Kassa kassa voor Tourorganisator ASO, kruimels voor de acteurs: waarom blijft dat een oud zeer in het wielrennen?

Tadej Pogacar in de gele trui, als leider van het algemeen klassement in de Tour de France. © Getty Images
Kevin Van der Auwera Coördinatie Trends.be

Hoewel de Tour de France opnieuw een fenomenaal kijkstuk is geworden, moeten de acteurs in de gevaarlijke en zware wielerwedstrijd het stellen met enkele kruimels van de inkomsten van de organisator Amaury Sport Organisation (ASO). Dat stoort Wim Lagae, professor sportmarketing (KU Leuven Campus Antwerpen). “Meer transparantie zou meer onderhandelingsmacht geven”, zegt hij.

“Het blijft een oud zeer dat wielerteams, in tegenstelling tot voetbalteams of ploegen in Amerikaanse sporttakken, er nog niet in geslaagd zijn transparantie af te dwingen, laat staan een verdeelsleutel van de inkomsten te onderhandelen,” kaart Wim Lagae aan op zijn LinkedIn-pagina terwijl de Tour de France zijn ontknoping nadert.

De inkomsten voor de organisator ASO, een onderdeel van de Franse mediagroep van de familie Amaury waartoe ook onder andere de sportkrant L’Équipe behoort, stijgen jaar na jaar, maar de teams en de renners profiteren niet mee, legt hij uit aan Trends. “Het prijzengeld wordt zelfs al jaren niet aangepast aan de inflatie. Het gevolg is dat de protagonisten in deze gevaarlijke en zware sport het moeten stellen met enkele kruimels van de inkomsten van ASO, die trouwens kleiner zijn dan velen denken.”

Hoe klein zijn die kruimels?

WIM LAGAE: “Het prijzengeld bedraagt circa 2,5 miljoen euro. Dat is zelfs veel naar wielernormen, maar weinig als je het vergelijkt met de inkomsten van ASO. In veel sporttakken is het prijzengeld gebaseerd op de verdeling van tv- en marketingrechten. ASO heeft grosso modo drie grote groepen van inkomsten: ongeveer 55 procent bestaat uit mediarechten, 40 procent uit marketing en sponsoring, en 5 procent komt van de steden en gemeenten die een start of aankomst mogen organiseren. Samen goed voor een slordige 150 miljoen euro. Maar dat is een raming, want ASO is daar niet transparant over. De 22 deelnemende teams krijgen daarnaast elk een onkostenvergoeding van ongeveer 70.000 euro, maar dat volstaat nauwelijks. Denk alleen al aan het wagenpark dat bij zo’n wedstrijd komt kijken. Heel veel lopende kosten worden daarmee niet gedekt. ASO argumenteert dat het veel inkomsten herinvesteert in andere wedstrijden, zoals Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik, Dauphiné Libéré of de Vuelta.”

U wilt het punt maken dat wielerteams er niet in slagen om daar iets aan te veranderen, in tegenstelling tot pakweg voetbalclubs. Hoe komt dat? In vergelijking met voetbal is het wielrennen een pak minder gemondialiseerd.

LAGAE: “Daar heeft het niets mee te maken. De topteams slagen er niet in hun krachten te bundelen. Het blijft een hindernis dat ze niet in een belangengroep georganiseerd zijn. De Franse teams kiezen vlug de kant van ASO. Er zijn al pogingen geweest om de 18 WorldTeams die verplicht deelnemen aan de Tour op één lijn te krijgen (daarnaast krijgen elk jaar 4 teams een wildcard voor de Tour, nvdr.), maar verder dan 10 à 12 teams zijn ze nooit geraakt. Velon was de laatste poging tussen 2014 en 2020. Recenter waren er geruchten rond One Cycling (een initiatief vanuit Saudi-Arabië, nvdr.) maar meer dan dat is het voorlopig ook niet geworden. De 18 WorldTeams zitten dus niet samen en ASO slaagt er als monopolist handig om de teams uit elkaar te fietsen. Het is vooral storend dat er geen transparantie over de inkomsten is, want dat remt natuurlijk de rest. Met meer transparantie zou er ook meer onderhandelingsmacht komen.”

Laat ons eerlijk zijn: een Rode Duivel maakt zijn shirt daar niet voor nat.

Om het concreter te maken: hoeveel zal de winnaar van de Tour de France zelf over?

LAGAE: “Dat is niet met zekerheid te zeggen. Er ligt voor de huidige geletruidrager Tadej Pogacar 500.000 euro van die 2,5 miljoen in het vooruitzicht. Hij staat overigens ook aan de leiding in het bergklassement. Maar de traditie is dat die som verdeeld wordt onder de ploeg en dat de winnaar zijn deel van het prijzengeld laat vallen. De redenering is dat zijn marktwaarde stijgt en dat hij zijn prestaties ook verzilvert in bijvoorbeeld de na-Tourcriteria, zoals volgende week in Roeselare. Je moet dat op teamniveau bekijken. Dat zijn dus acht delen: de zeven andere renners en de staf. Daar gaan ook nog taksen vanaf, zo’n 20 procent. Laat ons eerlijk zijn: een Rode Duivel maakt zijn shirt daar niet voor nat. En dan is de Tour de France nog atypisch, want in veel wielerwedstrijden is het een pak minder. Al is dat ook relatief: als je loon 100.000 euro bedraagt, dan is 60.000 euro prijzengeld wel veel. Dan is het zuur als je de Tourselectie gemist hebt. Maar het is duidelijk: toprenners moeten het hebben van hun lonen, niet van het prijzengeld.”

Over lonen gesproken. Tadej Pogacar is de bestbetaalde renner ooit. Zijn manager Alex Carera noemde deze week aan Sporza een bedrag “tussen de 5 en 8 miljoen euro”, en zei in één adem dat hij dat te weinig vindt voor wat de Sloveen waard is.

LAGAE: “Wat je verdient, is een evenwichtsprijs tussen vraag en aanbod. Dat is dus marktconform en correct. Het momentum is wel van belang, want je marktwaarde kan dalen of toenemen. Stel dat Remco Evenepoel vandaag een nieuw contract kan onderhandelen, dan zal dat interessanter zijn dan in maart 2021 – in volle revalidatie. Carera heeft wel een punt als hij zegt dat de budgetten stijgen, met de komst van multinationals als Lidl en Decathlon, en zullen blijven stijgen. Dat zie je al een tijdje in de contracten: een looptijd van vier tot vijf jaar is niet meer zo uitzonderlijk.”

Tadej Pogacar. (Getty Images)

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content