Bart Teuwen: ‘We moeten meer kijken naar wat langdurig zieken wel nog kunnen’
De jongste jaren kosten langdurig zieken de sociale zekerheid meer dan werkzoekenden. Met zijn boek Verzuim, maak er werk van hoopt Bart Teuwen een steen te verleggen in de zoektocht naar een oplossing. “Het is belangrijk dat we niet blijven steken in de dichotomie van volledig ziek of volledig weer klaar om te werken.”
Bart Teuwen leidt de dienst voor controlegeneeskunde Certimed, een zusteronderneming van Mensura. Hij begon zijn carrière als huisarts en trok daarna naar Nederland als bedrijfsarts. Sinds 2016 is hij weer in België actief. Zijn credo: een goed verzuimbeleid begint met het demedicaliseren van verzuim.
Afwezigheid op het werk heeft toch altijd een medische oorzaak. Waarom moet die medische component niet langer centraal staan?
BART TEUWEN. “Het medische staat vaak de communicatie in de weg. De medische diagnose werkt als een schaamlapje, waarachter iedereen zich te gemakkelijk verschuilt. Juist omdat het iets medisch is, lijkt het logisch dat we het er met elkaar niet over hoeven te hebben. Ik snap dat ook. Voor een leidinggevende en een medewerker is dat best een moeilijk gesprek; ze zijn uiteindelijk niet geschoold in medische zaken en de bijbehorende parameters. Maar over dat medische moet het dan ook niet gaan, het gesprek moet gaan over de benutbare mogelijkheden. Uiteraard zit daar een medische problematiek achter, maar we weten ook dat er een grijze categorie is in ziekteverzuim, waarvoor de redenen voor de afwezigheid niet enkel medisch maar multifactorieel zijn. Zeker als het om een langdurige afwezigheid gaat, is de oorzaak bijna nooit enkel medisch. Allerlei andere factoren spelen dan een rol. Het is belangrijk die ook mee te nemen. De medische problematiek op zich moet niet ter discussie staan, maar wel wat dat betekent voor je inzetbaarheid en de mogelijkheden die je wel nog hebt. Laat ons daarover met mekaar in gesprek gaan.
“Het is belangrijk dat we niet blijven steken in de dichotomie van volledig ziek of volledig weer klaar om te werken. Want dat is wat die medicalisering veroorzaakt. Momenteel bemoeien diverse artsen zich met verzuim: de huisarts, de arbeidsarts, de arts bij de mutualiteit en als het langdurig is soms ook nog de controlearts bij het Riziv. De kans dat op een bepaald moment toch iemand een medisch label gaat kleven dat een werknemer volledig arbeidsongeschikt verklaart, is gewoon erg groot. Nogmaals, dat moet veranderen. We moeten echt gaan kijken welke mogelijkheden iemand nog wel heeft.”
Dan hebt u het over die zogenoemde fitnote, waar ook werkgevers in het verleden al voor hebben gepleit?
TEUWEN. “Dat is een mogelijk middel.”
Dat klinkt als een interessant concept, alleen moet iemand de parameters voor zo’n fitnote controleren. Dat is toch opnieuw een medisch oordeel?
TEUWEN. “Ik denk dat je die medische beoordeling nog wel nodig hebt. Dat is terecht. Mijn pleidooi is niet de medici uit het verzuimbeleid te weren. Ik denk dat de arbeidsarts bij de fitnote een rol te spelen heeft. Die zit dichter op de reële situatie dan de huisarts, en heeft een inzicht in hoe de werkplek eruitziet, wat de werkgever kan doen. Die moet oordelen over de inzetbaarheid. Dat is inderdaad nog wel een medische beoordeling, maar een heel andere dan een diagnose die sowieso leidt tot volledige arbeidsongeschiktheid.”
Dat is extra werk voor de arbeidsartsen. En we hebben er nu al te weinig.
TEUWEN. “Dat is absoluut waar.”
Is uw idee dan geen utopie?
TEUWEN. “Ik denk het niet. Er zijn mogelijkheden, maar die vergen een fundamentele discussie over de taakverdeling van de arbeidsgeneeskunde. Net zoals we dat in de curatieve zorg moeten bekijken, moeten we voor de arbeidsgeneeskunde ook kijken welke taken je bij verpleegkundigen kunt leggen en waar de arts een meerwaarde biedt. Veel van het werk van de arbeidsarts is zeer repetitief werk zonder veel toegevoegde waarde. Laat ons alsjeblieft de arts inzetten waar hij een toegevoegde waarde heeft en een aantal taken delegeren.”
U hebt in Nederland gewerkt als bedrijfsarts. Daar worden de werkgevers veel meer geresponsabiliseerd dan bij ons. Ligt de sleutel tot succes in een degelijke aanpak van het absenteïsme niet in het responsabiliseren van de werknemers en de werkgevers?
TEUWEN. “Zeker wel. Je moet zo veel mogelijk positief proberen te incentiveren, maar op een bepaald moment, moet je niet langer om sancties heenlopen. Nu vermijden we dat. Op een bepaald moment moet je durven beslissingen te nemen. En als een werkgever niet actief werkt aan het inzetten van zijn medewerkers, of als de medewerker zelf niet actief meewerkt, dan moet daar een sanctie tegenover kunnen staan. Dat is wat in Nederland voor een stuk gewerkt heeft. Al is het daar te veel doorgeschoten. De twee jaar loon doorbetalen heeft vooral de verzekeraars rijk gemaakt. Voor een kleine onderneming was dat de strop om de nek. Niet elk bedrijf heeft de mogelijkheden om heel veel te doen, terwijl wel veel verwacht wordt. Toch kun je er niet omheen dat die responsabilisering van de werknemer en de werkgever vanaf de eerste dag wel heeft gewerkt. Absoluut.”
Bij ons stappen werknemers bovendien liever niet zelf op, omdat zo’n vrijwillig ontslag veel onzekerheid creëert, terwijl een werkgever na een maand de kosten kan doorschuiven naar de sociale zekerheid. Misschien is een hervorming van het ontslagrecht nodig?
TEUWEN. “De contouren van een hervorming zitten in het nieuwe koninklijk besluit re-integratie. Daarin worden stappen gedaan in het openbreken van het ontslag om medische redenen. Maar ik ben er niet van overtuigd dat puur het herzien van het ontslagrecht het probleem kan oplossen. Dan nog zullen velen blijven zitten en laten begaan, zonder zich de moeite te getroosten naar een oplossing te zoeken. Ik denk dat we veel meer moeten sturen. Daarbij is het gesprek maar een deel van de oplossing. Het moet omkaderd zijn met een toolbox die beschikbaar wordt gesteld vanuit de werkgever. Daarin moet duidelijk zijn wat extra aangeboden wordt om ervoor te zorgen dat de benutbare mogelijkheden verbeteren.
“In Nederland vond ik het altijd een sterkte dat we als arbeidsarts ook heel nauw samenwerkten met psychologen, revalidatiecentra en multidisciplinaire begeleiders, om met mensen in een traject te stappen en hen te begeleiden in dat re-integratieproces. Doe je dat niet, dan blijven mensen zitten en lost het gesprek op zich niet zoveel op. Naast het individuele gesprek zijn er dus ook handvatten en instrumenten nodig om de leidinggevende en werknemer te helpen bij het heropbouwen van de inzetbaarheid.”
Kan de overheid iets doen om het opzetten van een goed verzuimbeleid te vergemakkelijken?
TEUWEN. “De regels rond re-integratie aanpassen was een eerste goede stap. Het feit dat je als werkgever pas na vier maanden een re-integratietraject kon opstarten, vond ik waanzin. Als je weet dat na drie maanden arbeidsongeschiktheid de kans dat iemand nog terugkomt, met 50 procent daalt, dan loop je op dat moment gigantisch achter de feiten aan. Maar er kan nog veel meer gebeuren. Ik vind ook dat de overheid niet uit oog mag verliezen waar het om gaat. Ik geef een voorbeeld: de mogelijkheid om drie keer een dag zonder ziekteattest afwezig te zijn. Dat zou nu mogelijk moeten zijn in grote organisaties. Dat is ingegeven door de administratieve druk bij de huisarts. Maar is het een goede maatregel? Eerlijk gezegd, als je hem zo halfslachtig neemt, kun je het beter niet doen. Je zult een hele discussie krijgen over de vraag of het nu de vierde keer is, en dus moet je opnieuw naar de huisarts. Misschien moeten we die hele kwestie durven te herdenken.
“Voorts denk ik dat de overheid bedrijven die in ondersteunende activiteiten investeren, kan belonen. Als een werkgever inzet op een bedrijfspsycholoog of bijvoorbeeld succesvolle re-integratietrajecten kan voorleggen, dan zou je die moeten kunnen belonen. Bijvoorbeeld door ze de middelen die ze daarin investeren te laten terugverdienen door een korting op de sociale lasten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier