Evenveel pendelaars gebruiken auto als voor de pandemie – maar soms minder vaak
Bijna zes op de tien werknemers (57 procent) gebruiken een wagen om zich naar het werk te verplaatsen. Dat is evenveel als voor de coronacrisis, toen mensen moesten thuiswerken. De helft van de werknemers werkt wel vaker van thuis, waardoor ze minder vaak de baan op moeten.
Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van HR-dienstverlener Tempo-Team in samenwerking met prof. dr. Anja Van den Broeck, arbeidsmotivatie-expert aan de KU Leuven.
Het onderzoek peilde naar de impact van de coronacrisis op verplaatsingen naar het werk, stress op de baan en hoe het woon-werktraject te verbeteren voor werknemers Bijna de helft van de bevraagde werknemers (44 procent) gebruikt de eigen wagen voor het woon-werkverkeer, 12 procent beschikt voor deze verplaatsing over een bedrijfswagen. Naast de auto zijn de (elektrische) fiets of step (19 procent), het openbaar vervoer (13 procent) en te voet (7 procent) de populairste manieren om zich naar de werkplek te begeven.
Een betere verbinding tussen thuis en werkplek, een hogere bijdrage van werkgevers voor groene wagens of minder overvol openbaar vervoer zouden werknemers kunnen motiveren om een meer duurzame keuze te maken voor hun woon-werkverkeer. Veel werknemers zijn dagelijks langer dan een uur onderweg naar en van het werk. ‘Uit ons onderzoek blijkt dat hoe langer werknemers onderweg zijn, hoe minder werkplezier, motivatie en engagement ze hebben. Hoewel het woon-werktraject voor sommigen niet altijd ideaal is, brengt het ook een aantal voordelen met zich mee, zoals het loskoppelen van werk en privé’, zegt Wim Van der Linden, woordvoerder bij Tempo-Team.