Proximus komt goedkoop weg met concurrentievervalsing
Proximus schikt de rechtszaak over het vermeende misbruik van zijn dominante positie in de periode 1999-2004. Het betaalt 66 miljoen euro aan Base Company en 54 miljoen euro aan Mobistar. Een koopje.
Proximus zat sinds 26 februari juridisch in de knel. Toen besloot het hof van beroep dat de nationale operator in de periode 1999-2004 zijn machtspositie op de mobiele markt misbruikte door bedrijfsklanten extra lage tarieven toe te kennen voor on-net-bellen – telefoontjes die enkel over het netwerk van Proximus lopen.
De operatoren krijgen een vergoeding als hun klanten vanaf een ander netwerk worden gebeld. Dat heet een afwikkelings- of terminatievergoeding. De operator van de uitgaande oproep heeft in principe geen greep op de hoogte van die vergoeding. Dat leidde in het verleden tot zeer hoge afwikkelingstarieven.
Te slimme strategie
Zolang de telefoontjes over hun eigen netwerk lopen, stromen er geen facturen voor afwikkelingskosten binnen en vloeit er geen cash uit het bedrijf. Dat voordeel kunnen de operatoren dan in theorie doorschuiven aan hun klanten. Zo konden grote bedrijfsklanten van Proximus in juni 2003 tegen 10,8 cent per minuut met elkaar bellen. Alleen al aan afwikkelingskosten moest Base gemiddeld 15,4 cent per minuut betalen aan Proximus als Base-klanten naar Proximus-gebruikers belden. Proximus zoog op die manier klanten aan die goedkoop met elkaar wilden bellen.
Van dat krachtige clubeffect konden Base en Mobistar alleen maar dromen. Zij leden verlies en waren structureel in het nadeel, omdat ze respectievelijk twee en vijf jaar na Proximus op de markt waren gekomen en aanzienlijk minder gebruikers hadden. Proximus had in juni 2003 meer dan 60 procent van de mobiele bellers in België.
Wat een slimme commerciële politiek was voor Proximus, was dus ook een efficiënt wapen tegen de concurrentie. Te efficiënt, vond de rechtbank in februari. Ze signaleerde onder meer dat de invoering van de lage on-net-tarieven samenviel met de instap van Mobistar in de markt. “Proximus betwist niet dat zijn tariefpolitiek voor on-net-oproepen de hoeksteen was van zijn commerciële strategie”, stelde de rechtbank vast.
Verkopen met verlies
Komt daarbij dat de afwikkelingsvergoedingen, zodra ze gereguleerd zijn, verondersteld worden de echte kosten van een dominante operator te weerspiegelen. In de praktijk gaan experts ervan uit dat de kosten voor het opzetten en het afwikkelen van een oproep grosso modo elkaars spiegelbeeld zijn. De rechtbank accepteerde die vuistregel en meteen zat Proximus in de problemen.
Als de afwikkelingskosten reëel zijn en eigenlijk de helft van je netwerkkosten uitmaken, kun je ze niet ‘vergeten’ om grote klanten met lage prijzen te binden. Dan verkoop je met verlies. Zo’n praktijk kan alleen bedoeld zijn om de concurrentie te elimineren of concurrenten te verhinderen op de markt te komen, oordeelde de rechtbank.
Omdat Proximus weigerde tegensprekelijk inzage te geven in zijn kosten, moest een nieuw expertpanel uitsluitsel geven over de vraag of de telecomgroep daadwerkelijk met verlies verkocht. Het moest in maart 2016 rapporteren. Pas dan zou de rechtbank uitspraak doen. De toon van het arrest liet uitschijnen dat het verdict niet in het voordeel van Proximus zou zijn.
Afgewezen over de hele lijn
De rechtbank nam ook geen vrede met de argumentatie dat Base en Mobistar al waren gecompenseerd voor hun structurele handicaps op de markt. De Belgische telecomregulator was zich er in 1999, bij de lancering van Base, inderdaad van bewust dat de nieuwkomers kansloos waren zonder extra hulp. In 2000 benoemde hij Proximus tot de dominante operator en in 2001 dwong hij Proximus zijn afwikkelingstarieven met 21 procent te verlagen. Mobistar en Base mochten hun hoge niveau handhaven. Tot dan toe waren de afwikkelingstarieven echter gelijk, gemiddeld 19,82 cent per minuut, volgens cijfers van Base. Daarmee had Proximus dus al vier jaar langer geprofiteerd van de hoge afwikkelingsvergoedingen dan Mobistar en een jaar langer dan Base.
Vanaf 2002 begonnen de afwikkelingstarieven aanzienlijk uiteen te lopen. De piek was in 2005. Afwikkelen naar Mobistar was toen een kwart duurder dan naar Proximus. Naar Base was het verschil meer dan de helft. In absolute cijfers zijn dat forse getallen. In 2005 kostte afwikkelen naar Base 19,1 cent per minuut, naar Proximus 12,5 cent.
Maar volgens Base waren die grote verschillen nog lang niet voldoende om de achterstand in abonnees en belstromen te compenseren. Afwikkelingsvergoedingen brachten Proximus tussen 1994 en eind 2005 ongeveer 2,6 miljard op, berekende Base. Dat was volgens het bedrijf twee keer de kostprijs van het Proximus-netwerk. Mobistar zat tegen dan bijna aan 1,7 miljard opbrengsten en Base had niet meer dan 600 miljoen, ver onder de 1,3 miljard euro die volgens Base nodig was om een netwerk te bouwen.
De rechtbank volgde de stelling dat de compensatie via de ongelijke afwikkelingsvergoedingen onvoldoende was, zeker in de periode waarover de rechtszaak gaat (voor Mobistar werd die uitgebreid tot 31 december 2005). Het beste bewijs volgens haar was dat de toezichthouder BIPT de ongelijke afwikkelingsvergoedingen pas vanaf 2010 begon af te bouwen, precies omdat tot dan het structurele voordeel van Proximus onmiskenbaar was.
Een cadeau voor Proximus
In eerste aanleg vroeg Base in zijn laatste conclusies 988 miljoen aan schadevergoedingen en intresten. Mobistar vroeg in beroep provisoir 484 miljoen plus intresten. Experts die waren aangeduid door de rechtbank (en nadien succesvol werden gewraakt door Proximus), schatten de schade voor Base en Mobistar op een gegeven moment op 1,8 miljard euro. Daarmee vergeleken is de 120 miljoen die Proximus betaalt – zonder schuld te erkennen – een bescheiden bedrag, zeker omdat met de schikking ook “een reeks van andere hiermee gerelateerde en gelijkaardige rechtszaken” wordt opgedoekt.
“Ik zou nooit voor 120 miljoen gesetteld hebben. De situatie voor Mobistar en Base zag er juridisch heel goed uit”, zegt een voormalige raadgever van een van de partijen, die kennis uit de eerste hand heeft over de zaak. “In telecom is 120 miljoen niet veel geld. Daar praat je in zo’n geval gemakkelijk over een paar honderden miljoenen.” Ook andere telecominsiders vinden dat Proximus goed wegkomt. Voor Proximus valt nu een grote factor van onzekerheid weg. Het aandeel steeg lichtjes.
Geen van de betrokken partijen wilde commentaar geven. De rechtszaak was uitgesloten van de voorgestelde overname van Base Company door Telenet. Daarom krijgt KPN “het merendeel van de opbrengsten van de schikking met Base”, meldt de Nederlandse operator op zijn website.
Een van de ironieën van de rechtszaak is dat Base zich al heel snel ging toespitsen op prepaidklanten, die zelf weinig belden, maar wel werden gebeld, wat de opbrengsten uit afwikkelingsvergoedingen opdreef. Base bleef ondertussen helemaal weg van de bedrijvenmarkt, waarover ze de rechtszaak inspande. De schikking omvat nog een hoop modaliteiten die “vertrouwelijk” worden genoemd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier