Sinds het boekjaar 2024 geldt een minimale vennootschapsbelasting van 15 procent voor multinationals. Ongebreidelde fiscale aftrekken behoren daarmee tot het verleden. Maar fiscaal expert Luc De Broe tempert al te hoge verwachtingen van de maatregel.
De zogenaamde globale minimumbelasting voor multinationals trad in werking vanaf het boekjaar 2024. Trends vroeg meer uitleg aan Luc De Broe, specialist in fiscaal recht en professor emeritus aan de KU Leuven.
“De globale minimumbelasting geldt voor alle winstgevende bedrijven vanaf het boekjaar 2024”, legt De Broe uit. “Zeer vereenvoudigd komt het hierop neer. Als een Belgisch lid van een buitenlandse multinational geen 15 procent belasting betaalt op de gecorrigeerde IFRS -winst, heeft België als eerste het recht om bij te heffen tot 15 procent. Als een Belgische groep buitenlandse dochters heeft die daar geen 15 procent betalen, kan België op die winst bijheffen. Het is nog afwachten wat dat voor onze schatkist zal opbrengen. Maar het bedrag zal het begrotingstekort zeker niet dichtfietsen.”
Bovenaan in onze top vijftig staan enkele farmaceutische bedrijven. Die kunnen octrooien, onderzoek en innovatie aftrekken, waardoor de aanslagvoet vaak sterk onder de officiële drempel duikt. Behoort dat dan tot het verleden?
LUC DE BROE. “De octrooiaftrek is een aftrek ‘buiten balans’. Ze gebeurt dus enkel in de fiscale aangifte. De minimumbelasting verbiedt dat soort nationale regels niet, maar als die tot gevolg hebben dat de boekhoudkundige winst niet effectief tegen 15 procent wordt belast, moet er extra belast worden. De wet laat eerst de keuze – het is dus geen verplichting – aan het land dat niet tegen 15 procent heeft belast om bij te heffen. Gebeurt dat niet, dan is het land van de moedervennootschap verplicht die extra heffing te doen. België heeft voorzien dat het zal bijheffen als de boekwinst van Belgische vennootschappen niet tegen 15 procent belast is als gevolg van de fiscale stimuli. We corrigeren onze eigen stimuli dus tot 15 procent.”
‘Elk land met fiscale incentives voor onderzoek en ontwikkeling bevindt zich in hetzelfde schuitje. België wordt niet minder fiscaal aantrekkelijk’
De nummers twee en drie in onze lijst, GlaxoSmithKline Biologicals en Janssen Pharmaceutica, zijn filialen van Amerikaanse multinationals. Zullen de Verenigde Staten dan extra belasten?
DE BROE. “Nee. De Verenigde Staten zullen niet extra heffen, omdat het land dat een effectief tarief onder 15 procent heeft, eerst de kans krijgt om bij te heffen. België heeft die keuze in zijn wetgeving voorzien en zal dus extra heffen bij de Belgische dochter. Die belasting heet de Qualified Domestic Minimum Top-Up Tax (QDMTT). In dat geval vervalt het bijheffingsrecht van het land van de moedermaatschappij.”
Wordt België daarmee niet minder aantrekkelijk voor bedrijven in de farmaceutische nijverheid?
DE BROE. “De aantrekkelijkheid van de octrooi-aftrek – en meteen ook van andere fiscale incentives voor onderzoek en ontwikkeling – is door de globale minimumbelasting inderdaad afgenomen. Maar aangezien die belasting mondiaal speelt, geldt hetzelfde voor de soortgelijke incentives in pakweg Zwitserland, Ierland enzovoort. Elk land met fiscale incentives voor onderzoek en ontwikkeling bevindt zich dus in hetzelfde schuitje. Daarom verleggen de stimuli zich naar subsidies of non-corporate incentives, bijvoorbeeld in de personenbelasting om gekwalificeerd personeel aan te werven of in de sociale zekerheid.”