelfde periode net hetzelfde deed bij andere klanten. Daardoor hadden we onszelf opgezadeld met een heleboel dubbele boekingen, waardoor het nu niet gemakkelijk is om al onze beloften waar te maken. Dat wringt wel”.
Daarom beslisten vader en zoon dat ook de werkplanning voortaan het exclusieve domein van Robin zou zijn. Robin: “Het is frustrerend als je de hele dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat bezig bent met lopende zaken, zonder dat je nog tijd hebt om dingen te veranderen. Daardoor gaat alles me te traag. Toegeven, de voorbije maanden hebben we geregeld gevloekt en geruzied. Dat moet ook kunnen.”
Tegelijkertijd wordt alles ook snel weer uitgepraat. Marc: “Als Robin ‘s avonds naar huis gaat, dan zorgen we ervoor dat er toch uitzicht is op een oplossing. Voor mij is dat belangrijk: ik wil het gevoel hebben dat we eruit geraken. Anders blijft dat toch maar door mijn hoofd malen”.
Twee keikoppen
Ook voor Robins jongere broer Maxim waren de voorbije twee jaar een aanpassing. Robin: “Maxim heeft het soms lastig met het gezag van zijn oudere broer. Het helpt natuurlijk niet dat we allebei keikoppen zijn. Meestal wil ik hem gewoon helpen en behoeden voor sommige fouten. Dat wil hij vaak niet aanvaarden van zijn oudere broer. Dan kan het serieus kletteren. Maar daar kan ik zelf wel mee omgaan. Tijdens de werkdag is hij voor mij een van de zes arbeiders, maar aan het einde van de dag is hij weer mijn broer. Dat onderscheid kan ik wel maken.”
Ondanks het zoeken naar een nieuw evenwicht is Marc blij dat hij het roer van het familiebedrijf uit handen heeft gegeven. “Ik moet me geen zorgen meer maken over de financiën. Dat gaf me altijd veel stress en ik ben blij dat ik daar vanaf ben. Bovendien voelt het goed dat het bedrijf al in handen is van de vijfde generatie. Hoeveel bedrijven kunnen dat zeggen?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier