Kapper Pascal van Loenhout: ‘Ik zou niet opnieuw een zaak starten in België’
Zestien salons heeft kapper Pascal van Loenhout in Zuid-Korea. Tegen de plannen voor een nieuwe flagshipstore in Taiwan kan hij allicht ook moeilijk nee zeggen. En dan te bedenken dat hij zijn carrière als kapper begon om een slecht schoolrapport weg te moffelen.
Onfeilbaar leek het plan dat Pascal van Loenhout (45) aan het einde van het tweede middelbaar smeedde. Zijn rapport liet er weinig twijfel over bestaan: zijn jaar overdoen was de enige optie.
Van Loenhout kreeg het zijn ouders niet verteld. Dus zei hij maar iets anders: dat hij zijn moeder wilde opvolgen als kapper. Voordien werd hij niet bepaald enthousiast door die gedachte. Die hele kapperswereld leek hem te oppervlakkig, te veel gebaseerd op uiterlijk vertoon. De creativiteit waar hij naar op zoek was, ontbrak.
“Het was mijn moeders droom dat ik haar zaak zou voortzetten. Ik wilde mijn ouders wel gelukkig maken, maar ik had niet het gevoel dat ik de juiste persoon was om ook kapper te zijn.” Na dat tweede middelbaar lagen de kaarten anders.
“Om de pijn voor mijn ouders te verzachten, kwam ik dus met die boodschap over de opvolging. Maar moeders zijn natuurlijk niet dom” ( lacht). Toch ging Van Loenhout naar de kappersschool. “Het waren de jaren tachtig, het liep er vol met new wavers en punkers. I arrived home.”
Ik ben nu eenmaal dat soort mens. Ik heb een visie en die pas ik niet aan.
Het mekka van de snitcultuur
Het is niet de laatste keer dat hij zich in het Engels uitdrukt. Daar zit een verblijf van tien jaar in Londen voor veel tussen. Nadat hij “duizenden koppen” haar had gewassen tijdens zijn leercontract en als barman en barbier had gewerkt tijdens zijn legerdienst, bleek een carrière in het salon van zijn moeder in Eeklo Van Loenhouts honger niet te stillen.
Zeker niet nadat hij tijdens een cursus in de Britse hoofdstad had geproefd van “het mekka van de snitcultuur”. “Daar knipten ze gewoon haar, heel architecturaal en meetkundig. Ze droogden het zelfs niet. Dat wilde ik ook onder de knie krijgen, maar zoiets duurt maanden, soms jaren.”
Ook in zijn moeders salon probeerde hij die meetkundige precisie een tijdlang in elke coupe te leggen. “Plots deed ik anderhalf uur over een snit, omdat ik de basis niet beheerste”, herinnert Van Loenhout zich. “Dat werd een probleem, want heel rendabel was het niet. In 1996 besefte ik dat er maar één manier was om rust te vinden: naar Londen verhuizen.”
Nadat hij vele jaren cursussen had gevolgd in de stad, kende hij er wel enkele artdirectors, maar nog altijd geen Engels. Zijn sollicitatiebrief liet hij vertalen. Een artdirector leverde de brief af bij de manager van het wereldwijde kappersmerk Toni&Guy.
“Toni&Guy nodigde me uit voor een gesprek. Dramatisch, want ik kon enkel ja en oké zeggen, wat ze me ook vroegen. Gelukkig mocht ik een praktische proef afleggen. Die zorgde ervoor dat ik mocht starten aan een opleiding van drie maanden. Slaagde ik daarin, dan kon ik bij Toni&Guy aan de slag als stylist.
Ik moest drie maanden zonder inkomen kunnen overleven in Londen. Niet dat ik daar een idee van had”, moet hij toegeven. Zijn moeder wilde weten wat de voorwaarden waren. Hij wist het niet. Hij had ook geen idee wat hij daarna zou verdienen. “Ik moest gewoon de sprong wagen en alles op alles zetten.”
Big shot wordt nobody
Het loonde. Van Loenhout maakte steil carrière. Hij gaf na een jaar les in de academie van Toni&Guy in Groot-Brittannië en hij reisde een jaar later ook de wereld rond om les te geven voor het kappersmerk.
“Na vier jaar werkte ik wereldwijd mee aan vierhonderd salons en twintig academies van Toni&Guy. Bijna tien jaar lang vlogen mijn collega’s en ik de wereld rond om shows te geven. Ik had gerust nog tien jaar langer op die carrière kunnen teren, maar in 2007 vond ik het tijd om zelf een zaak te starten. Was ik gebleven, dan had ik waarschijnlijk een prachtig leven gehad.
Maar ik had ook nog altijd in een schoendoos gewoond en een hectisch leven geleid, zonder dat ik iets had om op terug te vallen. Dus keerde ik terug naar België, met evenveel als waarmee ik vertrokken was.”
Sparen was volgens Van Loenhout niet gelukt, hoewel hij een mooi loon had. “Als je in een stad zoals Londen woont en carrière maakt in mijn sector, leef je alles op. Je koopt de juiste kleren omdat je op het podium werkt, je eet het juiste eten. Alleen het geld van de verkoop van mijn appartement, 30.000 pond, kon ik in combinatie met een lening gebruiken om in Antwerpen te starten.”
Toch zag Van Loenhout het groots. Een salon met vier medewerkers, dat zou het worden. En dat zou het blijven, ook toen de boekhouder na zes maanden adviseerde de werknemers te ontslaan. Er was niet eens genoeg werk voor Van Loenhout alleen.
“Hij zei dat het game-over was, hij gaf de zaak misschien nog drie maanden. Het eerste jaar in Antwerpen was de hel. Ik had carrière gemaakt in de internationale kapperswereld, maar dat trok de consument zich hier niet aan.
Vergelijk mijn werk in Azië met de tweede lijn van een modeontwerper
Het ene jaar was ik een big shot die handtekeningen zette op vrouwenbuiken na een show in Siberië. Enkele jaren later was ik een nobody die haar knipte in Antwerpen. Auwch ( lacht). Ik koos ervoor, want ik wilde van nul beginnen, maar het was zwaar”, herinnert Van Loenhout zich.
“Na een jaar was ik mentaal kapot. Toen de boekhouder me bijna een jaar na de opening een tweede keer vroeg wat ik wilde doen, was ik mijn personeel al met mijn eigen loon aan het betalen. Dramatisch, ik moest zelfs mijn moeder om geld vragen. Ik antwoordde hem dat ik in de zoo zou gaan werken.
‘Of ik het grappig vond’, wilde hij weten. Nee, maar ik ben nu eenmaal dat soort mens. Ik heb een visie en die pas ik niet aan. Werkt die visie niet, dan moet ik maar een andere baan zoeken of het elders ter wereld proberen.”
Vreemd en intimiderend
Het bleek niet nodig. Precies een jaar na de opening begon de agenda van Van Loenhouts salon dan toch vol te lopen. “Wat we doen, was hier zo anders dat het tijd nodig had”, vermoedt hij.
“We namen de structuur van Londen over. Dat betekent bijvoorbeeld dat we een uur per klant uittrekken om te knippen en daar een hogere prijs voor aanrekenen. Dat betekent ook dat we vooraf een consultatie doen om te kijken wat voor stijl iemand heeft. Maar klanten vonden dat eerst vreemd en intimiderend. Een consultatie? Dat was volgens hen iets voor bij de dokter. Maar het werkt nu wel. Klanten zijn altijd meteen tevreden voor drie maanden. Dat klinkt slecht voor de business, maar je moet er gewoon voor zorgen dat je meer klanten hebt die om de drie maanden terugkomen dan klanten die om de zes weken in je stoel zitten. Iets goed doen loont altijd op lange termijn.”
Toch durft Van Loenhout niet met volle overtuiging te zeggen dat hij de stap nog zou wagen. “In Los Angeles of in Melbourne misschien wel, maar ik zou niet opnieuw naar België komen. Internationale kennissen die me bezoeken, vragen me waar mijn assistenten en receptionisten zijn. In Los Angeles en Melbourne zou iemand met mijn status met veel meer personeel werken. Hier kan dat niet vanwege de loonkosten. Ik vind bovendien de mensen niet om te groeien. De enige manier om daar verandering in te brengen, is me uit het salon terug te trekken en alleen nog mensen op te leiden in mijn academie. En dan nog. Zodra je in België iemand hebt die top is, heeft hij de neiging een eigen zaak te beginnen. Niet wetend wat de consequenties daarvan zijn.”
Dat weet Van Loenhout ondertussen wel. Hij vergelijkt zijn vak graag met dat van topchefs. “Ik heb gehoord dat frituuruitbaters het beste loon hebben in de culinaire sector. Dat is triest.
Begrijp me niet verkeerd: van mij mag een goede frituuruitbater goed zijn boterham verdienen. Alleen is het jammer dat mensen die heel gepassioneerd bezig zijn met service en die werken in de high end van de markt hier minder gemakkelijk geld verdienen. Net zoals chef-koks geld verdienen met branding, verdien ook ik geld met andere zaken.”
Onlangs stelde Van Loenhout nog zijn nieuwe boek UN/CUT voor in het ModeMuseum in Antwerpen.
“Brengt dat geld op? Niet echt. Ik heb ook mijn eigen scharen. Brengen die geld op? Ook niet echt ( lacht). Aan haarproducten kun je goed geld verdienen, maar de markt is verzadigd. Je hebt daarom een groot startkapitaal nodig om een revolutionair product op die markt te brengen. Je moet dus een rijke businesspartner hebben.”
Voorlopig pakt Van Loenhout het daarom anders aan en werkt hij ook als designdirector voor het haarcosmeticamerk Kevin Murphy. In die functie reist hij naar eigen zeggen de wereld rond. “Het is moeilijk dat te blijven combineren met mijn eigen zaak. Ik ben uitgeput, maar ik heb nu eenmaal ambitie. Ik wil ook mijn eigen merk verder internationaal uit te bouwen.”
In Los Angeles en Melbourne zou iemand met mijn status met veel meer personeel werken
Slechte smaak
Dat lijkt sinds vier jaar te lukken. Zo reist Van Loenhout regelmatig naar Rusland om er te werken. “Het is een interessante markt”, stelt hij. “Russen zijn goede knippers, maar ze hebben soms richting in visie en smaak nodig.”
Ondertussen trekt hij ook regelmatig naar Zuid-Korea, waar zestien salons zijn naam dragen. Hoewel Van Loenhout zich had voorgenomen zijn merk nooit in franchise te geven. “Ik had bij Toni&Guy gemerkt hoe dat kon mislopen. Zij waren in de jaren negentig zo snel gegroeid, dat ze wereldwijd heel zaken hadden die niet op een voldoende hoog niveau werkten.”
Toen een bevriende artdirector uit Seoel enkele jaren geleden bij hem aanklopte, ging Van Loenhout toch overstag. Dat doet hij binnenkort mogelijk opnieuw, nu ook uit Taiwan de vraag komt er zijn merk op de markt te brengen.
“Het zou kunnen dat we daar een flagshipstore met een academie openen. Het zou de ruggengraat voor mijn merk in Azië worden”, antwoordt Van Loenhout. “Al besef ik dat je niet gulzig mag worden met dat soort zaken, want ze houden altijd een risico in. Daarom dacht ik het ook bij Korea te houden, maar de mensen die me nu contacteren, doen ook de distributie van Kevin Murphy. Ik weet dus dat ze op een hoog niveau werken. Het zou een misdaad zijn nee te zeggen tegen hen.”
Van Loenhout is niet van plan de touwtjes uit handen te geven. “Ik zou iemand opleiden om daar de leiding te nemen, maar ik zou enkele keren per jaar langsgaan om te kijken of alles er loopt zoals het hoort. Het wordt geen franchiseconcept waarbij ze mijn naam kopen en daarna doen wat ze willen. Ik behoud de controle. Je kunt het dus niet vergelijken met wat er in de jaren zeventig vaak gebeurde: je kon een Franse naam kopen en ermee aan de haal gaan. Daarvoor zijn de naam en de reputatie die ik heb opgebouwd te belangrijk. Vergelijk mijn werk in Azië eerder met de tweede lijn van een modeontwerper.”
Het is dus afwachten of Van Loenhout nog vaker toegeeft aan de lokroep van het buitenland. “Mocht iemand samen met mij een zaak in Los Angeles willen openen, dan zou ik daar moeilijk aan kunnen weerstaan. Ik ben net terug uit LA en it’s so my scene. Ze zijn daar nu al heel goed in hairdressing, maar nog niet zo goed in het knippen zelf. Wat als we daar iets brengen dat echt goed is? Je hoort het: don’t motivate me” ( lacht).
Pascal van Loenhout, UN/CUT, Stockmans, 192 blz., 50 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier