Hoe Belgische havens inzetten op innovatie en duurzaamheid: North Sea Port

North Sea Port
North Sea Port
Myrte De Decker
Myrte De Decker redacteur Trends

North Sea Port is bij uitstek de industriehaven die een duurzaam verschil kan maken, dankzij het grootste waterstofnetwerk van de Benelux en een uitgekiend CO2-reductieplan. Door de diversiteit aan bedrijven is er een grote bereidwilligheid om elkaar bij de groene omslag te ondersteunen. “Duurzaamheid bestrijkt de hele cyclus: van ons eigen wagenpark tot de bedrijvigheid op onze terreinen.”

Zeg niet zomaar fabriek tegen een state-of-the-art-recyclagefaciliteit. Op het Kluizendok aan het Kanaal Gent-Terneuzen zal Freepoint Eco-Systems zijn eerste Europese vestiging neerplanten. Daarvoor heeft de internationale plasticverwerker een concessieovereenkomst afgesloten met North Sea Port. Volgens de plannen zal de faciliteit jaarlijks ongeveer 80.000 ton afvalplastic kunnen recycleren. Die hoeveelheid kan nog verdubbelen, als de concessie zou worden uitgebreid met een extra perceel. Voor de zware fabrieken op de haventerreinen zal het een makkelijke oplossing bieden om plasticafval lokaal te laten verwerken in plaats van het te exporteren naar verre oorden.

“Onze plannen onderstrepen onze toewijding aan de petrochemische industrie bij het bereiken van haar doel de circulaire economie te ontwikkelen en te voldoen aan de doelstellingen voor koolstofarme grondstoffen”, zei Oscar Gutierrez, de CEO van de plasticverwerker, bij de ondertekening. Als alles volgens plan verloopt, start de bouw in 2025. Bij de oplevering zal het een van de grootste recyclagefaciliteiten ter wereld zijn.

Verslechterde positie

Daan Schalck, de CEO van North Sea Port, moet een zucht van opluchting hebben geslaakt, toen hij zijn handtekening onder de overeenkomst zette. Midden april riep hij aan de vooravond van de Europese industrietop – samen met zijn collega’s uit Rotterdam, Antwerpen-Zeebrugge en Duisburger – de regeringsleiders nog op een oplossing te vinden voor de verslechterde positie van de zware industrie in onze regio: “Als havens en industriële clusters passen we de infrastructuur aan aan de grondstoffen en de energie van morgen, zoals waterstof, zodat ook duurzame industriële ondernemingen op dezelfde manier efficiënt kunnen blijven samenwerken. Dat betekent ook: samen plannen maken en investeren. Eerlijk is eerlijk: dat kunnen we soms nog vaker en beter doen.”

De rode draad doorheen die open brief was heel duidelijk: Europa moet de handen in elkaar slaan om de industrie te redden, zeker nu die voor een grote verduurzamingsoperatie staat. “Als we nog langer dralen, halen we de duurzaamheidsdoelstellingen van 2030 niet”, verduidelijkt Maarten den Dekker, chief sustainability officer van North Sea Port. “Bedrijven aarzelen te investeren in duurzame oplossingen door het onzekere kader waarbinnen die beslissingen genomen moeten worden. Dat komt deels door lokale, nationale en Europese regelgeving of het gebrek daaraan. Wat dat betreft, is 2024 het jaar van de waarheid.”

North Sea Port, de fusiehaven van Gent, Terneuzen en Vlissingen, heeft als industriehaven immers een unieke positie in het maritieme landschap. Waar de opdracht van de collega’s in pakweg Port of Antwerp-Bruges grotendeels bestaat uit het in- en uitladen van containers, heeft North Sea Port heel wat zware fabrieken op zijn haventerreinen. Zo zijn onder meer de Zweedse vrachtwagenfabrikant Volvo Trucks en de staalgigant Arcelor Mittal Belgium er gevestigd. En hoewel die bedrijven heel wat investeringen doen om meer duurzaam te werken, verloopt de groene omslag eerder traag door getouwtrek over wetgeving en vergunningstrajecten die uitmonden in een uitputtingsslag. Het bekendste voorbeeld van die twisten is allicht de investering van 1 miljard euro die ArcelorMittal wil doen in een nieuwe, groene hoogoven. Terwijl Gent er alles aan doet om de investering in het havengebied te houden, verleidt Frankrijk het staalbedrijf met miljoenensubsidies, om het project naar zijn vestiging in Duinkerke, vlak over de Belgische grens, te verhuizen.

Toegevoegde waarde

Het sleutelbegrip om de industriehaven te transformeren tot duurzame haven is de toegevoegde waarde die North Sea Port heeft door de bedrijven. “We zijn de negende grootste Europese haven als het gaat om tonnage”, zegt Den Dekker. “In toegevoegde waarde voor de economie schuiven we op naar de top drie, na Rotterdam en Antwerpen. Onze inzet op duurzaamheid is echter nog breder dan die bedrijvigheid. Die bestrijkt de hele cyclus: van ons eigen wagenpark tot scheepvaart en de bedrijvigheid op onze terreinen. Wij kunnen hen bijstaan om netwerken uit te bouwen en – misschien nog belangrijker – we hebben nog ruimte voor de ontwikkeling van duurzame industrie.”

Want ook North Sea Port moet tegen 2050 klimaatneutraal zijn. Dat is een zware klus voor het havengebied, hoewel de haven al jaren aan een duurzame energietransitie werkt en er nog heel wat projecten op til zijn voor de komende jaren. Waar tot nog toe vooral naar uitstootnormen werd gekeken, groeit sinds enkele jaren ook het besef dat de toestroom van grondstoffen anders moet. Meer specifiek moet de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen helemaal op de schop.

“Als haven hebben we twee tools in handen om bedrijven aan te moedigen voor duurzamere oplossingen te kiezen”, zegt den Dekker. “Enerzijds zijn we de eigenaar van veel gronden en kunnen bepalen wie zich daar mag vestigen. Anderzijds zijn we regisseur van de nautische keten en bepalen we zelf onze haventarieven. Duurzame schepen betalen minder dan de meer vervuilende varianten. Die marktprikkel kunnen we doorheen de tijd vlot aanpassen, zodat de meest duurzame schepen altijd een financieel voordeel genieten.”

Zodra een bedrijf zich op de terreinen heeft gevestigd, verliest North Sea Port formeel de controle. Volgens Den Dekker zet het havenbedrijf daarom volop in op customer intimacy: “We willen dicht bij onze klant staan, om zo goed mogelijk te begrijpen waarmee het bedrijf bezig is en wat het nodig heeft om nog te verduurzamen.” Dan is het essentieel om die noden met elkaar te verbinden. De een zijn restwarmte kan bijvoorbeeld een energiebron zijn voor de buurman.

Waterstofcluster

North Sea Port heeft de grootste waterstofcluster van de Benelux. Daar wordt voorlopig nog grotendeels grijze waterstof voor gebruikt. Bij elke ton waterstof die gemaakt wordt, komt acht à negen ton CO2 vrij, en in North Sea Port wordt 580 kiloton waterstof geproduceerd en geconsumeerd. Een onzichtbare maar extreem waardevolle investering is daarom de aanleg van de pijpleidinginfrastructuur voor het transport van waterstof tussen het Nederlandse en het Belgische deel van het havengebied. “Het wordt het eerste grensoverschrijdende, vrij toegankelijke waterstofpijpleidingnetwerk tussen de twee landen”, zegt Den Dekker. “Het netwerk zal zowel de grondstoffen- als de energietransitie ondersteunen. Waterstof is een essentiële grondstof voor de industrie, ze zal dienen als schone brandstof en ook gebruikt worden om in circulaire processen afval in grondstoffen te transformeren.”

De bereidheid van bedrijven om deel uit te maken van zulke netwerken, of het nu om het delen van waterstof of restwarmte gaat, is volgens Den Dekker te danken aan de diversiteit aan sectoren op de haventerreinen: “Hier komen zowel de staal- als chemiesector, raffinaderijen en biobrandstoffen, voedsel en kunstmest samen. De bedrijven vormen geen rechtstreekse concurrentie van elkaar, waardoor men wil samenwerken over de sector- en landsgrenzen heen, om de duurzame omslag mogelijk te maken.”

Geruggensteund door die bereidwilligheid, werd Smart Delta Resources in de Schelde-Deltaregio opgericht. Het transnationale project helpt de Vlaamse en de Nederlandse industrie hun verduurzamingsplannen uit te werken, opgedeeld in programma’s, zoals CO2-afvang en -opslag, circulariteit en duurzame grondstoffen, groene energie en waterstof. Den Dekker is ook directeur van de Nederlandse afdeling, waardoor hij nu in poleposition zit om bedrijven ook vanuit de haven bij te staan. Zo wil het Hydrogen Delta-programma bijvoorbeeld het bedrijvennetwerk helpen te verduurzamen door grijze waterstof te vervangen door een schone variant.

Daarnaast investeren bedrijven in de haven ook in e-trucks, laadpalen en andere duurzame brandstoffen. In vergelijking met de andere havens op de as van Hamburg tot Le Havre is North Sea Port ook een typische binnenvaarthaven. Er wordt daarom volop ingezet op groene walstroom voor de binnenschepen, zodat die hun dieselmotor niet moeten laten draaien. Ook walstroomaansluitingen voor zeeschepen staan op de radar. Om het wegtransport te verminderen, wordt dan weer werk gemaakt van een grensoverschrijdend spoornetwerk gesteund door het havenbedrijf, en de Belgische en Nederlandse spoorwegbeheerders Infrabel en ProRail. Het project Rail Ghent Terneuzen moet een duurzaam alternatief worden voor het wegvervoer en bijdragen aan een sterker vestigingsklimaat voor bedrijven. Na het ondertekenen van een intentieverklaring in 2021 wordt nu toegewerkt naar de start van de verkenningsfase. In 2027 volgt de planuitwerkingsfase, waarna de bouw van het spoornetwerk tegen 2029 moet starten. Met het project zouden op termijn maandelijks 8.500 vrachtwagens van de weg gehaald kunnen worden, waardoor de CO2-uitstoot per kilometer met 80 procent zal verminderen.

CO2-beperking

Toch zullen de grootste inspanningen om de CO2-uitstoot te beperken van de bedrijven zelf moeten komen: van bestaande bedrijven die er nu al aan werken alsook van nieuwe bedrijvigheid. Voor de coronacrisis was de zware industrie op de haventerreinen jaarlijks goed voor liefst 22 miljoen ton CO2-uitstoot. “Door de energiecrisis zijn de productievolumes van de industriecluster kleiner dan drie jaar geleden”, zegt Den Dekker. “De uitstootcijfers zijn daardoor verminderd, maar dat is veeleer aan de economische conjunctuur dan aan een energietransitie te danken. Daarom kijken we nu vooral naar bedrijven die offshorewindparken, waterstoffabrieken of recyclagebedrijven willen bouwen, zoals Freepoint Eco-Systems.”

Dat neemt niet weg dat de bestaande bedrijven in het havengebied volop inzetten op innovatie en transformatie. Het chemiebedrijf Yara, in het Nederlandse deel van de fusiehaven gevestigd, produceert kunstmest, industriële chemicaliën en CO2 voor frisdranken en bierbrouwerijen. Midden mei kondigde het een investering van 194 miljoen euro aan voor een Carbon Capture & Storage (CCS) voor een fabriek die liefst 12 miljoen CO2-uitstoot zal voorkomen. Met het CCS-project wordt het ook mogelijk blauwe waterstof, ammoniak en koolstofarme meststoffen te produceren. In de toekomst zal het wellicht ook mogelijk zijn de waterstof te leveren aan andere bedrijven, via een waterstofnetwerk.

Aan de Belgische kant van de grens heeft ArcelorMittal op zijn beurt een CO2-roadmap voorgesteld. De staalreus wil zijn CO2-uitstoot tegen 2030 met 35 procent verminderen in vergelijking met 2018, om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Dat doet hij door energie-efficiënter te worden, koolstof op te vangen en hergebruiken, en middels een doorgedreven elektrificatie. Eind mei heeft de federale regering een intentieverklaring ondertekend voor de levering van koolstofarme elektriciteit aan ArcelorMittal. Die inspanning moet de staalreus over een lange termijn helpen groene energie te gebruiken tegen een competitieve prijs.

“North Sea Port creëert meer toegevoegde waarde dan de luchthavens van Zaventem en Schiphol”, zegt Den Dekker. “We willen en moeten de industrie hier houden, voor zowel welvaart als economische groei en werkgelegenheid in beide landen. Duurzaamheid is een essentieel onderdeel geworden in de discussie over zware industrie. Daarin nemen wij als haven onze rol op. Als de groene omslag ergens gemaakt kan worden, dan is het in North Sea Port.”

Dit artikel is het derde in een vierdelige reeks over de Belgische havens. Eerder verschenen Port of Antwerp-­Bruges en port.brussels, volgende week is Oostende aan de beurt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content