De lokroep van de zorgeconomie
De overheid wil met meer digitalisering de gezondheidszorg efficiënter maken. Paradoxaal genoeg ziet het bedrijfsleven in de mogelijke besparingen een belangrijke bron van inkomsten. De zorgsector staat voor ingrijpende veranderingen.
Een voormalige conciërgewoning op de Graanmarkt in Aalst is deze week even een voorbeeld van de opportuniteiten die in de zorgsector liggen. Vlaams minister van Economie en Innovatie Philippe Muyters (N-VA) kwam op 25 november het lint van de ProDomo-testwoning doorknippen. De testwoning is nog een onderdeel van een van de zorgproeftuinen die de vorige Vlaamse regering heeft opgezet. Het gaat om het AIPA-project. Dat staat voor ‘Ageing in Place Aalst’ en draait er als experiment om te onderzoeken hoe senioren langer thuis kunnen wonen. Het huis is voorzien van domotica en technologie die gericht is op senioren.
Dat een Vlaamse minister de honneurs komt waarnemen, is geen toeval. Vlaanderen zoekt al langer naar sectoren om nieuwe werkgelegenheid, toegevoegde waarde en economische activiteit in te ontplooien. En de zorgsector geldt als een sector met potentieel. Kris Peeters maakte er als vorige minister-president een speerpunt van met zijn Vlaanderen in Actie (ViA). De regering-Bourgeois doet dat op haar manier over.
Tegelijk wordt de zorgsector internationaal geconfronteerd met een toenemende digitalisering en dat zet businessmodellen op hun kop. Digitalisering is dezer dagen een containerbegrip voor de mogelijkheden die nieuwe technologie biedt in de zorg, bijvoorbeeld om patiënten thuis te monitoren (zie kader Een kwestie van automatisering). Waar business as usual ter discussie staat, liggen kansen voor ondernemers. Ziedaar de reden waarom de lokroep van de zorgeconomie luider dan ooit weerklinkt.
Clusterdromen
“Vlaanderen moet zich profileren als innovatieve zorgregio”, benadrukt Rudy Mattheus, voorzitter van de VOKA Health Community. Dat platform is enkele jaren geleden onder de vleugels van de Vlaamse werkgeversorganisatie VOKA opgericht en wil via open innovatie de witte economie in onze contreien aanzwengelen. De organisatie telt ruim honderd leden. Daarbij zitten vooral verzekeraars, ziekenhuisgroepen, farmabedrijven, hier en daar een gespecialiseerde consultant en een paar start-ups. Maar het initiatief staat niet alleen. Zo doen het overheidsinitiatief Flanders’ Care en het Vlaamse Microsoft Innovation Center (MIC) ook pogingen om de zorgeconomie te versterken.
“De bedoeling van de Microsoft Innovation Centers, is het versnellen van de innovatie”, zegt Mattheus, die ook bij het MIC een bestuurszitje heeft. “We willen helpen ideeën marktrijp te maken. Het is niet per se nodig om met Microsoft-producten te werken. Het gaat erom lokale partnerschappen te sluiten rond ICT in de gezondheidszorg.” Het initiatief mikt op een clustereffect volgens een stramien dat stakeholders — bedrijven, kenniscentra, patiënten en overheidsdiensten — bij elkaar brengt om de innovatie te vergemakkelijken.
Daarom zijn ook twee kennisinstellingen, de Hogeschool van Kortrijk en de KU Leuven, en een industriële partner als Niko meegestapt in het MIC-platform. Voorts zijn ook iMinds, VOKA Healthcare en Vives betrokken bij de werking. Mattheus is trouwens ook bij Niko voorzitter van de raad van bestuur. Dat wil niet zeggen dat het zorgevangelie van Mattheus gebakken lucht is. Integendeel: werd het MIC pas in 2012 is opgericht, het initiatief heeft volgens zijn jongste jaarverslag in drie jaar tijd bijgedragen aan het creëren van 300 banen in 70 start-ups. “Dat aantal banen op zich is minder relevant”, relativeert Mattheus. “We moeten maken dat we stakeholders en technologie samenbrengen rond een bepaald domein, dan volgt de werkgelegenheid via start-ups en spin-offs bijna vanzelf.”
Besparing en opportuniteit
Ook vanuit de federale regering komt een push voor de digitalisering in de zorg. Minister Maggie De Block (Open Vld) beloofde aan de ziekenhuizen 40 miljoen euro extra budget om te investeren in e-gezondheid. De overheid doet dat enerzijds uit besparingsoverwegingen, maar ook omdat de moderne geneeskunde nu eenmaal in die richting evolueert. Dat is ook de visie van Bart De Moor, hoogleraar aan de KU Leuven en specialist health care bij iMinds. “Alles kan vandaag worden gemeten”, zegt hij. “Dokters worden overspoeld door beelden en medische data. Per patiënt worden er al gauw enkele gigabytes verzameld die dankzij dataminingtechnieken behulpzaam kunnen zijn bij het stellen van diagnoses.”
Volgens De Moor heeft ons land troeven om in de digitalisering van de zorg uit te blinken. Het onderwijs levert bijvoorbeeld goede ingenieurs en onderzoekers af. En dat leidt tot resultaten. Cartagenia, een spin-off ontsproten uit het Centrum voor Menselijke Genetica van het UZ Leuven en de onderzoeksgroep Stadius van KU Leuven waarin De Moor actief is, werd onlangs verkocht aan het Amerikaanse Agilent voor niet minder dan 60 miljoen euro. “Wij zitten met onze onderzoeksgroep in de schaduw van Gasthuisberg, het grootste universitaire ziekenhuis van Europa. Voorlopig zorgen onze toepassingen echter vooral voor meer kwaliteit en leiden ze niet meteen tot besparingen. Maar vanuit businessoogpunt is er hier zeker potentieel in digitale gezondheidszorg”, besluit De Moor.
Dat heeft onder andere te maken met de sterke positie van ons land in klinische proeven. In Gasthuisberg worden per jaar klinische tests voor 400 producten gedaan. Reken daar nog de relatieve sterkte van de farmasector bij en je krijgt een interessante biotoop. Ook Biocartis, dat vaak gerekend wordt tot de biotechcluster, ziet De Moor als een bedrijf waar software en genetica elkaar tegenkomen met economische opportuniteiten als gevolg.
En dan zijn er nog de wearables en apps. Die trend heeft misschien minder met topwetenschap van doen, maar op dat terrein zijn er initiatieven die dankzij al de netwerkinspanningen van het MIC, VOKA Health en de overheid wel degelijk tot start-ups leiden. Het gaat om bedrijfjes als FamilyEye, dat een systeem ontwikkelde voor automatische valdetectie van senioren. Mogelijk wordt dat een hit in de thuisverpleging. Of om een product als de Embracelet, een slimme armband voor senioren die zijn wortels heeft in een studiereis naar Silicon Valley van enkele bedrijfsleiders en CD&V-partijvoorzitter Wouter Beke. Ze raakten geïnspireerd, investeerden allemaal in het project en uiteindelijk commercialiseert het Vlaamse bedrijfje Uest nu de armband.
België is te klein
Techneuten, bedrijfsleiders en beleidsmakers dromen al langer van de exportkansen van de zorgsector. Die zijn ook noodzakelijk, want voor start-ups in de zorg is de markt hier per definitie te klein. Zegt Rudy Mattheus: “Om genoeg kritische massa te krijgen, moet je internationaliseren. Dat gebeurde de afgelopen decennia te weinig.”
Maar Mattheus is optimistisch. “Ik denk dat het klimaat is veranderd”, zegt hij. “Je ziet dat iedereen internationalisering en cocreatie nu wel als noodzakelijk ervaart. Bovendien lijken we ons steeds duidelijker af te vragen waar we al goed in zijn. Zo hebben onze bouwbedrijven door de strikte reglementering van woon-zorgcentra wel enige kennis opgebouwd of wist een bedrijf als Essers zich te ontwikkelen tot een specialist in logistiek voor ziekenhuizen.”
Die tendens blijkt ook in Aalst. De seniorenflat van het AIPA-project zou er niet gekomen zijn zonder het speciale klapbed dat meubelfabrikant Boone uit Poperinge ontwikkelde. De kmo van ondernemer Jan Van Hecke investeert al langer in de seniorenniche. Van Hecke nam al in 2009 het initiatief om een internationaal platform voor open innovatie in de ouderenzorg op te starten. Dat PRoF-platform krijgt veel internationale erkenning en telt op zijn beurt ook meer dan 140 partners. En ja, een aantal daarvan zitten ook in de al genoemde clusters.
Roeland Byl
“Eigenlijk staat de zorgsector voor een evolutie waar de telecomindustrie de jongste jaren doorheen moest”
“Om genoeg kritische massa te krijgen, moet je internationaliseren. Dat gebeurde de afgelopen decennia te weinig”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier