Automatische loonindexering vreet winsten van voedingsbedrijven op

Hoe groter het marktaandeel, hoe gemakkelijker voedingsbedrijven hun verkoopprijzen kunnen opdrijven.
© Getty Images
Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Voor onze voedingsbedrijven was 2023 een beter jaar dan het inflatoire 2022. Dat blijkt uit een balansanalyse van Trends en Trends Business Information. Vooral de marktleiders kunnen de prijzen opdrijven. In de gemiddelde onderneming worden de winstmarges weggevreten door de hogere lonen.

Op 23 mei vond voor de veertiende keer het jaarlijkse landbouw- en voedingsnetwerk­evenement van de bankengroep ING (lees meer) plaats op de domeinen van de ondernemer Willy Naessens in Wortegem-Petegem. Willem Ter Heerdt, het hoofd van de afdeling landbouw en voeding bij ING, deed daar een opmerkelijke uitspraak: in tegenstelling tot de perceptie kunnen landbouwers de prijsstijgingen van hun grondstoffen wél door­rekenen aan hun klanten. “Ze sloten in 2023 goede leveringscontracten met de voedingsbedrijven. Die konden op hun beurt de prijsstijgingen doorrekenen aan hun klanten, zoals de winkelketens”, analyseerde Ter Heerdt. “Terwijl de grondstoffenprijzen in 2023 daalden, bleven ze verkopen tegen de bestaande contractvoorwaarden. De marges gingen er dus op vooruit. Als de voedingsproducenten klagen over hun marges, heeft dat vooral te maken met hun internationale klanten. De Belgische lonen zijn 23 procent duurder dan in de buurlanden. Dat tast hun concurrentiepositie aan.”

Trends vroeg enkele dagen later of ING die vaststellingen kon staven met balansanalyses. Dat kon de bank niet. Daarom trok Trends zelf op onderzoek. Voor veel voedingsbedrijven was 2023 inderdaad beter dan 2022, met weliswaar enkele nuances, zo bleek.

Lees ook: deze voedingsbedrijven kunnen hun verkoopprijzen opdrijven

Personeelskosten

Trends analyseerde samen met de financieel-economische gegevensbank Trends Business Information de balansen van de voedingsbedrijven (zonder de drankenproducenten) voor het boekjaar 2023. Dat boekjaar komt niet noodzakelijk overeen met het kalenderjaar. 1.041 bedrijven legden al balansen neer, zo’n 27 procent van het aantal dat balansen neerlegde over het boekjaar 2022. Toen ging het om 3.877 vennootschappen.

“Het is te vroeg voor definitieve conclusies, zeker bij de kleine ondernemingen”, oordeelt Pascal Flisch, analist bij Trends Business Information. “Toch kunnen we enkele trends zien. De voedingsbedrijven in Vlaanderen doen het veel beter dan in de rest van het land. Bijna alle bedrijven hebben hun toegevoegde waarde verbeterd. Dat betekent dat ze zowel meer hebben verkocht als hun prijzen hebben verhoogd. De toegevoegde waarde stemt overeen met de brutomarge, die de basiskosten, zoals de aankoop van grondstoffen en energie, dekt.”

De personeelskosten zijn door de automatische indexering sneller gegroeid dan de toegevoegde waarde

Pascal Flisch, analist Trends Business Information

Tegelijk maakt Pascal Flisch belangrijke kanttekeningen bij die vaststelling. De kleinste ondernemingen scoren heel zwak in toegevoegde waarde. “We moeten nog voorzichtig zijn met conclusies, want in die categorieën werden nog het minste aantal balansen neergelegd. De middelgrote ondernemingen met 200 tot 999 werknemers doen het goed. Het verhaal is veel wisselvalliger bij de grote onder­nemingen, vanaf 1.000 werknemers. De toegevoegde waarde klom naar het hoogste cijfer sinds minstens 2019. Tegelijk is de cashflow gedaald. Dat is het bedrag aan cash dat een bedrijf aan het einde van het boekjaar heeft, na de betaling van alle kosten, ook de leninglasten en de belastingen. De cashflow geeft een beeld van de reële rentabiliteit van de onderneming.”

Wat blijkt? “Met gemiddeld 53 miljoen euro stabiliseert de cashflow op het niveau van 2019. Dat bedrag is ver verwijderd van de record­cijfers boven 100 miljoen euro in 2021. Het is zelfs lager dan het gemiddelde bedrag van 59 miljoen euro in 2022, een zwak jaar voor de voedingsindustrie. De personeelskosten wegen met andere woorden op de resultaten, want die worden pas verrekend ná de brutomarge. Die kosten zijn door de automatische indexering sterker gegroeid dan de toegevoegde waarde en vreten de winstmarges op.”

Dikke taksenlasagne

Ook de Belgische vereniging van de voedingsbedrijven Fevia zag eind maart al voorzichtig beterschap. De Belgische voedingssector staat voor 81 miljard euro omzet, waarvan 38,3 miljard euro uit export, en 102.000 directe banen. De productieprijzen stabiliseerden sinds 2023, na een groei met een kwart sinds juli 2021. Dat verbeterde de winstmarges (zie grafiek onderaan ).

Toch noemde Fevia in zijn jaarverslag 2023-2024 vier pijnpunten. Er is “de dikke taksenlasagne”: voeding en drank krijgen steeds meer belastingen opgelegd, zoals accijnzen, btw, heffingen op water, Groene Punt-bijdragen en de kilometer- en de verpakkingstaks. In 2010 betaalde de voedingsindustrie 5,25 miljard euro aan de overheid. In 2022 was het bedrag gestegen tot 7,76 miljard euro. Die fiscale druk leidt dan weer tot grensaankopen: “De consumenten vluchten naar het buitenland.” In 2023 ging het om 764 miljoen euro in de vier buurlanden (niet het Verenigd Koninkrijk). Daarmee derfde de Belgische staat 140 miljoen euro aan inkomsten. Een derde pijnpunt zijn de Belgische lonen. Die zijn 29 procent duurder dan in de buurlanden. En dan is er nog de krapte op de arbeidsmarkt, die de lonen nog eens opdrijft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content