Europa trapt in de gasvalkuil: ‘EU investeert miljarden euro’s in projecten die niet nodig zijn’
De studie naar koolstofopvang in de Antwerpse haven dreigt nu al een maat voor niets te worden. Ze is tekenend voor hoe Europese instellingen en lidstaten hardnekkig blijven investeren in gasinfrastructuur en -projecten, terwijl alles erop wijst dat gas een energiebron van het verleden is. In Europa staan de komende jaren voor meer dan 100 miljard euro nutteloze investeringen op stapel.
Europa pompt 9 miljoen euro subsidies in een studie van Antwerpse chemiebedrijven naar de opvang en de opslag van CO2. De studie wil nagaan welke installaties en infrastructuur er nodig zijn om de broeikasgassen van de chemiebedrijven op te vangen. Verloren moeite en weggegooid geld, menen sommige experts en de Europese Rekenkamer. De Europese beleids- en bedrijfswereld hoopt dat CO2-opvang en -opslag het wondermiddel is waarmee Europa zijn klimaatdoelstellingen kan halen, maar de praktijk en de experts wijzen op het tegendeel.
Claudia Kemfert, energie-expert van het befaamde Duitse Instituut voor Economisch Onderzoek DIW, is ook sceptisch: “Koolstofopvang is duur, inefficiënt en verlengt alleen maar het businessmodel van fossiele brandstoffen. Dat is het niet waard, hernieuwbare energie is goedkoper.”
In 2018 kwam ook de Europese Rekenkamer met een rapport over alle Europese subsidies die de laatste tien jaar naar projecten rond koolstofopvang zijn gevloeid. Het oordeel was dat geen enkel van die projecten commercieel levensvatbaar was, en dat er geen publiek geld meer naartoe zou mogen vloeien.
CO2-opvang kent verschillende problemen. Volgens het Duitse milieuagentschap wordt slechts 60 tot 80 procent van de CO2 opgevangen. De overige 40 tot 20 procent belandt in de atmosfeer. Een groter probleem is de gigantische kostprijs van koolstofopslag. Een ton CO2 onder de grond stoppen zou 250 tot 440 euro kosten. Ter vergelijking, de koolstofprijs in de Europese emissiehandel bedraagt momenteel 27 euro per ton. Koolstofopslag is dus tien keer duurder, en daardoor niet rendabel. Daarom zijn al meer dan 20 onderzoeks- en financieringsprojecten naar koolstofopvang stopgezet in Europa.
In de ban van de gaslobby
Desalniettemin blijft er geld naartoe vloeien, zoals het Antwerpse voorbeeld laat zien. Het is tekenend voor de manier waarop de Europese bedrijfs- en beleidswereld zichzelf klem zet in een verouderde en vuile technologie van energieopwekking. Het Europese journalistieke collectief Investigate Europe berekende dat in de EU voor meer dan 100 miljard euro aan investeringen in nieuwe gasleidingen, lng-terminals en gascentrales op stapel staan.
Een groot deel van die investeringen zal over twintig jaar niets meer waard zijn, want ze staan haaks op de klimaatdoelstellingen van de EU. Om het Klimaatakkoord van Parijs te halen, mag Europa tussen nu en 2050 nog maar 70 miljard ton CO2 uitstoten. In het huidige tempo bereiken we die grens al over zestien jaar. Daarom moet Europa volledig koolstofvrij worden, concluderen de energie-experts van het Duitse DIW. Gas mag geen deel van de oplossing zijn. Sterker nog, gas is een deel van het probleem geworden, stelt het DIW. “Elke investering in infrastructuur voor fossiele brandstoffen, zoals gasleidingen en lng-terminals, zal een verloren investering zijn”, zegt Claudia Kemfert, die de energiecel van het DIW leidt.
De lng-terminal die de Belgische gasnetwerkbeheerder Fluxys in 2017 bouwde in de haven van Duinkerke, is daar een voorbeeld van. Die is de laatste twee jaar maar voor de helft van zijn capaciteit benut, een probleem dat andere Europese terminals ook parten speelt. De Europese invoercapaciteit voor gas is nu al dubbel zo hoog als de vraag naar de brandstof, stelt de Amerikaanse ngo Global Energy Monitor. Desondanks zijn in de Europese Unie voor 17 miljard euro investeringen in lng-terminals gepland. Die zullen de Europese invoercapaciteit nog eens met de helft vergroten. Een deel van dat geld komt van de Europese belastingbetaler. De EU heeft de laatste jaren al meer dan 650 miljoen euro aan subsidies aan lng-terminals gegeven. Nochtans geeft de Europese Commissie aan dat de gasinvoer tegen 2030 met 13 tot 19 procent zal zakken, en dat de vraag naar gas tegen 2050 met minstens 75 procent zal dalen.
Waarom draait de EU de gaskraan niet dicht? Een van de redenen is de machtige gaslobby. Die heeft in de afgelopen tien jaar meer dan 250 miljoen euro uitgegeven aan lobby-activiteiten, stelt de ngo Corporate Europe Observatory. Sinds 2014 hebben 200 lobbyisten meer dan 300 keer afgesproken met de betrokken EU-Commissarissen en hun hoogste kabinetsmedewerkers.
Met succes. De Europese Commissie neemt bijvoorbeeld de inschatting van de vraag naar gas klakkeloos over van de gasindustrie. In 2009 verenigden de Europese gasnetwerkbeheerders zich in de koepelorganisatie Entso-G. Die kreeg van de Commissie de opdracht tweejaarlijks de Europese vraag naar gas in te schatten. Keer op keer overschatte Entso-G die vraag, waardoor de Commissie te veel in gasprojecten heeft geïnvesteerd. De Europese Rekenkamer tikte de Commissie in 2015 al op de vingers, omdat ze die inschattingen niet zelf maakt en te afhankelijk is van externe partijen.
29 miljard euro weggegooid
De invloed van de gasindustrie reikt bovendien verder dan de inschatting van de vraag. Om de twee jaar komt de Europese Commissie met een lijst van projecten van algemeen belang. Die PCI-lijst (projects of common interest) bevat grensoverschrijdende projecten in energie-infrastructuur, die nodig zijn om de Europese energiemarkt verder te integreren. Die projecten krijgen Europese subsidies en betere kredietvoorwaarden bij de Europese Investeringsbank.
De PCI-lijst leidt tot overinvesteringen in gas, want hij komt uit de koker van onder meer Entso-G. 32 van de 149 PCI-projecten die de Commissie eind vorig jaar bekendmaakte, zijn gasprojecten. Klaus-Dieter Borchardt, de adjunct-directeurgeneraal voor energie van de Commissie, geeft toe dat die niet thuishoren in de lijst. “Ze komen er terecht omdat de lidstaten dat willen, niet omdat ze de bevoorradingszekerheid garanderen of om duurzaamheidsredenen. Sommige projecten zijn een politieke keuze en horen daar niet thuis.” De Europese instellingen beslissen niet over de lijst, ze mogen ze alleen goed- of afkeuren nadat de lidstaten ze hebben samengesteld.
Een van die PCI-projecten is de MidCat-gasleiding, die gas zou moeten vervoeren van Noord-Afrika naar het zuiden van Frankrijk. De pijplijn staat sinds 2013 op de PCI-lijst en ontving al 1,3 miljard euro aan Europese subsidies. Maar de Franse en de Spaanse energieregulatoren hebben het project begin 2019 stopgezet, omdat het overbodig en onrendabel was. “De bestaande leiding tussen Frankrijk en Spanje is niet overbelast”, klonk het oordeel.
Volgens Entso-G blijven investeringen in gas nodig, om de bevoorradingszekerheid in Europa te verzekeren. We zijn te afhankelijk van onbetrouwbare regimes, zoals Rusland en sommige Noord-Afrikaanse staten, luidt het argument. Een rapport dat het Franse studiebureau Artelys daarover voor de Commissie schreef, spreekt dat tegen: “Zelfs in het geval van ernstige ontwrichtingen in de aanlevering van gas, volstaat de bestaande Europese gasinfrastructuur ruimschoots, om aan de vraag tegemoet te komen.” Volgens Artelys-directeur Christopher Andrey zijn de gasprojecten op de PCI-lijst dan ook overbodig. “De EU riskeert meer dan 29 miljard euro te investeren in projecten die helemaal niet nodig zijn.”
De waterstofvalkuil
Het dringt stilaan door bij Europese beleidsmakers dat gas overbodig wordt, maar ze laten zich opnieuw vangen door het nieuwe verhaal waarmee de gassector zich onmisbaar wil maken. Waterstof is daarin het toverwoord, de heilige graal voor de klimaatcrisis. De theorie is eenvoudig: via elektrolyse kun je in water het zuurstofatoom van de waterstofatomen scheiden. Die laatste kun je dan als energiebron verbranden. Ze laten enkel waterdamp achter.
Voor die waterstofproductie is echter massaal veel elektriciteit nodig. Als die van hernieuwbare bronnen komt, krijg je groene waterstof. Maar Europa heeft niet genoeg hernieuwbare bronnen, dus zal het gros van de waterstof gemaakt worden met elektriciteit die is opgewekt met fossiele brandstoffen. Dan zou men het grijze waterstof kunnen noemen. De Europese gasindustrie presenteert zichzelf als de hofleverancier van die elektriciteit. Vorige zomer lanceerde de Europese Commissie de Europese Alliantie voor Schone Waterstof, en daar is de gasindustrie in oververtegenwoordigd.
Alleen zal de Europese waterstof niet onmiddellijk schoon zijn, want de gascentrales waarmee ze wordt opgewekt, stoten wel nog altijd CO2 uit. Ook daarvoor schuift de Europese gasindustrie een wondermiddel naar voren: koolstofopvang en -opslag.
Dit artikel is gemaakt in samenwerking met Investigate Europe en met ondersteuning van IJ4EU, Investigative Journalism for Europe.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier