Dresscode op het werk: de kleren maken de werknemer
Kledingvoorschriften op de werkvloer. Is het idee verouderd of wordt het in onze diverse samenleving weer actueel? En kunnen medewerkers ermee overweg?
Een dresscode op het werk. Begin dit jaar was het onderwerp weer actueel na een uitspraak van het Europees Hof van Justitie. Een vrouw klaagde haar werkgever aan omdat ze als receptioniste werd ontslagen omdat ze een hoofddoek wilde dragen. De dame eiste een schadevergoeding, wat haar in eerste en tweede aanleg werd geweigerd. Daarop trok ze naar het Hof van Cassatie, dat voor advies aanklopte bij het Europees Hof van Justitie. Het Hof oordeelde dat er van discriminatie geen sprake was. De werkgever wilde een neutraliteitsbeleid voeren in zijn relaties met particuliere of publieke klanten, waarbij een verbod op het zichtbaar dragen van symbolen van politieke, filosofische of religieuze overtuigingen is toegestaan. Op voorwaarde dat de regel coherent en systematisch wordt nagestreefd, duidelijk is en geldt voor iedereen. Het verbod geldt ook enkel in functies met klantencontacten.
Wanneer een probleem over werkkledij het nieuws – en de rechtbank – haalt, gaat het in 99 procent van de gevallen over personen die zich gediscrimineerd voelen omdat ze geen religieuze symbolen mogen dragen, zegt Isabel Plets, legal consultant bij Lydian. Betekent dat dat de Belgische werknemer de kledingvoorschriften van zijn baas vlot aanvaardt of is een dresscode gedateerd en geven ondernemingen hun medewerkers carte blanche?
Hygiëne
Een onderneming kan haar medewerker verplichten of verbieden bepaalde kledij te dragen, maar dat kan enkel onder bepaalde voorwaarden. Isabel Plets van Lydian: “Juridisch maken we een opsplitsing tussen twee categorieën. Je hebt mensen die om hygiënische, veiligheids- en gezondheidsredenen een uniform moeten dragen, en je hebt alle anderen. Kledingvoorschriften rond veiligheid en hygiëne kunnen sectoraal worden vastgelegd. In dat geval moet de werkgever de kledij gratis aan zijn werknemers ter beschikking stellen.”
Hilde Jansens van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) bevestigt: “Onze sector kan niet zonder kledingvoorschriften. Persoonlijke hygiëne is cruciaal. We moeten daarbij aan het welzijn denken van zowel de medewerker als de patiënt. Iedereen die direct of indirect contact heeft met die laatste, moet de hygiënische maatregelen volgen. Personeelsleden die dienstkledij ontvangen, moeten die correct dragen. Daarbij gaat het niet enkel om dokters en verpleegkundigen, maar bijvoorbeeld ook om onthaalmedewerkers. Allemaal krijgen ze een plunje van het werk.” De verplichting om die kledij te dragen werd neergeschreven in een procedure. “Iedere medewerker moet zich, onafhankelijk van zijn statuut, daaraan houden. Elk nieuw personeelslid krijgt daar bij zijn aanwerving een opleiding over.” Of die procedure ook consequent wordt gerespecteerd? “Onze hygiënische dienst voert geregeld controles uit. Bovendien ondergaan we externe audits”, legt Hilde Jansens uit. “Voorts kent iedereen de regels en merk je dat de medewerkers elkaar erop aanspreken.”
Los van hygiënische verplichtingen, huldigt het UZA een pluralistische filosofie. “Hoofddoeken – aangeboden door het werk – zijn toegestaan”, zegt Hilde Jansens. “Piercings mogen ook, maar enkel op onzichtbare lichaamsdelen. Ook moeten ze omwille van de hygiëne afgedekt worden wanneer ze net geplaatst zijn. Tatoeages zijn geen probleem.” De UZA-medewerkers zijn dus vrij hun persoonlijkheid – in de mate van het mogelijke – in hun voorkomen te uiten.
Gezond verstand
In een totaal andere sector hanteert de kledingketen H&M een soortgelijk principe. “Wij stimuleren individuele expressie van stijl. In ons arbeidsreglement staat dat onze medewerkers zich mogen kleden zoals ze zijn”, vertelt Annick Broekhof van H&M. Nochtans bevindt H&M zich in een branche met voortdurend klantencontact. Reden voor veel ondernemingen om toch regels over de kledij in het arbeidsreglement op te nemen. “Voor werknemers die geen uniform moeten dragen om hygiënische, veiligheids- en gezondheidsredenen bestaan er geen wettelijke regels over het dragen van kledij”, zegt Isabel Plets van Lydian. “De werkgever mag beslissen of mensen zich aan een bepaalde dresscode moeten houden.” Bij JBC dragen winkelbedienden kledij uit de huidige collectie. “Op die manier zijn ze echte ambassadeurs van onze winkels”, zegt Katrien Vangrunderbeeck (JBC). “Onze medewerkers vinden dat een logisch beleid en staan doorgaans ook te popelen om door de nieuwe collectie te gaan. We hebben er nog geen problemen mee gehad.”
De ziekenhuissector kan niet zonder kledingvoorschriften. Persoonlijke hygiëne is cruciaal.
Problemen kunnen volgens Isabel Plets ontstaan wanneer de dresscode nergens neergeschreven staat, de medewerkers hem niet kennen of hij niet voor iedereen wordt toegepast. In dat laatste geval is er sprake van discriminatie en kan de werknemer de regel voor de arbeidsrechtbank aanvechten. Maar dat gebeurt niet vaak, zegt Plets.
Een rondvraag bij verschillende ondernemingen leert dat ‘respect voor de ander’ vaak de sleutel is om de dresscode te bepalen. Zo vraagt KBC zijn medewerkers verantwoordelijk en met gezond verstand te handelen. Stef Leunens (KBC): “Het uitgangspunt is een respectvolle attitude tegenover de personen met wie je in contact komt. De KBC-gedragslijn stelt dat op de werkvloer een verzorgde, neutrale en zakelijke kledij wordt gewenst, zeker bij contacten met klanten en externe partijen, of in andere gelijkaardige situaties.”
KBC past voor zijn kledingvoorschriften het neutraliteitsbeginsel toe. Opvallende religieuze symbolen, maar evengoed insignes van politieke partijen of duidelijke blijken van filosofische overtuigingen zijn niet toegelaten. Gaat die neutraliteit niet in tegen diversiteit op andere gebieden van het personeelsbeleid? “Bij ons staat diversiteit op de werkvloer los van kledingvoorschriften”, zegt Stef Leunens. “Met onze aanwervingspolitiek willen we de juiste en meest geschikte persoon in de juiste functie krijgen, los van geaardheid of overtuiging. Maar wie bij KBC solliciteert voor een post waar contacten met klanten en externen een belangrijke rol vervullen, moet zich houden aan interne gedragsregels voor professionele kledij en een neutraal voorkomen. Diversiteit uit zich op heel wat meer gebieden dan gepaste kledij in specifieke functies.”
“Draag gepaste kledij”, dat is ook het uitgangspunt van het biofarmabedrijf Bristol-Myers Squibb, maar bij hen staan er geen kledingvoorschriften in het arbeidsreglement. Dat is volgens Sabine De Beuf (BMS) een bewuste keuze. “Ons uitgangspunt luidt: dress as appropriate. Wat ‘gepast’ is, kiest de medewerker zelf op basis van zijn werkomgeving, zijn werkomstandigheden en de personen die hij die dag zal ontmoeten. Gaat hij naar een klant die zich casual kleedt, dan hoeft hij geen maatpak aan te trekken. Ook het management volgt dat idee en kan in jeans komen werken als dat gepast is.”
Welzijn
De invulling van het kledingbeleid door de medewerker blijkt voor BMS erg belangrijk. “Het principe dress as appropriate werd anderhalf jaar geleden expliciet ingevoerd als een pijler van ons welzijnsbeleid”, legt Sabine De Beuf uit. “We willen dat de werknemer zich goed voelt op de werkvloer, dat er ruimte is voor persoonlijke inbreng en identiteit. Vroeger hadden we een casual Friday. Dat principe geldt nu omzeggens elke dag van de week. De medewerker beslist welke kleding hij in welke situatie draagt. Zo willen we zijn verantwoordelijkheid en welzijn centraal plaatsen.”
Zijn kledingvoorschriften op het werk passé? Niet per se, maar bedrijven lijken doorgaans een evenwicht te zoeken tussen het belang van de onderneming en de persoonlijkheid van de medewerker. Ze lijken daar ook in te slagen, want weinig medewerkers hebben er moeite mee zich aan de dresscode te houden. Is het dan nog nodig kledingregels in het arbeidsreglement op te nemen? Isabel Plets van Lydian raadt het toch aan: “Door duidelijk te zijn, stel je jezelf veilig. Je kunt beter problemen voorkomen dan genezen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier