Murielle Scherre (la fille d’O): ‘We zijn het Bokrijk van de mode-industrie’

Murielle Scherre: "Door te vingerwijzen, verliezen we veel potentieel." © Jonas Lampens
Sarah Vandoorne Freelancejournalist

Duurzaam ondernemen in België is niet vanzelfsprekend, en toch doet de lingerieontwerper Murielle Scherre het met la fille d’O al ruim twintig jaar. Winst levert het haar niet op. “Het alternatief is stoppen, maar ik wil geen lingerie van een ander merk dragen.”

In twintig jaar tijd heeft Murielle Scherre ruim 400 beha’s ontworpen. “Als je kijkt naar de mode-industrie, klinkt dat misschien als niet veel”, zegt de oprichter van het lingeriemerk la fille d’O. “Maar in de lingerie hebben veel merken slechts drie modellen die ze elk jaar in een nieuwe kleur of print steken. La fille d’O werkt heel hard aan innovatie en heeft bijvoorbeeld ook beha’s voor wie een borstamputatie liet uitvoeren.”

Scherre tekent de patronen steeds met de hand uit. Haar gedachten meteen digitaal vertalen, is niet vanzelfsprekend: “De klassieke computersystemen zijn daarvoor te rechtlijnig. Je kunt veel fijner ontwerpen door op papier te beginnen.” Wat volgt noemt ze “tovenarij”. “Je vertaalt een gedachte naar een wit blad, naar een computer, naar een stof, naar een kneedbaar, asymmetrisch lichaam.”

Juiste pasvorm

Om dat te kunnen, rekent ze op een ecosysteem aan gelijkgestemde ondernemingen. Ver wilde ze die niet zoeken. Van in het prille begin van la fille d’O, dat 22 jaar bestaat, wou Scherre zo duurzaam mogelijk produceren. Dat betekent dat ze zo dicht mogelijk bij haar woonst in de rand van Gent – momenteel verbouwt ze een huis in Oostende – wilde blijven. Ze werkt samen met bedrijven in Deinze, Wevelgem en Kemmel (zie kader Het ecosysteem van la fille d’O). “Tijdens corona was alles potdicht, de IKEA-rekken waren leeg. Maar aangezien ik binnen een straal van 50 kilometer werk, kon mijn productie gewoon blijven draaien.”

In Deinze, bij de patroontekenaar Gradacom, worden Scherres papieren gedachten gedigitaliseerd en in maten gegradeerd, zodat mensen steeds de juiste pasvorm vinden. Al heeft Scherre op dat laatste iets gevonden: “Onze beha’s kunnen 15 centimeter worden ingenomen. Als je lichaam verandert, heb je dus niet per se een nieuwe beha nodig.”

Oorspronkelijk kocht Scherre ook haar stoffen bij een ander bedrijf in Deinze, maar die samenwerking is onlangs stopgezet. Nu haalt ze die uit Italië. De fournituren – accessoires zoals rekkers – en behabeugels komen respectievelijk uit Duitsland en Frankrijk. “Het zijn bijna allemaal familiebedrijven, met onze ethiek zitten we op dezelfde golflengte”, zegt ze.
De samenwerking met het West-Vlaamse confectiebedrijf Celesta noemt Scherre haar langste relatie. “Ik ben al 22 jaar samen met die man. En met zijn vrouw natuurlijk ook”, lacht ze. In het hoofdkantoor in Wevelgem worden de stoffen gesneden op lange tafels en de patronen gemaakt. Vervolgens gebeurt de productie in een kleiner atelier in Kemmel, bij Ieper. Vroeger werkten er vijftig stiksters, toen grotere lingeriefabrikanten zoals Van de Velde nog in België produceerden. “Nu zijn er maar drie meer over, en ze zijn bijna pensioengerechtigd”, zegt Scherre. Ze noemt hen “de kernfysici van de lingerie”.

‘Onze beha’s kunnen 15 centimeter worden ingenomen. Als je lichaam verandert, heb je dus niet per se een nieuwe beha nodig’

Vol eerbied spreekt Scherre over hun kennis en kunde. Lingerie is een vak apart, elk van de vrouwen is een specialist in een bepaalde handeling of machine. Scherre vergelijkt het met de film Edward Scissorhands: “Het slechtste wat je kunt doen, is hen een nieuwe machine geven, zo hard zijn ze vergroeid met de machines die er staan.” Dat kunnen we ons bijna niet meer voorstellen, zegt ze erbij. “Onze generaties willen elke maand een nieuw lief, zij doen al dertig jaar dezelfde job.”

Koop Belgisch

Tegelijk toont het de fragiliteit van Scherres ecosysteem. In België verdwijnt de textielindustrie. Dat proces is al jaren aan de gang, door de verhuizing van kledingmerken. En ook in mode-opleidingen wordt er te weinig op gefocust. Meer zelfs, we kijken neer op technische kennis, oppert Scherre.

“De ironie is dat onze maatschappij vandaag overgedocumenteerd is, maar als je wasbak verstopt zit, dan maakt het niet uit dat je een doctoraat over wasbakken geschreven hebt – je gaat hem niet zelf kunnen repareren”, stelt Scherre. “Daar heb je een vakmens voor nodig.” Als de drie stiksters ermee ophouden in Kemmel, vreest ze, verdwijnt ook hun kennis. “Mijn bedrijf is het Bokrijk van de mode-industrie.” Op termijn hoopt Scherre nieuwe arbeidskrachten op te leiden en misschien zelfs het textielatelier te kunnen overnemen. “Dat lijkt me het beste scenario, maar zo ver zijn we nog niet.”

Ondernemen in textiel in België is niet vanzelfsprekend, bewijst Scherres verhaal. Een campagne als ‘Ik koop Belgisch’, die uitgaat van Flanders DC, vindt Scherre dan ook wat zuur. “Ik ben de enige die hier nog produceert. Natuurlijk snap ik dat je geen campagne kunt opzetten rond één bedrijf. En het geld blijft in België, is het idee.” Ze roept consumenten op om twee keer na te denken bij een label als ‘Designed in Belgium’. Want dat een kledingstuk ergens ontworpen wordt, zegt niks over waar de productie plaatsvindt.

Bankrekening

Tot voor kort stond duurzaamheid bijzonder hoog op de politieke agenda in België. De Senaat nodigde Scherre in juni 2023 zelfs uit voor een hoorzitting over faire mode. Er werd een voorstel uitgeschreven ‘voor een ethische en duurzame textielnijverheid, die de mensenrechten en het milieu eerbiedigt’. Scherre gaf een presentatie over haar werkwijze, en werd bevraagd over het herwaarderen van ambachten. Is er nadien iets veranderd?, vragen we. “Wat denk je zelf?”

In Europa staat de duurzaamheidswetgeving op de helling. De verplichte rapportage en de zorgplicht werden afgezwakt en sinds eind juni staat ook de Green Claims-richtlijn, die een eind zou maken aan greenwashing, on hold. Scherre ziet het met lede ogen aan: “Ik laat hen doen en ga gewoon door, vele mijlen hoger dan de lage lat aan normen en wetten.” Ondanks de lof die ze krijgt, ziet de ontwerper het nog niet snel gebeuren dat andere Belgische bedrijven haar voorbeeld volgen: “Niemand wil mijn bankrekening”, zegt ze onomwonden.
La fille d’O is al 22 jaar niet winstgevend, geeft Scherre toe. Daarvoor zijn de kosten te hoog. Haar loonkosten bedragen meer dan 50 procent, dat wenst ze geen enkel bedrijf toe. Iedereen wordt fair betaald, benadrukt ze, maar wel tegen minimumlonen. “Het alternatief is stoppen, maar dat zie ik niet zitten”, zegt ze. “Ik wil geen lingerie van een ander merk dragen, en mijn klanten evenmin. Ziedaar mijn drijfveer.”

‘Ik laat Europa doen en ga gewoon door, vele mijlen hoger dan de lage lat aan normen en wetten’

Scherre bekijkt af en toe de subsidies die het innovatieagentschap Vlaio uitschrijft, maar heeft nog nooit steun ontvangen: “Die subsidies zijn gebaseerd op het oude systeem. Het profiel van mijn bedrijf past daar niet in.” Investeerders toonden eerder interesse in haar bedrijf, maar meestal om de foute redenen. “Ik ben een vrouw die lingerie ontwerpt, daar moet ik geen tekening bij maken, denk ik? Het eerste advies dat businessangels geven is altijd: verhuizen naar het buitenland. Dat is voor mij een no-go.”

Ecoscore

Hoe kan duurzaam ondernemen in België wél winstgevend zijn? Ecocheques gebruiken voor producten zoals het hare, zou al helpen, opperde Scherre in de Senaat. Daarvoor zouden we zwart op wit moeten kunnen stellen of iets duurzaam is of niet, stelde ze voor. Met zo’n ‘ecoscore’ voor textielproducten zouden bedrijven die werkelijk duurzaam produceren een streepje voor hebben op bedrijven die er niet mee bezig zijn of aan greenwashing doen. Tegelijk wil Scherre kritisch blijven, zegt ze, want “de nutriscore werkt ook niet”.

Er is een ‘ecoscore’ of rangschikking voor textiel in de maak: de Product Environmental Footprint Category Rules of PEFCR. Langs de ene kant blijkt die weinig kritisch voor synthetische stoffen – de soort stoffen die Scherre ook gebruikt – en fastfashionbedrijven, die meebetaalden aan het proces. Langs de andere kant levert het vooral veel geld op voor bedrijven die levenscyclusschattingen uitvoeren.

‘Het eerste advies dat businessangels geven is altijd: verhuizen naar het buitenland. Dat is voor mij een no-go’

Consultants betalen om te bewijzen hoe goed je product is, daar doet Scherre niet aan mee. La fille d’O heeft geen enkel duurzaamheidslabel, legt ze uit: “Die zijn duur, tijdrovend en je product wordt er niet beter van.” De stoffenfabrikant Penn Italia heeft weliswaar een Oeko-Texlabel, dat controleert of er geen schadelijke chemicaliën in de stoffen achterblijven. Toch mag Scherre dat niet voor haar lingerie gebruiken. Daarvoor zou ze het afgewerkte product nogmaals door Oeko-Tex 100 moeten laten screenen.

Beha’s in auto’s

Voor de stoffen is het verhaal complexer. Lingerie wordt gemaakt van elastische kunststoffen zoals polyamide en elastaan, “de enige stoffen die voldoende comfort geven”. Het grote nadeel van plastic is voor la fille d’O dan ook het grootste voordeel: “Plastic gaat lang mee, mijn beha’s kun je blijven gebruiken.”

Tegelijk denkt ze na over hoe je beha’s een tweede leven kunt geven, bijvoorbeeld door ze te herbestemmen of te recycleren. Tot voor kort werkte ze samen met een Kringwinkel die garandeerde dat haar oude beha’s als grondstof in de Duitse auto-industrie eindigden. Haar huidige contact bij de Kringwinkel kan die eindbestemming niet meer garanderen, dus staat de samenwerking on hold. Tot dan ligt haar kelder vol beha’s. “Een probleem moet je niet onder de mat vegen. Pas als je ermee geconfronteerd wordt, kom je tot creatieve oplossingen”, zegt Murielle Scherre.

Tegelijk weet de ontwerper bijvoorbeeld niet waar de olie voor haar grondstoffen vandaan komt: “Onlangs vroeg een duurzaamheidsmanager van een merk dat niet meer in België produceert me dat. Ik heb erg op mijn tong gebeten.” Ze maakt het wel vaker mee dat mensen des te kritischer zijn voor wie duurzaamheid hoog in het vaandel draagt. “Ooit fotografeerde iemand me in de Primark met mijn dochter. Ja, ik kom daar ook. En in IKEA ook. Ik eet vegan, maar draag leren schoenen. In Kemmel werken we met plastic zakjes, maar we hergebruiken die – ik ben zeker dat sommige al twintig jaar in omloop zijn. Door te vingerwijzen, verliezen we veel potentieel.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise