Regisseur Kenneth Mercken en producent Koen Mortier: ‘De bioscoopfilm is vrijwel dood’
De Vlaamse film Coureur komt op 13 maart in de zalen. Regisseur Kenneth Mercken en producent Koen Mortier onderzoeken of de prent ook een internationale toekomst heeft. “In China zullen we met een dopingverhaal niet in de bioscoop geraken.”
Het moest een coureur zijn. Daar waren regisseur Kenneth Mercken en producent Koen Mortier (CZAR) het snel over eens. Als je je film Coureur noemt, moet je hoofdpersonage de juiste houding op de fiets hebben en weten wat een leven in het wielrennen betekent. Mortier had het al gemerkt tijdens het draaien van Engel, de film die hij baseerde op het levenseinde van Frank Vandenbroucke. Mercken, ooit zelf een beloftevol wielrenner, wist dan weer perfect hoe hij het dopingverhaal van Coureur in beeld wilde brengen. Hij haalde de inspiratie dan ook in zijn eigen leven. “Al hebben we ook enkele acteurs een kans gegeven om zich te bewijzen voor de rol”, vertelt Mercken. “Ik heb hen op de fietsrollen gezet en hen tot het uiterste laten gaan. Een van hen ging zo diep dat hij van de fiets viel, recht in mijn armen.”
Als Kinepolis niet in je verhaal meestapt, kun je het hoe dan ook vergeten” – Koen Mortier
Zegt dat ook iets over uw managementstijl op de set?
KENNETH MERCKEN.“Ik vind het vooral belangrijk dat je probeert het beste uit iedereen te halen en dat je naar iedereen luistert. Ik ben dus niet iemand die furieus wordt op de set. Misschien zijn er anderen… ( kijkt lachend naar Mortier). Al is je stijl wel veranderd, hè?”
KOEN MORTIER. “Ik was vroeger inderdaad wat vuriger. Zo kon ik er niet tegen dat een acteur zich niet goed had voorbereid. Nu houd ik me meer in, want acteurs zijn kwetsbare wezens. Je moet goed opletten wat je met hen doet, want uiteindelijk bepalen zij de uitstraling van je film. Ook de rest van de ploeg bepaalt je film mee. Als je met iemand van hen ruzie maakt, weet je dat het bij die afdeling om zeep is.”
MERCKEN.“Ik heb tijdens het draaien van Coureur vooral geleerd dat ik net meer de leiding moet nemen. Daarvoor liet ik alles maar gebeuren. Een filmploeg moet voelen dat je weet wat je wilt en waar je naartoe gaat.”
MORTIER. “Als je als regisseur afwacht, staat de hele ploeg af te wachten. Dan kruipt de twijfel erin. Soms zelfs zo erg dat een ploeg onbewust beslist zich gewoon nog te amuseren, omdat de film er voor hen niet meer toe doet.”
MERCKEN.“Je bent als regisseur bezig met dat soort psychologische spanningen, want die zijn er altijd. Ik probeer daarom altijd direct te communiceren en er zo snel mogelijk bij te zijn. Anders kiest een ploeg voordat je het weet een andere kant dan de regisseur. Bij Coureur geloofde iedereen gelukkig wel in dezelfde visie.”
Waarom werd de lancering van de film een volledig jaar uitgesteld?
MERCKEN.“We werkten langer aan de montage dan gepland, maar vooral de timing van de festivals zat niet mee.”
MORTIER. “Dan kun je beter het volgende festival afwachten. We zaten bijvoorbeeld bijna in Cannes, maar we hadden de pech dat Girl ongeveer op hetzelfde moment zou uitkomen. Die film werd zo naar het plafond getrokken dat we beseften dat we daar niet tegenin konden gaan. Niet alleen hier, maar overal. Echt zot. Ik denk dat Coureur ook daarom niet in Cannes is geraakt. Twee Vlaamse debuutfilms, dat was misschien te veel. Dat soort toevalligheden zijn wel heel belangrijk voor de carrière van een film.”
MERCKEN.“Je krijgt dan een e-mail dat je op de shortlist van Cannes staat, en dan val je plots nog af. Dat hangt ook een beetje af van gelobby en contacten tussen mensen. Heel frustrerend.”
MORTIER. “Dus hebben we maar meteen het volgende koersseizoen afgewacht voor de lancering.”
Zijn wielerfans bioscoopbezoekers?
MORTIER. “Het is misschien niet het soort volk dat vaak naar de cinema gaat, maar het voordeel is dat we een breder publiek kunnen bereiken, omdat Coureur ook wordt gedraaid in Kinepolis. Als Kinepolis niet in je verhaal meestapt, kun je het hoe dan ook vergeten. Zij bepalen de cijfers. Eén dag bij Kinepolis is gelijk aan een week arthousecinema’s. Alleen weet je pas twee of drie maanden voordat je film uitkomt of die ook in Kinepolis wordt gedraaid. In Nederland is dat anders. Daar ligt het bioscoopbezoek voor arthousefilms veel hoger. Ze hebben daar ook veel filmzaaltjes met leuke cafeetjes en zelfs restaurantjes. Dat ontbreekt hier. Daar zijn vele redenen voor, onder andere omdat het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) veeleer inzet op vernieuwingen in culturele centra.”
Ik krijg veel aanvragen om wielerspotjes te maken. Dat is nu mijn specialiteit” – Kenneth Mercken
MERCKEN.“Het bioscoopaanbod buiten de steden is ook klein. Die arthousefilms raken niet in de kleinere regio’s. Behalve misschien in de culturele centra, inderdaad. Daar komt toch volk naartoe, zoals bij Engel?”
MORTIER. “Ja, maar ook dat is geen cinemavolk. Dat zijn de mensen van het dorp, vaak een beetje oudere mensen, die nooit de weg naar de cinema zouden vinden. Dat is een ander publiek dan je vroeger met je films zou hebben bereikt. Het is ook niet het publiek dat je voor ogen had. Het publiek dat je wel voor ogen had, ik vraag me af waar het is. Als je naar arthousezalen gaat, die zitten niet vol.”
Misschien moeten jullie dan maar een ander publiek voor ogen houden?
MORTIER. “Als je het Kinepolis-publiek voor ogen houdt, wat moet je dan nog maken? Vergelijk het met jouw vak. Je kunt schrijven voor Trends of je kunt schrijven voor Story ( lacht). Dat is bij regisseurs ook zo.”
MERCKEN.“Je moet tijdens het draaien natuurlijk wel denken aan wie je publiek kan zijn, maar je probeert je daar toch niet door te laten afleiden. Het is trouwens niet zo makkelijk in te schatten of een film zijn publiek gaat bereiken. Je moet daar dus niet krampachtig mee bezig zijn. Kijk naar de film Home van Fien Troch. Het is zot dat die zo weinig kijkers heeft bereikt.”
MORTIER. “Terwijl het een fantastische film is die meermaals is bekroond. Maar los van de bekroningen word je er hier op afgerekend dat je een arthousefilm hebt gemaakt die geen groot publiek heeft bereikt. Dat zie je vaak. Er zijn maar heel weinig festivalfilms die hun publiek bereiken.”
Als er maar voldoende geld is om acht Vlaamse films per jaar te steunen, is het dan niet logisch dat je wordt afgerekend op het publiek dat je bereikt?
MERCKEN.“Dat zou logisch zijn als je economische subsidies krijgt, maar het gaat hier om culturele subsidies.”
MORTIER. “Ik heb weleens scenariobegeleiding gevolgd om te onderzoeken of ik mijn doelpubliek beter kon bereiken. Wat opviel, was dat de andere Europese filmmakers die daar samen met mij een week of twee aan hun script hadden gewerkt ook geen groot publiek bereikten.
“Eigenlijk zoek je als filmmaker vooral naar goede respons. Terwijl die ook slecht kan zijn voor je project, maar dat besef je niet. Dat herken ik bij mezelf. Kritiek is het moeilijkste om te slikken. En iedereen heeft wel opmerkingen, elke commissie. En daarna geven de mensen van de salesafdeling hun visie, die meestal nog eens de tegenovergestelde is. Aan het einde denk je: wat ga ik eigenlijk nog verfilmen?”
MERCKEN.“Al kunnen filmmakers hier nog onafhankelijker werken dan in Nederland, waar de televisienetwerken bijvoorbeeld tijdens de montage komen kijken en zeggen wat er uit de film moet.”
MORTIER. “Dat gaat hier ook nog wel gebeuren, hoor. In de Verenigde Staten is dat nog veel extremer. Toen ik aan een Amerikaans project werkte, kreeg ik bijvoorbeeld te horen dat het budget met een miljoen dollar werd verhoogd als ik de hoofdrol aan die bepaalde Indiase acteur gaf. Absurd.”
Wacht Coureur nu toch ook een internationale carrière?
MORTIER. “Italië kan belangrijk worden voor Coureur, omdat veel scenes daar zijn gedraaid. Van daaruit kijken we stap voor stap verder. De Chinese markt halen we niet, want de film gaat over doping en in China gebruiken ze geen doping, hè ( grijnst). Als er zwarte Afrikanen in meespelen, ligt dat bijvoorbeeld ook moeilijk. Verder is China een belangrijke groeimarkt. De Amerikaanse studio’s mikken daarop, want als één op de duizend Chinezen een ticket koopt, is het al bingo. In Hollywood passen ze hun scenario’s daarom al aan aan China. Zo werken wij niet. Wij maken gewoon auteurscinema.”
MERCKEN.“Dat Coureur niet in het Engels is, beperkt natuurlijk ook het afzetgebied. Ik denk daar wel over na, maar je kunt je er tijdens het schrijven van een film ook niet door laten limiteren.”
MORTIER. “Eigenlijk zou je inderdaad een film moeten maken los van al die dingen, maar de wereld is veranderd. Dat werd laatst weer grappig duidelijk tijdens een evenement van het British Film Institute in Berlijn. Aan de bar stond een jonge gast. Hij vertegenwoordigde Netflix en hoefde niets anders te doen dan rustig af te wachten met een brede lach op zijn gezicht. Alle genodigden kwamen knikkend en gatlikkend naar hem toe, want hij is de belangrijke speler. Iedereen wil door Netflix worden opgepikt.”
Jullie ook?
MORTIER. “Iedereen. Het platform biedt meteen genoeg geld, waardoor je zeker bent dat je uit de kosten bent en de film waarschijnlijk door een hoop mensen gezien wordt. Dat is een voordeel, maar natuurlijk ook een beperking. Want wij maken films die eigenlijk in bioscoopzalen gedraaid moeten worden. Door de komst van Netflix en andere platformen is de bioscoopfilm dus vrijwel dood.”
Waarom maakt iemand in deze tijden dan toch nog een debuutfilm?
MERCKEN.“Het moet een roeping zijn. Het verhaal van Coureur was echt iets dat ik moest baren. Maar ik heb vaak gedacht: mocht het onderwerp niet zo dicht aanleunen bij mijn eigen verhaal, dan was dit heel lastig geweest.”
Is het regisseren van reclamespots dan een manier om de balans in evenwicht te houden?
MERCKEN.“Koen draait veel meer reclamespots dan ik, maar voor mij is de combinatie zeker handig om te kunnen overleven. Je ziet de reclamemarkt wel veranderen. Er worden veel minder risico’s genomen. Toen ik een paar jaar geleden in de reclamewereld begon, was er nog veel meer vrijheid.”
MORTIER. “Tien tot twaalf jaar geleden werd gezegd dat reclame voorbij was. Toen mocht je plots kortfilms van een kwartier maken over een merk. Nu moet je spot kort genoeg zijn om voor een filmpje op YouTube af te spelen. In de eerste vijf seconden moet al iets gebeuren. In Amerika maken wel nog veel filmregisseurs reclamespots, maar hier wordt erop neergekeken.”
MERCKEN.“De film- en de reclamewereld zijn ook compleet gescheiden. In de reclamesector zijn ze niet onder de indruk van je fictiewerk. Ze kijken puur naar het product dat moet worden verkocht. Zit dat niet op jouw spoor, dan vragen ze iemand anders. Ik krijg bijvoorbeeld veel aanvragen om wielerspotjes te maken. Dat is nu mijn specialiteit” ( lacht).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier