DEME schakelt versnelling hoger
“Gamechangers voor de sector”, noemt Alain Bernard, de CEO van DEME de twee nieuwe schepen die het maritieme aannemingsbedrijf bestelt. Al klinkt het even lucide: “Als wij niet investeren, doen onze concurrenten het wel.”
Vierhonderd jobs wil DEME nog dit jaar ingevuld krijgen: 200 stafmedewerkers en 200 bemanningsleden. Dat is een gevolg van twee nieuwe scheepsorders, samen goed voor 500 miljoen euro. Die komen boven op het huidige investeringsprogramma van 500 miljoen euro voor zes schepen. Bernard: “De jongste drie jaar hebben wij onze oudste schepen verkocht of verschroot. Met deze operatie zullen we de jongste vloot uit de sector hebben, goed voor 110 schepen.”
“We geloven niet in het grootste schip”, grijnst Luc Bertrand, de voorzitter van DEME en van moederbedrijf Ackermans & van Haaren, maar “wel in het meest productieve tegen de laagste kosten.”
Net zo goed verschuiven de twee nieuwelingen opnieuw de grenzen van het gangbare. De snijkopzuiger Spartacus is met een geïnstalleerd vermogen van 44.180 kW de krachtigste ter wereld, een titel die hij in 2020 afsnoept van de nog ongedoopte JDN8069 van concurrent Jan De Nul, die dit jaar in de vaart komt. Het schip, dat wordt gebouwd door het Nederlandse IHC, kan door de hardste kleilagen snijden en heeft elektronica aan boord waardoor het vaartuig zichzelf beschermt tegen stormweer.
Het offshorekraanschip Orion heeft een hijsvermogen van 3000 ton op meer dan 50 meter. In tegenstelling tot de Innovation is het geen drijfeiland dat zich met palen vastzet, maar maakt het gebruik van zelf ontwikkelde, dynamische positioneringstechnologie om in volle zee de deining te compenseren en voldoende stabiel te liggen om windmolenparken te bouwen of oude boorplatformen te ontmantelen. “De huidige windmolens zijn 7 tot 8 MW (megawatt). De Orion zal er kunnen plaatsen van 20 MW”, vertelt Luc Vandenbulcke, CEO van de maritieme funderingsspecialist GeoSea.
‘Offshorewind wordt mainstream’
Het schip, uitgerust met lng-motoren en warmterecuperatie, moet er vanaf 2019 toe bijdragen ook de kosten van offshorewindparken substantieel te verlagen, al spreekt DEME zich niet uit of dat de prijs voor de Belgische parken kan drukken tot op het niveau van de Nederlandse. Bernard: “Dong financiert zich anders, daarmee kunnen we niet concurreren. Bovendien is België nu al goedkoper dan pakweg Frankrijk. In elk geval wordt offshorewind almaar competitiever en is het nu al goedkoper dan nieuwe nucleaire centrales.”
“Offshorewind wordt mainstream”, voorspelt Vandenbulcke. “Ook de Verenigde Staten zullen blijven investeren. Ondanks Trump, want het zijn de staten die investeren, niet het federale niveau. Ook China wordt een belangrijke markt.”
Het is dan ook geen toeval dat de Orion wordt gebouwd op een werf van Cosco, waarmee DEME in China samenwerkt rond offshorewind, baggeractiviteiten, scheepsbouw en logistiek. “If you can’t beat them, join them“, klinkt het als motivatie bij Bertrand. “Al is er geen level playing field: wij kunnen alleen als onderaannemer aan de slag op de Chinese markt, terwijl zij dat in Europa en elders niet moeten doen.”
Om te kunnen concurreren met de wereldwijd steeds actievere Chinezen, moet de kostprijs van de bemanningsleden naar beneden, met name voor de RSZ en de bedrijfsvoorheffing. “Onze Nederlandse concurrenten doen dat al lang. Gebeurt het niet, dan zijn wij verplicht uit te vlaggen.”
Focus op niet-baggeractiviteiten
Spartacus en Orion moeten een antwoord bieden op de marges die zowel in het traditionele baggerwerk als in de offshore-industrie onder druk staan. Bernard: “Dat kun je alleen compenseren met technologie, om zo de ebitda op te krikken. Modernere schepen, waarmee je nieuwe activiteiten en diensten kan ontwikkelen. De Spartacus kan door Bartoon-klei, iets wat tot nu toe onmogelijk was. De baggersleuf aanleggen voor de Fehmarnbelt (de langste afgezonken weg- en spoortunnel ter wereld, die tussen Duitsland en Denemarken wordt gebouwd, nvdr) kon vroeger niet.”
De nieuwe schepen illustreren ook perfect de gewijzigde focus van het bedrijf: de niet-baggeractiviteiten waren vorig jaar goed voor de helft van de omzet. “GeoSea en onze keuze voor hernieuwbare energie hebben de daling in de pure baggerwerken gecompenseerd. Nu investeren we in een diep dal in de sector, maar we merken dat in India, Afrika en het Midden-Oosten de kentering is ingezet.”
Bertrand: “Het is een beetje een weddenschap. Toen we destijds met de windparken begonnen, stond de olie op 15 dollar per vat, en geloofden we er zelf niet voor 100 procent in. Maar intussen zijn we met GeoSea het wereldwijde nummer één voor installatie van windparken. Nu verwachten we dat de wereldeconomie zal blijven groeien, en dus investeren we daarin.”
Energieopslag op zee
Intussen is er rond de offshore een ‘blauwe cluster’ gegroeid, met bedrijven als DEME en Jan De Nul, maar ook Sioen, Colruyt, Fabricom, J-Tec, Pauwels Trafo, Iemants, Smulders, enzovoort. Die zijn naar verluidt samen goed voor 3 miljard euro export, waarvan 35 tot 45 procent terugvloeit naar de Belgische economie. Bertrand: “Dit moet worden gesteund. Als de betalingsbalans in 2016 opnieuw positief was, kwam het ook doordat we wat we zelf aan energie produceerden, niet meer moesten invoeren.”
“Vroeg of laat komen we ook terug met ons i-Land (een kunstmatig eiland voor energieopslag op zee, nvdr). Getijde-energie is een logische manier om offshorewind te stockeren. We zijn nu op Europees niveau bezig met het dossier en maken onze financiering slimmer.”
Omzet groeit
Ook DEME zelf doet het intussen uitstekend. Het orderboek staat op een recordhoogte van 4,4 miljard euro. Daarin zit het 700 miljoen euro zware contract voor de Fehmarnbelt nog niet inbegrepen. Bernard: “Onze omzet kwam traditioneel uit op 2 tot 2,5 miljard. Dit jaar gaan we in de richting van 3 miljard en in 2018 zullen we daarboven uitkomen.”
Veel beleggers verwachten dat DEME op termijn zijn moederbedrijf CFE opslorpt en een rechtstreekse beursnotering krijgt. Maar Luc Bertrand laat niet in zijn kaarten kijken. “Je kunt pas koken met de juiste ingrediënten. We hebben drie jaar verliezen geslikt bij CFE. Nu is het opnieuw een mooi, stabiel bedrijf geworden. Maar niet alles is al in orde.”
Ook over de impact van de nieuwe Amerikaanse president Donald Trump maakt Luc Bertrand zich zorgen. “We gaan naar een tijd met meer protectionisme. In een aantal zaken heeft Trump een punt, zoals wanneer het gaat over fabrieken die verdwijnen om fiscale redenen of personeelskosten. Maar hij mag niet vergeten dat de top tien van technologiebedrijven, op het Chinese Alibaba na, allemaal Amerikaans zijn.”
Bernard: “We weten eigenlijk niet waarvoor Trump staat. Protectionisme, ja, maar hij is ook een dealmaker. Europese bedrijven kunnen slimme dingen doen in de Verenigde Staten.”
Vennootschapsbelasting
Ook in België is niet alles koek en ei. Bertrand: “Het is zeer moeilijk om dit land te beheren. We hebben in de vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog met een model van groei gewerkt, die werd geventileerd naar alle partijen rond de tafel. De jongste tien jaar was die groei er niet, maar ik hoop toch dat de basiselementen van het systeem niet ter discussie worden gesteld. Nu de economie herneemt, hoop ik vooral dat men ze la at draaien, en niet tussenkomt.”
Er blijven heikele punten, zoals de vennootschapsbelasting van 34 procent. “Dat is ongeveer de eerste vraag die je in het buitenland krijgt. Ook de personeelskosten blijven zeer hoog. Nochtans hebben we veel te bieden, maar we houden dat verborgen onder enkele zaken die niet goed verlopen. Mobiliteit is daar zeker een element in: we zijn het centrum van Europa, maar toch sta je rond Brussel en Antwerpen quasi stil.”
Er zijn nochtans oplossingen, meent Alain Bernard. “Op langere termijn moet een groot deel van onze logistiek ondergronds. De vroegere voorstellen, voor een ondergrondse containerverbinding tussen de Antwerpse linker- en rechterscheldeoever, waren nog te kleinschalig. Je moet ook Rotterdam daarin betrekken. Maar dan heb je een visie nodig op lange termijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier