De alternatieven voor de auto moeten goedkoper worden
Donderdag trekken het netwerk Duurzame Mobiliteit en de VUB-onderzoeksgroep Mobilise met hun aanbevelingen voor een duurzamere mobiliteit naar minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open Vld). Ze formuleerden hun suggesties op basis van de resultaten van het burgerwetenschappelijke experiment ’30 dagen minder wagen’. Daaraan hebben in juni ruim 6.500 mensen deelgenomen.
De stijgende brandstofprijzen speelden ongetwijfeld in het voordeel van het experiment, maar dat vinden de initiatiefnemers niet erg. “Als de kostprijs een reden is om de auto te laten staan, dan ligt daarin misschien wel een kans om juist nu aan te sturen op een switch bij de mensen”, zegt Laura Berthoud, campagnecoördinator van het Netwerk Duurzame Mobiliteit.
166.000 autoloze zondagen
Niet alle deelnemers slaagden erin om de auto volledig aan de kant te laten. Toch kozen 1.500 deelnemers een maand lang consequent een duurzaam alternatief, terwijl 60 procent van de deelnemers het autogebruik in juni wist te beperken tot maximaal vier dagen. In totaal staat de duurzaamheidsactie gelijk aan 166.000 autoloze zondagen of een geschatte CO2-reductie van 137 ton. Dat is hetzelfde als 64 wagens een volledig jaar weghouden van de baan.
In het onderzoek konden deelnemers ook aangeven in welke omstandigheden ze alsnog kozen voor de wagen. Dat biedt inzicht in de vraag waar de knelpunten voor duurzame alternatieven nog liggen. VUB-onderzoeker Cathy Macharis (Mobilise): “Mensen hebben aangegeven dat de afstand en het aanbod in de late uren of het weekend de grote drempels zijn. Zeker op plekken die moeilijk te bereiken zijn, is dat een signaal dat het openbaar vervoer onvoldoende is afgestemd op de noden.”
Drie aanbevelingen
Nu de resultaten deze zomer in detail zijn doorgerekend, komen de initiatiefnemers met thematische aanbevelingen voor minister Lydia Peeters. In de eerste plaats vragen ze dat mensen laagdrempelig moeten kunnen proeven van duurzame mobiliteit en beter geïnformeerd worden over de mogelijkheden. “We zagen dat mensen die aan het begin van de campagne een aantal problemen opnoemden voor duurzame alternatieven, daar minder over spraken nadat ze het hadden uitgeprobeerd”, zegt Laura Berthoud, campagnecoördinator bij het Netwerk Duurzame Mobiliteit. “Mensen leren al doende. Als ze een paar weken een alternatief hebben uitgeprobeerd, dan weten ze hoe het werkt.”
Cathy Macharis (VUB-Mobilise): “Wij konden met partners zoals Cambio en Blue Bike mensen gratis van die diensten laten proeven. Zo konden ze die alternatieven leren kennen. Daarom zou het goed zijn om deze campagne elk jaar te doen.”
Ten tweede vragen de initiatiefnemers dat de overheid meer in openbaar vervoer investeert. Niet enkel bus-, trein- en tramverbindingen zijn belangrijk, maar ook deelmobiliteit. 10 procent van de deelnemers maakte voor het eerst kennis met deelmobiliteit. Belangrijk is ook die investeringen niet tot de steden te beperken. “Een van de grootste drempels was het aanbod”, zegt Berthoud.”Door in te zetten op een ruimer aanbod openbaar vervoer en de deelmobiliteit tot buiten de steden te brengen, worden weekenduitstapjes en terugkeren van een avondvoorstelling makkelijker.”
Slechts 5 procent van de deelnemers van ’30 dagen minder wagen’ kwam uit een niet-stedelijk gebied. De onderzoekers zien daarin een indicatie dat er meer alternatieven moeten komen op het platteland. Al kun je een deelwagenbedrijf moeilijk verplichten om uit te wijken naar een plek waar de rentabiliteit vermoedelijk veel lager ligt. Daarom stellen de initiatiefnemers voor om de btw op deelwagens te verlagen van 21 naar 6 procent. Macharis pleit zelfs voor startsubsidies.”Het is een kwestie van de kip en het ei”, zegt ze. “Deelwagenbedrijven zijn heel gericht op steden omdat ze weten er daar de vraag is, maar in kleine plattelandsgemeenten is er geen vraag omdat de mensen vaak een wagen kopen omdat er in hun gemeente geen aanbod is van deelwagens. Daarom zouden gemeentes startsubsidies kunnen overwegen.”
Ten slotte zou de minister er goed aan doen om duurzame mobiliteit niet enkel als een ecologisch alternatief te promoten. Uit de bevraging van de deelnemers blijkt dat die op dit moment kiezen mensen voor het openbaar vervoer omdat ze geloven in een positief effect op hun gezondheid, omdat het hun stress naar omlaag haalt of om milieuredenen. Maar dat is volgens Berthoud niet genoeg. “Eigenlijk moet duurzame mobiliteit het synoniem worden van betrouwbaar , betaalbaar en efficiënt”, zegt ze. “Mensen moeten kiezen voor openbaar vervoer omdat het de veiligste, snelste en goedkoopste oplossing is.”
Het openbaar vervoer goedkoper maken zodat het de meest voor de hand liggende optie vormt, betekent wel dat het besparingsregime van de jongste jaren bij busmaatschappij De Lijn naar de prullenmand moet. Berthoud: “Als we een grondige switch in het mobiliteitsgedrag nastreven, hebben we een beleid nodig dat zo’n gedragswijziging kan begeleiden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier