Het MIMA in hellhole Molenbeek: een museum voor de 2.0-cultuur
Het MIMA in Molenbeek probeert de vele kunstvormen van het moment te vatten en toegankelijk te presenteren voor een breed publiek. “Hier brengen kinderen hun ouders mee, in plaats van omgekeerd”, zegt cultuurondernemer en medeoprichter Michel de Launoit.
Sint-Jans-Molenbeek op een woensdagochtend. Een dame met zilvergrijs haar komt weifelend binnen in het Millennium Iconoclast Museum of Art (MIMA). ” Allez, ze moet goeiedag zeggen. Daarover spreek ik haar straks aan.” Michel de Launoit houdt goed in de gaten wat er in zijn museum gebeurt. Hij doelt op het meisje achter de toog van het museumcafé, een jobstudent. “Ze verkoopt pizza’s en doet de kassa, maar evengoed helpt ze bezoekers inhoudelijk op weg door de tentoonstelling of begeleidt ze een kinderatelier.”
“Dat past helemaal bij onze aanpak. Die staat averechts op hokjesdenken”, pikt Raphaël Cruyt in. Samen met zijn partner, de galeriehoudster Alice van den Abeele, vormt hij de artistieke directie van het MIMA. “Een sterrenrestaurant zou niet passen bij de inhoud van dit museum. Hier laten wij het publiek kennismaken met de geschiedenis van de 2.0-cultuur. Dat is de urban art die sinds de eeuwwisseling wereldwijd vorm krijgt.”
Net zoals de millenniumcultuur is ook de collectie van het MIMA gevarieerd en multidisciplinair. Van muziek (punkrock, elektro, hiphop en folk), visueel werk (grafische vormgeving, illustraties en design) en sport (skateboarding, surf en extreme sporten) tot meer klassieke kunstvormen als film, beeldende kunst, performance, strips en tatoeages, en stadscultuur, bijvoorbeeld graffiti.
Kunst in een hellegat
In april viert het MIMA zijn derde verjaardag. In die tijd kreeg het 125.000 bezoekers over de vloer. En dat in hellhole Molenbeek. “Die dimensie van Molenbeek was er niet vanaf het begin”, vertelt De Launoit, de zoon van de overleden topbankier en gewezen voorzitter van de Koningin Elisabethwedstrijd, graaf Jean-Pierre de Launoit. “Oorspronkelijk zochten we een pand in de omgeving van de Grote Markt. Om praktische en financiële redenen vonden we geen enkel gebouw dat bij ons paste.”
“Toen we in 2015 op de voormalige brouwerij van Belle-Vue stootten, wisten we meteen dat dit een coup de coeur is. Hier viel alles in zijn plooi. Het pand op zich, en de ligging aan de andere oever van het Kanaal, in een jonge wijk – het paste allemaal perfect in ons concept. Pas na de aanslagen in Parijs en later die in Brussel werd Molenbeek een internationaal bekend fenomeen. We zijn toen ingehaald door de geschiedenis.”
“Het ging enorm snel”, treedt Cruyt hem bij, zelf een inwoner van Molenbeek. “Ineens was Molenbeek wereldnieuws. We vielen van onze stoel, ook de New Yorkse kunstenaars die hier hun werken installeerden. Hen deed de gemeente denken aan het Brooklyn van twintig jaar geleden. En toen werd het 22 maart. Onze openingspersconferentie was gepland om 11 uur. Maar enkele uren eerder hadden de aanslagen plaatsgevonden.”
“Onze persconferentie zou aansluiten op die van de Brusselse dienst voor toerisme. Daardoor konden we rekenen op de binnenlandse pers, aangevuld met een zestigtal Europese journalisten”, gaat De Launoit voort. “Toen we het nieuws van de aanslagen vernamen, waren we allemaal van de hand Gods geslagen. Twee jaar werken, en ineens was er niets meer. Behalve Molenbeek, met overal politiesirenes. In enkele minuten hebben we besloten de opening uit te stellen, hoe zwaar dat emotioneel ook was. Uiteindelijk is één journalist gekomen, een Canadees, die vergeet ik nooit.”
Drie weken later kreeg de opening een bijzonder grote weerklank. “The Times, La Repubblica, Le Temps, ze stonden hier allemaal. De internationale pers heeft het MIMA massaal in de schijnwerpers geplaatst. Maar het was aandacht die we nooit hebben gewenst. We zijn geen lijkenpikkers, de getroffen families wil ik met het nodige respect bejegenen. Toen de journalisten vroegen wat de aanslagen voor ons hebben betekend, antwoordde ik hen: ‘Dat jullie hier zijn. We zullen over een jaar kijken of jullie er dan nog zijn.’ Wel, ze waren er niet meer” ( lacht).
Uniek financieel model
“Het eerste jaar na de aanslagen bestond Brussel niet meer als toeristische bestemming. We ontvingen amper buitenlandse bezoekers. Vanaf het tweede jaar nam hun aantal toe, vooral uit de buurlanden. Ze zijn goed voor 15 procent van het totale aantal. Vooral de Brusselaars hebben ons snel in de armen gesloten. Vaak komen ze terug voor de nieuwe tentoonstellingen. Dat komt zeker omdat we een open museum zijn, dat ook gezinnen aanspreekt. Naast doorgewinterde cultuurliefhebbers bereiken we zestien-, zeventienjarigen en zelfs jonger. Ook studenten zakken graag naar ons af voor wat culturele input, om een glas te drinken, en daarna gaan ze uit”, zegt De Launoit.
“Michel kon ons verleiden tot dit project, omdat hij geen museum wilde voor kenners, maar voor een breed publiek. Een instelling als deze heeft geen bestaansrecht als het publiek niet volgt”, vult Cruyt aan. “En in vergelijking met andere musea voor hedendaagse kunst bereiken we veel volk, zeker als je weet dat we een onafhankelijke instelling zijn, zonder de geijkte communicatiekanalen. Veel hebben we te danken aan de sociale media, al bots je daarmee ook op grenzen. We zouden graag nog meer mensen bereiken, ook uit de buurt, maar we beschikken niet over de nodige middelen.”
“Het MIMA is een privémuseum met een uniek financieel model”, legt De Launoit uit. “Ons jaarlijks werkingsbudget bedraagt 600.000 euro. De helft daarvan puren we uit tickets en de events die we hier organiseren. Dat is uitzonderlijk voor een culturele instelling in België. Daarnaast stapte een tweehonderdtal families in een van onze vriendenformules, zij zijn goed voor 15 procent van de inkomsten. BNP Paribas Fortis en het magazine Art Review zijn hoofdsponsors en leveren samen 10 procent aan.”
“Het belang van onze ruilpartners kan ik niet genoeg beklemtonen. Dankzij de verzekeraar Circles Group hoeven we geen verzekeringspremie te betalen, Artoos Group verzorgt gratis ons drukwerk. Samen met Boomerang, Promo Sign, AB InBev en Jet Import zijn ze onze zes peters. Ze stellen ook hun knowhow ter beschikking. Zonder hen hadden we niet kunnen starten.”
“Een laatste vijfde van onze inkomsten komt van overheidssubsidies. Daarvoor moeten we elk jaar weer langs het loket van zeven overheidsdiensten passeren: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse en de Vlaamse Gemeenschap, Buitenlandse Zaken, de Nationale Loterij en de Franse en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel. Wat een versnippering. De tijd van één ministerie voor Cultuur keert niet meer terug, maar het zou schelen moesten de verschillende diensten wat gestroomlijnder werken.”
Volgens Cruyt staat die versnippering een allesomvattende cultuurvisie in de weg. “Het lijkt hier soms een bananenrepubliek. In België beschouwen we cultuur als weggegooid geld, maar het is net omgekeerd: cultuur brengt op. Politici begrijpen niet dat cultuur veel meer betekent dan een toeristische trekpleister en welke dynamiek cultuur kan teweegbrengen.” De Launoit knikt instemmend. “Kijk maar naar de taxshelter in de cinema. Ik pleit voor veel meer economische samenwerking en partnerschappen in het volledige culturele spectrum.”
Psychedelisch en fantasmagorisch
De Launoit noemt zich een cultuurondernemer. Samen met zijn vrouw Florence richtte hij in 2008 AKA Music op, een van de eerste crowdfundingplatforms in de muziekbranche. Daarmee gaven ze honderden jonge muzikanten de kans een album uit te brengen. “In de beeldende kunsten merk je dat de internationalisering en de digitalisering minder snel gaan. Het is moeilijker jonge kunstenaars een kans te geven. Dat stelde ik heel concreet vast toen ik in Los Angeles was, de plek waar streetart enkele decennia geleden ontstond. Er bleek helemaal geen museum te bestaan. Soms moet je buiten een wereld staan om te zien welk gemis er heerst.”
“Zelf ben ik een kunstliefhebber, maar geen kenner. Als ondernemer trek ik de juiste mensen aan. Zo kwam ik bij Raphaël en Alice terecht. Ze runnen al vijftien jaar Alice Gallery, die is gespecialiseerd in de kunst die we in het MIMA presenteren.” Cruyt was meteen voor het idee van een museum gewonnen. “Alice heeft wat langer geaarzeld. Ze stelde zich vragen over de toegankelijkheid. Hoe stel je de bezoeker centraal in het universum van een kunstenaar, zonder dat je zijn werk kent, zonder dat er een paneeltje met uitleg hangt? Het antwoord vond ze in gamificatie. Een bezoek aan het MIMA is een immersieve ervaring”, legt Cruyt uit.
Deze maand ging de zesde tijdelijke tentoonstelling van het MIMA open, Dream Box: zien is geloven? De bezoekers stappen een soort droomwereld binnen waarin ze de grenzen van hun zintuigen verkennen en ervaren waartoe hun verbeelding in staat is. Eerst komen ze in een kamergrote doos met een psychedelische wandbekleding terecht, een werk van de Brusselaar Elzo Durt. Daarna volgt de fantasmagorische wereld in pastelkleuren van het Molenbeekse kunstenaarscollectief Hell’O. De Spaanse activist Escif brengt schilderijen aan het dansen. Met een tablet kunnen de bezoekers muziek afspelen. Aan het einde ontvangen ze een psychologisch portret in augmented reality, ontwikkeld door de fictieve onderneming Imabelpro Eurostrom, een werk van het video- en geluidsinstallatiecollectief Gogolplex.
Klinkt bevreemdend? En de namen zeggen u niets? “Geeft niet”, zegt Cruyt, die de tentoonstelling cureerde. “We proberen het menselijke brein te bevrijden. Toeval en onzekerheid zijn de beste middelen om de almacht van de rede te ontkrachten. We plaatsen vraagtekens bij het geloof in de rationaliteit. Het ideaal van de mens die dankzij de ratio de dominante soort op aarde is, ligt de jongste jaren aan diggelen. Kijk maar naar de maatschappelijke en de ecologische rampen waarvoor de mens verantwoordelijk is. Zijn we wel zo rationeel als we denken? Dat is de centrale vraag die door de expo loopt.”
Dream Box loopt tot 1 september in het MIMA in Sint-Jans-Molenbeek
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier