Weinig familiale zaakvoerders liggen echt wakker van de aanstaande meerwaardebelasting op een aandelenverkoop. Dat kan wel omslaan als de Raad van State het voorontwerp van de wet nog grondig bijstuurt. Of als het relatief gunstige maximumtarief van 10 procent in de toekomst nog zou worden verhoogd.
Wie in België aandelen verkoopt, betaalt vanaf 1 januari een belasting op de gerealiseerde meerwaarde. De federale overheid maakt daar een inhaalbeweging mee: België was een van de laatste Europese landen die nog geen meerwaardebelasting had. In de meeste andere landen liggen de tarieven trouwens hoger dan het maximum van 10 procent dat momenteel in het voorontwerp van de Belgische wet is opgenomen. In de buurlanden is het tarief zelfs dubbel zo hoog. Toch zijn er Belgen die niet gelukkig zijn met de meerwaardebelasting. Die heffing scheelt niet alleen een flinke slok op de borrel voor beleggers, maar ook voor eigenaars van bedrijven die hun belang verkopen, onder wie eigenaars-zaakvoerders van familiebedrijven die naar een exit toewerken.
Bedrijfsleiders die hun aandelen in een onderneming verkopen, dragen vanaf 1 januari meerwaardebelasting af op de verkoopsom, verminderd met de waarde van de onderneming vóór 1 januari 2026. Een belangrijk begrip in de aanstaande wet op de meerwaardebelasting is het ‘aanmerkelijk belang’. Dat houdt in dat wie een belang van minstens 20 procent in een bedrijf heeft, een vrijstelling geniet op de eerste 1 miljoen euro aan meerwaarde. Vanaf dat punt treedt een getrapt systeem in werking voor de rest van de verkochte aandelen. Van 1 miljoen tot 2,5 miljoen euro bedraagt het belastingtarief 1,25 procent. Dat stijgt progressief naar het maximum van 10 procent, dat verschuldigd is vanaf een meerwaarde van 10 miljoen euro.
Vrijstelling tot 1 miljoen
Voor kmo’s blijft de belasting vrij beperkt. Stel dat een eigenaar-zaakvoerder met een aanmerkelijk belang in zijn familiebedrijf over enkele jaren zijn aandelen verkoopt voor 14 miljoen euro. De waarde van de onderneming is op 31 december 2025 vastgesteld op 12 miljoen euro. Er is dus een meerwaarde van 2 miljoen euro. Na de vrijstelling van 1 miljoen euro valt het resterende miljoen binnen de eerste schijf van 1,25 procent. De meerwaardebelasting bedraagt dan 12.500 euro.
‘We voelen aan dat families er zich mee verzoend hebben dat er een heffing op hun meerwaarde komt’
Maar voor grote familiebedrijven kan dat bedrag flink oplopen. Stel dat een familiale eigenaar de komende jaren zijn exit maakt door zijn aanmerkelijk belang in het bedrijf voor 85 miljoen euro van de hand te doen. Op 31 december 2025 was het nog 50 miljoen euro waard. Er moet dus 35 miljoen euro meerwaarde worden belast, wat door het progressieve systeem zou neerkomen op een belastingaanslag van 2,84 miljoen euro.
Toch is er nog geen rush op gang gekomen om bedrijven nog snel over te dragen vóór de deadline van 1 januari, zegt Jozef Lievens, medeoprichter en gedelegeerd bestuurder van het Instituut voor het Familiebedrijf. “Ik zeg niet dat familiebedrijven het prettig vinden, maar ik voel niet dat het speelt in de timing die ze voor ogen hebben om te verkopen en de opvolging in gang te zetten. Het is een kwestie van identiteit en stewardship. Veel bedrijfsleiders leiden hun bedrijf jarenlang, gedreven door een groot persoonlijk eigenaarschap.”
Duit in het zakje
Ook Vlerick-professor Yannick Dillen zei onlangs in De Tijd dat hij geen massale uitverkoop op gang ziet komen. De consultancyreus PwC verwacht evenmin een stormloop van overdrachten. “Er is al heel lang sprake van dat er een meerwaardeheffing of een andere vermogensbelasting zou komen”, zegt Nancy De Beule, tax lead partner van het Mergers and Acquisitions-team van PwC België. “Misschien speelt de aanstaande meerwaardetaks hier en daar wel mee om een overdracht die al op handen was te vervroegen. We stellen vast dat bedrijfsleiders er zin in blijven hebben, zolang ze nog up and running zijn. De meerwaardebelasting is geen duidelijke trigger. We voelen aan dat families er zich mee verzoend hebben dat er een heffing op hun meerwaarde komt. Er is zelfs wat bereidheid om, als het moet, die 10 procent te betalen, aangezien iedereen een duit in het zakje moet doen.”
‘Er is wat bezorgdheid over waar het zal eindigen. Vandaag is het maximumtarief 10 procent, maar het verleden heeft uitgewezen dat tarieven meestal wel worden verhoogd’
De meerwaardetaks maakt ook enkele uitzonderingen. Zo is die strikt opgevat als een personenbelasting. Dat betekent dat ze niet van toepassing is als de verkoper via een managementvennootschap in het kapitaal van het familiebedrijf zat. De overdracht van aandelen in een familiale vennootschap gebeurt ook niet altijd met winst.
Aandelen schenken
Maxime Vansichen, de oprichter van het Hasseltse technologiebedrijf Vansichen Linear Technology, en zijn echtgenote droegen enkele maanden geleden een deel van hun aandelen over op hun zonen. “Dat hebben we gedaan via een schenking”, zegt Vansichen. “Dat was een persoonlijke keuze. Ik ben altijd verstandig met geld omgesprongen. Ik hoefde de zaak niet te verkopen voor mijn pensioen. Veranderingen in de fiscaliteit spelen niet mee in zulke beslissingen. Het is een proces dat jaren in beslag neemt voordat je uiteindelijk je handtekening zet.”
Het Instituut voor het Familiebedrijf haalt een onderzoek uit 2021 aan, waaruit bleek dat zo’n 34 procent van de familiale hoofdaandeelhouders – meer dan een derde dus – net zoals Vansichen van plan is hun belang in hun bedrijf te schenken. Voor een schenking van familiale ondernemingen geldt in de drie landsdelen een fiscale gunstregeling: in Brussel en Wallonië zit het tarief tussen 3 en 7 procent, in Vlaanderen is het zelfs 0 procent.
Een kleine minderheid van zo’n 3 procent van de Belgische familiebedrijven zegt het bedrijf door te willen geven via erfopvolging, waarvoor de belastingtarieven eveneens gunstig zijn: nazaten in rechte lijn (zoals de partner of de kinderen) dragen 3 procent af. Anderen betalen 7 procent.
43 procent van de familiale bedrijfseigenaars gaat ervan uit dat ze hun aandelen zullen verkopen. Maar dat doen ze niet noodzakelijk met de opzet winst te maken. “Voor de verkoop van een familiebedrijf wordt vaak een familiale prijs betaald”, zegt Lievens. “Typisch gaat het om een korting van zo’n 20 tot 30 procent. In België verwachten opvolgers zelfs een familiale minderwaarde van 80 procent. Dat houdt ook steek voor de continuïteit van de vennootschap. Als de kinderen de aankoop van de aandelen moeten financieren, vaak met externe middelen, belast de eigenaar ook indirect zijn bedrijf.”
Raad van State
Er zijn nog een paar onzekerheden. Een daarvan is dat er nog maar een voorontwerp van de wet voorligt. Dat wordt momenteel bestudeerd door de Raad van State, die er zijn advies over moet formuleren. Afhankelijk van de opmerkingen kan de tekst nog worden bijgestuurd, waarna die opnieuw naar het parlement moet. De Raad van State kan zich beperken tot technische details, maar ook de vrijstelling van 1 miljoen euro kan onder vuur komen. Er valt dus nog een traject af te leggen tussen nu en 31 december.
Hoe bewijst een bedrijfseigenaar, als die in 2035 zijn onderneming verkoopt, hoeveel de aandelen exact waard waren op 31 december 2025?
Voordat het voorontwerp op 30 juli werd afgeklopt door het federale kernkabinet, had het al heel wat wijzigingen ondergaan. De vrijstelling van 1 miljoen bij een aanmerkelijk bedrag geldt nu bijvoorbeeld per periode van vijf jaar. Dat wil zeggen dat een familiale hoofdaandeelhouder die een belang bezit dat een meervoud van 20 procent is, zijn opvolgers niet meerdere keren na elkaar een vrijstelling kan toespelen. Minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) wilde eerst dat familieleden hun aandelen konden bundelen om het aanmerkelijk belang te bereiken, maar volgens de huidige tekst zal iedere aandeelhouder individueel aan die 20 procent moeten komen.
“De intentie van de wet was vereenvoudiging. Maar ik vind nu niet dat deze regeling daarin uitblinkt”, zegt Nancy De Beule van PwC. “Er is ook wat bezorgdheid over waar het zal eindigen. Vandaag is het maximumtarief 10 procent, maar het verleden heeft uitgewezen dat tarieven meestal wel worden verhoogd. Je moet het bovendien zien tegen de achtergrond van de totale belastingdruk, waarin België al kampioen is.”
Fiscale controle
Die stilaan naderende datum van 1 januari 2026 verandert wel de manier waarop naar de waardering van familiebedrijven wordt gekeken. Er bestaan tal van financieel-technische manieren om de waarde van een onderneming te ramen, maar bij een verkoop spelen ook andere factoren een rol: als het bedrijf wordt verkocht aan een externe partij, hebben de familiale eigenaars bijvoorbeeld doorgaans een faire waarde voor ogen, en als er meerdere partijen kandidaat zijn, komt er meestal een opbod op gang. Als de aandelen worden overgedragen van ouders naar kinderen, speelt een gevoelsmatige component mee.
Door de meerwaardebelasting komt er mogelijk een grotere vraag om een precieze en realistische waardering van het bedrijf vast te stellen. Want hoe bewijst een eigenaar, als die in 2035 zijn onderneming verkoopt, hoeveel de aandelen exact waard waren op 31 december 2025?
“Dat maakt het complexer”, zegt Nancy De Beule. “Een van de methoden die het wetsontwerp voorstelt, is uitgaan van het eigen vermogen, verhoogd met vier keer de ebitda. Maar voor de meeste sectoren is dat veel te laag. Gelukkig is er de mogelijkheid dat je een effectieve waardering doet. Ik denk dat veel families zullen opteren voor een waardering op 31 december 2025. Als je wilt dat die steek houdt voor de fiscale controle, zal de raming ook voldoende gedetailleerd moeten zijn. Fiscale controles kijken tegenwoordig meer dan ooit in detail naar waarderingen, en af en toe worden die ook aangevallen. Voor veel families wordt dat een belangrijke oefening, wat ze uiteindelijk ook met hun meerderheidsbelang doen.”