In België, en dan vooral in Vlaanderen, gaan dit jaar meer Oekraïners en Zuid-Italianen aan de slag als seizoenarbeiders. Het aantal Belgen en Polen blijft dalen. De Oost-Europanen vinden in eigen land goede alternatieven.
De Belgische land- en tuinbouw heeft elk jaar 65.000 seizoenarbeiders nodig. Het merendeel, 55.000 mensen, werkt in Vlaanderen. Wallonië heeft wel wat fruitteelt, zoals aardbeien en frambozen, maar dat blijft beperkt.
Het werk van seizoenarbeiders komt traditiegetrouw vanaf maart op gang, en draait volop vanaf midden mei. Begin april werken ze vooral in de asperge- en sierteelt en bij boomkwekerijen. In de rozenteelt en plantenkwekerijen, vooral gevestigd in Oost-Vlaanderen, werken 8.000 seizoenarbeiders. Ook vanaf april start de groenteteelt in open lucht. De kweek van prei, augurken, bloemkolen en spruitkolen is vooral een West-Vlaamse aangelegenheid. De in april en mei aangeplante groenten worden vooral in de zomer geoogst.
Een nog grotere sector is de glastuinbouw, die zich in hoofdzaak de provincie Antwerpen bevindt, in Sint-Katelijne-Waver en de Noorderkempen. Daar worden vooral paprika, komkommer, salade, tomaten verbouwd, en er werken 20.000 mensen. In de teelt van aardbeien, vanaf half april tot in oktober, werken 18.000 seizoenarbeiders, vooral in Limburg en de Noorderkempen. In het najaar volgt dan de fruitpluk, vooral appels en peren, in Limburg. De fruitsector is de meest arbeidsintensieve, met 30.000 seizoenarbeiders.
Seizoenarbeiders in de fruitsector verdienen gemiddeld 9,69 euro per uur, evenveel als in de groenteteelt. In de boomkwekerij gelden de hoogste lonen: gemiddeld 11,86 euro per uur.
Seizoenarbeid is een heel flexibel systeem, met werkdagen tot maximaal elf uur. Gemiddeld wordt acht tot negen uur per dag gewerkt, eventueel zes dagen per week. Er mag maximaal 100 werkdagen per jaar worden gewerkt, en elke dag opnieuw wordt bepaald of er al dan niet werk is. Het kan bijvoorbeeld dat door de weersomstandigheden niet wordt gewerkt.
Dalende aantallen
Zowat 20.000 seizoenarbeiders komen uit eigen land. Het gaat om mensen die in België wonen, maar daarom niet noodzakelijk de Belgische nationaliteit hebben. Hun aantal blijft dalen. Er werken ook minder studenten en gepensioneerden als seizoenarbeider. “We zouden graag meer binnenlandse arbeidskrachten aantrekken”, meldt Vanessa Saenen, de woordvoerder van de landbouworganisatie Boerenbond. “Er loopt een campagne met de VDAB, en ook met de Brusselse en de Waalse werkgelegenheidsagentschappen.”
Traditioneel werken ook veel Polen in ons land als seizoenarbeider. Maar ook hun aantal daalt al sinds 2017. In 2019 ging het nog om 21.000 Polen, dit jaar zijn het er 15.000. De Poolse economie doet het goed, waardoor de lonen in het land stijgen en de Poolse seizoenarbeiders in eigen land meer vaste contracten aangeboden krijgen. “De Poolse regering heeft ook de fiscaliteit gewijzigd, om jongeren te stimuleren in eigen land te werken”, duidt Vanessa Saenen. “Er is nu een sterke verschuiving naar meer Roemenen.”
Meer Italianen
Het aantal Roemenen is gestegen tot 20.000. Uit Bulgarije komen 7.000 seizoenarbeiders. Dat cijfer blijft al enige tijd stabiel. Opvallend is de toename van het aantal Oekraïners. “Er zullen dit jaar ongeveer 2.500 Oekraïners ingezet worden, via het bijzonder beschermingsstatuut of een arbeidskaart”, meldt Saenen. Dat is fiks meer dan in 2019, toen slechts 74 arbeidskaarten voor mensen uit niet-EU-landen werden uitgereikt.
Uit Zuid-Europa werden ook enkele honderden seizoenarbeiders aangetrokken. “Via Eures, zeg maar de Europese VDAB, hebben we een campagne gevoerd. Er kwam heel wat respons van werknemers uit Spanje, en nog meer vanuit het zuiden van Italië. Het lijkt alsof de profielen van vroeger uit Zuid-Europa opnieuw in onze land- en tuinbouw willen werken.”