Over fossiele brandstoffen: ‘Nulemissie is niet genoeg, het is de weg ernaartoe die telt’
Terwijl de ene onderneming zich afkeert van fossiele brandstoffen, ruikt de andere een kans.
Onder druk van investeerders en activisten gooien enkele van de grootste olie- en gasbedrijven voor miljarden dollars activa in de etalage. Dat gaat niet onopgemerkt voorbij bij mensen als Brian Gilvary, het hoofd van Ineos Energy. Terwijl veel energiebedrijven overschakelen van olie op gas en andere technologieën die minder CO2 uitstoten, koopt Ineos de afgestoten afdelingen op. In maart kondigde de Britse energiespeler aan dat het de olie- en gasactiva van het Deense Hess Corporation zou overnemen voor 150 miljoen dollar. Dat de Deense regering van plan is de olieproductie tegen 2050 stop te zetten, deert Gilvary niet. Hij is klaar om opnieuw toe te slaan en kijkt nu uit naar miljardendeals.
De energieconsultant Wood Mackenzi zegt dat in de sector voor meer dan 140 miljard dollar aan activiteiten te koop staan. Die uitverkoop gaat samen met toenemende speculatie over zogenoemde stranded assets, grote olie- en gasreserves die nooit geëxploiteerd zullen worden als de wereld de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs wil halen. Toch zijn er kandidaat-kopers, wat erop wijst dat de druk die nu op de olie-industrie wordt gezet wel eens onverwachte gevolgen zou kunnen hebben. De activisten en overheden die ijveren voor minder fossiele brandstoffen geloven dat hun acties zullen resulteren in minder investeringen en productie in de sector. Maar op korte termijn kan de productie verschuiven naar ondernemingen die minder gecontroleerd worden. “Voor een major is activiteiten verkopen de snelste manier om zijn uitstoot te beperken en de klimaatdoelen te halen”, zegt Biraj Borkhataria van RBC Capital Markets. “Maar voor het klimaat verandert dat niets. Je verschuift gewoon uitstoot van het ene naar het andere bedrijf.”
Instroom van kapitaal
De druk op de majors is de jongste maanden aanzienlijk gestegen. De olie- en gasindustrie is verantwoordelijk voor 42 procent van de uitstoot van broeikasgassen, volgens McKinsey. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) riep in mei op alle investeringen in nieuwe olie- en gasprojecten stop te zetten, als de wereld tegen 2050 naar een nuluitstoot wil gaan. Dat heeft investeerders munitie gegeven om de plannen van oliebedrijven aan te pakken. Nu een Nederlandse rechtbank Shell dwingt om veel sneller dan het had gepland werk te maken van de vermindering van zijn CO2-uitstoot, denken managers in de sector bovendien twee keer na over hun plannen.
“Nulemissie is niet genoeg, het is de weg ernaartoe die telt”, zegt Mike Coffin, een analist van de denktank Carbon Tracker. “De bedrijven moeten tonen dat hun investeringsbeslissingen in lijn liggen met het klimaatakkoord van Parijs en dat ze niet alleen maar proberen af te komen van activiteiten die door de energietransitie minder interessant geworden zijn.”
Maar, zoals gezegd, waar de majors zich terugtrekken, betreden anderen het toneel. De jongste jaren is er een instroom van privékapitaal geweest in de olievelden in de Britse Noordzee ( zie tabel hieronder). In Azië namen lokale spelers de fakkel over van buitenlandse ondernemingen. De staatsoliebedrijven ruiken kansen in het Midden-Oosten. Hun interesse is mee gewekt door de hoge olieprijs, die is gestegen naar meer dan 75 dollar per vat.
Toch is het niet altijd makkelijk om kopers te vinden. “Het aanbod is groter dan de vraag, vooral voor de grotere deals”, zegt Greig Aitken van Wood Mackenzie. De verkopende ondernemingen moeten vaak toegeven op de prijs, omdat ze een voorkeur hebben voor deals in cash, om er hun schulden mee af te bouwen en hun investeringen in milieuvriendelijkere technologieën te financieren.
Staatsbedrijven domineren
Sommigen argumenteren dat de oliemajors onterecht geviseerd worden. “We leggen druk op een kleine groep ondernemingen, maar die is geen weerspiegeling van het energiesysteem”, zegt Angela Wilkinson, het hoofd van de World Energy Council. De portefeuilles van de majors omvatten maar 12 procent van de olie- en gasreserves, 15 procent van de productie en 10 procent van de uitstoot door de industrie, zegt het IEA.
De staatsoliebedrijven domineren de sector. Slechts een handvol van die staatsbedrijven, zoals PetroChina en Petronas in Maleisië, heeft al ambities om naar een nuluitstoot te gaan. De andere zijn minder ambitieus, of weigeren zelfs doelstellingen te formuleren over hun uitstoot, zoals het Russische Gazprom. Veel producerende landen zien de shift van de majors als een kans om hun marktaandeel te vergroten. Saudi-Arabië maakte al bekend dat het zijn productiecapaciteit wil uitbreiden van 12 naar 13 miljoen vaten per dag.
De vraag blijft groot
De majors staan onder druk om de shift te maken op een moment dat de vraag naar fossiele brandstoffen nog groot is. Zelfs het IEA geeft toe dat de wereld nog voor decennia olie en gas nodig zal hebben, voor de producenten van hernieuwbare energie zover zijn dat ze de fakkel kunnen overnemen.
Toch blijven veel activisten geloven dat de oliemajors blijvend onder druk moeten worden gezet, omdat het zal leiden tot minder investeringen in olie- en gasproductie. “De verkoop van olie- en gasactiva kan de energietransitie versnellen voor zover die een afspiegeling is van de beslissingen van olie- en gasbedrijven om kapitaal te verschuiven naar schone energietechnologieën, en zo te helpen de kosten te drukken en het gebruik van die technologieën uit te breiden”, aldus Jason Bordoff, die aan het hoofd staat van de Climate School en het Center on Global Energy Policy van Columbia University. “Maar de verkoop van een olieveld vermindert de emissies niet als de vraag ongewijzigd blijft. Om de klimaatdoelstellingen te halen, moet de vraag naar olie sterk dalen.”
Trends brengt iedere week het beste uit de toonaangevende financieel-economische media in Europa.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier