De transformatie van Pittsburgh: Steel City als uitdager van Silicon Valley
Kan Gent, Leuven of Brussel het nieuwe Silicon Valley worden? Waarom niet, als Pittsburgh het kan? De stad aan de Amerikaanse Oostkust ging bijna ten onder samen met zijn staalindustrie. Vooruitziende investeringen in universiteiten en ziekenhuizen brachten redding. Pittsburgh is nu de hoofdstad van de artificiële intelligentie en zelfrijdende auto’s.
Wie op de luchthaven van Pittsburgh de gratis wifi gebruikt, krijgt een welkomstbericht van sponsor Duolingo. De populaire app om talen te leren is bedacht door twee onderzoekers van de Carnegie Mellon University. Duolingo is een mooie illustratie van de sterkte van die universiteit in artificiële intelligentie. In de rankings van de topuniversiteiten in artificiële intelligentie houdt Carnegie Mellon grotere instellingen zoals het MIT en Stanford achter zich.
Zowat alle grote techbedrijven in Silicon Valley hebben een lokale afdeling in Pittsburgh opgericht, om dicht bij het techtalent in die regio te zitten. Amazon en Uber hebben onlangs hele afdelingen van Carnegie Mellon weggekaapt. De universiteit is ook wereldtop in robotica. Daardoor herbergt de stad een indrukwekkend aantal start-ups en afdelingen van grote techbedrijven die zelfrijdende wagens ontwikkelen.
Uber had niet door dat die hier al bijna tien jaar worden getest op de openbare weg” – Bill Peduto, burgemeester
Vooruitziende titanen
Pittsburgh heeft er vijftig moeilijke jaren op zitten. Eind negentiende eeuw was de stad een Silicon Valley avant la lettre. De stad, die de bijnaam Steel City kreeg, beschikte over de rijkste steenkool- en ijzerertsaders ter wereld. De staalindustrie maakte Pittsburgh – en vooral enkele ondernemers – fabelachtig rijk. Het vermogen van de staalmagnaat Andrew Carnegie was, rekening houdend met de inflatie, meer dan dubbel zo groot als de 150 miljard dollar van Amazon-CEO Jeff Bezos vandaag. Het vermogen van de industriële en bankiersfamilie Mellon kwam aan 100 miljard dollar.
De neergang van de zware industrie in de Verenigde Staten trof Pittsburgh bijzonder hard. De bevolking klapte in van bijna 700.000 naar 300.000 inwoners. Na enkele decennia van relatieve achteruitgang verdwenen in de jaren tachtig 40.000 banen in de staalindustrie. Dat leek de genadeklap, maar Pittsburgh floreert weer in de 21ste eeuw. Dat dankt de stad voor een groot stuk aan haar vooroorlogse glorieperiode. Verschillende grote bedrijven zoals de bank BNY Mellon, de voedingsreus KraftHeinz en de energieproducent Westinghouse domineren de lokale economie dan wel niet meer, maar ze zijn nog altijd goed verankerd in Pittsburgh.
Brains en bedrijvigheid
Naast de industrie is er een sterke en gediversifieerde dienstensector gegroeid. Ook die is te danken aan Carnegie en andere titanen van weleer. Zij gebruikten een deel van hun fortuin om technische scholen op te richten en de universiteiten te steunen. Die geven de economie van Pittsburgh al meer dan een eeuw een serieuze duw in de rug. Het goed gefinancierde hoger onderwijs zorgt voor veel werkgelegenheid en produceert hooggeschoold talent aan de lopende band, waardoor grote bedrijven uit de meest uiteenlopende sectoren in de regio er lokale afdelingen hebben gevestigd.
De twee sterkhouders van het hoger onderwijs zijn Carnegie Mellon University en de University of Pittsburgh. Jaarlijks worden via beide instellingen enkele miljarden dollars in onderzoek en onderwijs geïnvesteerd. Hun endowments, zeg maar hun spaarboekje, zijn samen goed voor 6 miljard dollar. Beide instellingen zijn ook bijzonder ambitieus om hun wetenschappelijk onderzoek om te zetten in commerciële toepassingen. Het zijn bedrijvenfabrieken, die jaarlijks een tiental spin-offs genereren en zo extra werkgelegenheid en investeringen naar de stad trekken.
De hoogleraren hebben veel vrijheid en mogen hun verplichtingen aan de universiteit tijdelijk op een lager pitje zetten om een onderneming te runnen of voor een bedrijf te werken. Ook bij studenten en onderzoekers wordt de ondernemingszin gestimuleerd. “Er wordt weleens gezegd: in Pittsburgh weet je soms niet of je met een ingenieur of een ondernemer praat. Wij vatten dat op als een compliment”, zegt Farnam Jahanian, de voorzitter van Carnegie Mellon.
Zelfrijdende auto’s
Pittsburgh heeft een nieuwe bijnaam gekregen: Roboburgh. Meer dan vijftig bedrijven en onderzoeksorganisaties in de stad zijn lid van het Pittsburgh Robotics Network. Het zwaartepunt is Robotics Row, een buurt in het Strip District, enkele kilometers van de universiteitswijk rond Carnegie Mellon, aan de overkant van de stad. De buurt was lang verloederd. Veel industriële panden en warenhuizen waren gesloten. Sinds kort hebben Uber en een twintigtal andere roboticaspelers de buurt doen heropleven. Ze liggen bijna broederlijk naast elkaar: de onderzoekscentra voor zelfrijdende auto’s van start-ups en van gevestigde techbedrijven, en de spin-off National Robotics Engineering Center van Carnegie Mellon. Ze trekken investeringen aan van vastgoedontwikkelaars, die de verloederde blokken één na één aanpakken en er nieuwe kantoren en appartementen bouwen. Even buiten het centrum heeft Uber op een industrieterrein een testcircuit gebouwd, waar het verkeerssituaties nabootst.
De aantrekkingskracht van Pittsburgh voor ontwikkelaars van zelfrijdende auto’s is historisch gegroeid. “In 1979 richtte Carnegie Mellon de eerste onderzoeksgroep ter wereld voor robotica op”, zei burgemeester Bill Peduto dit jaar in een interview. “Dat jaar begonnen de traditionele industrie en de staalfabrieken ironisch genoeg op de fles te gaan. Uit die robotica-afdeling kwamen uiteindelijk zelfrijdende auto’s voort. Ongeveer tien jaar geleden wonnen onderzoekers van Carnegie Mellon de DARPA Urban Challenge (een innovatie-wedstrijd van het Amerikaanse leger, nvdr). Ze stuurden een zelfrijdende auto met succes van Californië naar New York. Jaren later kwam Uber vragen of het hun prototypes mocht testen op de openbare weg. Het had niet door dat die hier al bijna tien jaar worden getest op de openbare weg.”
“Pittsburgh liep tien jaar voor op de rest van de wereld. Het talent dat bedrijven zoals Uber nodig hebben, was hier al aanwezig”, stelde Bill Peduto. “Bovendien heeft de stad een uniek akkoord gesloten met Carnegie Mellon. De universiteit fungeert als onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling en de stad als laboratorium. Als ik bijvoorbeeld slimme verkeerslichten wil om de doorstroming te verbeteren, kan ik dat gewoon vragen aan de universiteit in plaats van een aanbesteding op te starten.”
Zlatan Ibrahimovic
In Pittsburgh is onder meer ook het poliovaccin en de eerste pacemaker ontwikkeld. De stad kan al decennia teren op een succesvolle medische sector die talentvolle artsen aantrekt. Toen de voetballer Zlatan Ibrahimovic van Manchester United zich in 2017 blesseerde, liet hij zich opereren door een vermaarde chirurg van het University of Pittsburgh Medical Center (UPMC). Die ziekenhuis- en zorgverzekeringsgroep is verbonden aan de University of Pittsburgh en de grootste privéwerkgever in de stad. De groep heeft ook afdelingen in andere regio’s, maar de meerderheid van de 80.000 werknemers werkt in Pittsburgh. De medische infrastructuur van UPMC, die verscheidene straten van de stad domineert, en het aanwezige talent hebben een zelfversterkend effect. Jaarlijks trekt de stad voor honderden miljoenen dollars onderzoeksfondsen aan van het National Institute of Health, het belangrijkste Amerikaanse overheidsorgaan voor medisch onderzoek.
Dat Pittsburgh weer floreert in de 21ste eeuw, dankt de stad voor een groot stuk aan haar vooroorlogse glorieperiode.
Pittsburgh kan zijn positie in onderzoek en ontwikkeling nog versterken, volgens Ajit Shetty. De gewezen CEO van Janssen Pharmaceutica haalde in het begin van zijn carrière een MBA aan Carnegie Mellon. Hij is lid van the board of trustees van de universiteit en is geregeld in Pittsburgh. “Het is duidelijk dat artificiële intelligentie een enorm potentieel heeft voor het onderzoek naar nieuwe behandelingen en geneesmiddelen. Carnegie Mellon is wereldtop in artificiële intelligentie, de University of Pittsburgh in geneeskunde. Samen kunnen beide instellingen een pioniersrol spelen in de combinatie van die disciplines.”
Starters en familiebedrijven
Hoewel Pittsburgh een diverse economie heeft, wil de stad het gat dat de zware industrie naliet nog op een andere manier opvullen. Een van de speerpunten in die strategie is Alphalab, een incubator voor starters en een onderdeel van een investeringsmaatschappij die door de regionale overheid wordt gesteund. Naast de traditionele kleinere softwarebedrijfjes heeft die ook een afdeling voor hardware: Alphalab Gear. Elk jaar selecteert die tussen tien en twintig starters die hun eerste product bouwen. De deelnemers zijn heel divers. Twee jonge vrouwelijke ondernemers uit Japan werken aan een intelligente kattenbak die het aantal plasjes registreert om nierfalen vroeg te detecteren, een van de belangrijkste doodsoorzaken bij katten. En voor wie meerdere katten heeft: de bak werkt met snuitherkenning. Een andere start-up ontwikkelt goedkope testpoppen voor geneeskundige opleidingen.
“Behalve begeleiding en 25.000 dollar steun, die ze ontvangen in ruil voor een minderheidsparticipatie, krijgen ze ook een kantoortje om hun zaak op te starten”, zegt Ilana Diamond, die Alphalab Gear leidt. “Ze kunnen aanspraak maken op nog eens 25.000 dollar als ze hun eerste productie aan een lokale fabrikant geven. Rondom de grote staalfabrieken waren veel kleine familiebedrijven actief. Die hebben zich kunnen aanpassen door niches op te zoeken. Er is een ecosysteem van industriële familiebedrijven die gemakkelijk in te schakelen zijn voor de productie van eerste prototypes en eerste reeksen. Als het product echt een hit wordt, ga je naar Azië moeten kijken, maar de eerste jaren zit je kort bij je producenten.”
Over die industriële familiebedrijfjes is Diamond optimistisch. “Reshoring (het terughalen van activiteiten, nvdr) is ook weer een optie. Ik heb zelf een bedrijf van elektronica-accessoires gehad in de regio rond Pittsburgh. Ik wilde een deel van het assortiment weer lokaal produceren, maar dan moet je meedenken met je lokale leveranciers. In China zijn de lonen laag genoeg zodat je een product dat uit veel componenten bestaat er met de hand kunt laten assembleren. Hier zou dat onbetaalbaar zijn. Daarom hebben we ons ontwerp aangepast, zodat we een deel van het manuele assemblagewerk achterwege konden laten.”
Mijn grootste vrees is dat we San Francisco achternagaan en dat slechts een minderheid van het succes profiteert” – Ilana Diamond, Alphalab Gear
Kloof tussen arm en rijk
“Ik kan me voorstellen dat softwarestart-ups zich eerder in San Francisco of andere Amerikaanse steden vestigen”, stelt Diamond. “Maar wie met hardware bezig is, moet toch Pittsburgh overwegen. Er is heel veel talent aanwezig dankzij Carnegie Mellon. Geld is ook geen probleem. De grote investeerders aan de Oostkust hebben de weg gevonden, in het zog van de vele grote techbedrijven die hier afdelingen hebben. Bovendien is hier minder concurrentie tussen de bedrijven om kapitaal binnen te halen. Mijn grootste vrees is wel dat we San Francisco achternagaan en dat slechts een minderheid van het succes profiteert, met een diepe kloof tussen arm en rijk als resultaat. Toch ben ik optimistisch. De burgemeester en andere beleidsmakers liggen daar duidelijk wakker van. Zij gaan voor een inclusieve groei.”
Stijgende vastgoedprijzen en andere groeipijnen
Weinig inwoners van Pittsburgh zullen terug verlangen naar de donkere jaren tachtig, maar de nieuwe boom leidt wel tot groeipijnen. Carnegie Mellon is al verschillende keren door elkaar geschud, omdat bedrijven zoals Uber en Amazon hele vakgroepen wegplukken bij de universiteit. Het stadsbestuur heeft ook al moeten optreden tegen Uber, omdat het de afspraken over tests met zelfrijdende auto’s niet altijd respecteerde.
Huisvesting is een van de grootste problemen. Het is nog niet zo erg als in San Francisco en Silicon Valley, waar een gemiddeld huis of appartement gemakkelijk enkele miljoenen dollars kost. Een beginnende ingenieur of programmeur verdient er bovendien al snel meer dan 100.000 dollar per jaar, los van zijn aandelenopties. Pittsburgh is ook een aantrekkelijke techcluster omdat de vastgoedprijzen er lager zijn en talent er iets goedkoper is.
De aanhoudende stijging van de vastgoedprijzen is wel een aandachtspunt. Anders dan in veel andere Amerikaanse steden heeft de vastgoedmarkt er slechts een kleine dip doorgemaakt. De markt is er ook veel sneller gestegen dan het gemiddelde. In bepaalde wijken zijn de huizenprijzen de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld. Pittsburgh is nog altijd een betaalbare stad, maar als die stijgende trend doorzet, dreigen de minder bemiddelde en laagopgeleide inwoners uit de markt te worden geprijsd.
“Stijgende vastgoedprijzen zijn niet slecht. Die zijn nu eenmaal een gevolg van de stijgende populariteit van Pittsburgh”, zei Karina Ricks onlangs in een radio-interview over de impact van de techboom. Zij leidt het departement Mobiliteit en Infrastructuur van de stad. “Maar voorlopig betalen de inwoners hier meer aan transport dan aan huisvesting. De stad heeft als doelstelling dat huishoudens maximaal 45 procent van hun inkomen uitgeven aan huisvesting, transport en andere grote leefkosten zoals energie. We moeten dus zien of we de stijgende vastgoed- en huurprijzen compenseren met een verlaging van andere grote kosten.”
Vlaanderen meets Carnegie Mellon
Een delegatie van de Vlaamse instellingen imec, Vario en VIB bracht begin oktober een werkbezoek aan Carnegie Mellon University in Pittsburgh, samen met Vlaams minister voor Economie en Innovatie Philippe Muyters (N-VA). Trends was ook uitgenodigd en brengt volgende week verslag uit over de investeringen in artificiële intelligentie door de universiteit en de Belgische academici, ondernemers en onderzoekers die er actief zijn.
Trends in Pittsburgh
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier