ZO DOET U EEN OPTIMALE AANGIFTE

De jaarlijkse aangifte voor de personenbelasting staat weer voor de deur. Met deze eenvoudige tips kunt u mogelijk een aardig bedrag besparen.

Het fiscale aangifteformulier voor het aanslagjaar 2014 — het inkomstenjaar 2013 — telt minder codes dan vorig jaar. Er zijn 54 codes weggevallen, terwijl er 13 bij zijn gekomen; netto zijn er dus 41 codes minder. Dat komt vooral door het wegvallen van de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen — enkel die voor dakisolatie aan woningen die minstens vijf jaar oud zijn, is behouden — en de afschaffing van de zogenoemde rijkentaks van 4 procent.

Dien uw aangifte tijdig in

De papieren aangifte moet u indienen vóór 26 juni; voor de elektronische aangifte via Tax-on-web hebt u tijd tot 16 juli. Laat u uw aangifte elektronisch invullen door een mandataris — zoals een boekhouder of een fiscalist — dan is de deadline 31 oktober. Die deadlines zijn belangrijk, want wie vergeet zijn aangifte in te dienen of dat te laat doet, krijgt voortaan sneller een belastingverhoging en/of een boete.

Wacht niet de uiterste dag om uw formulier in te vullen. Bij een papieren aangifte moet u rekening houden met de tijd die de post nodig heeft om uw belastingbrief aan de fiscus te bezorgen. Ook voor een elektronische aangifte wacht u het beste niet tot enkele minuten voor middernacht op 16 juli. Het risico bestaat altijd dat het systeem crasht als te veel belastingplichtigen op hetzelfde ogenblik de website raadplegen.

Papieren aangiftes mag u niet in de brievenbus van het lokale belastingkantoor deponeren, u moet ze per post sturen naar het scanningscentrum van de fiscus in Gent of Namen. Het adres staat op het aangifteformulier.

Goed begonnen is half gewonnen

Verzamel eerst uw fiscale fiches en attesten — zoals uw loonfiche en de attesten van uw hypothecaire lening en het pensioensparen — voordat u uw formulier begint in te vullen. Het vergt heel wat studiewerk om de aangifte optimaal in te vullen. Hebt u daar geen tijd of interesse voor, dan kunt u dat werk door iemand anders laten doen of hulpmiddelen gebruiken. Doet u een beroep op een boekhouder of een fiscalist aan wie u een mandaat hebt gegeven om uw aangifte in te dienen, dan volstaat het hem alle documenten te bezorgen. Zorg er wel voor dat u hem op de hoogte houdt van elke wijziging in uw fiscale en familiale situatie.

Hebt u geen boekhouder, dan kunt u terecht bij de fiscus, of bij uw bankier of verzekeringsmakelaar. De fiscus helpt belastingplichtigen via een telefonische dienst bij het Contactcenter van de fe-derale overheidsdienst Financiën (0257-257.57). U kunt er elke werkdag van 8 tot 17 uur terecht met eenvoudige vragen over uw aangifte. Daarnaast kunt u iedere werkdag van 9 tot 12 uur voor advies langslopen bij uw lokale belastingkantoor, of in een ander kantoor. U vindt de contactgegevens van uw kantoor op uw belastingaangifte.

Veel belastingplichtigen doen een beroep op hun bankier, verzekeringsagent of verzekeringsmakelaar om hun belastingaangifte te laten invullen en te laten uitrekenen. Veel banken en verzekeraars hebben die service de voorbije jaren afgebouwd. De meeste bankiers rekenen in principe enkel de aangifte uit die u hebt ingevuld. U blijft dus zelf verantwoordelijk voor de gegevens. Bij kleinere banken met zelfstandige agenten en bij verzekeringsmakelaars kunt u meestal wel nog terecht voor het invullen en het uitrekenen van uw aangifte, al dan niet tegen betaling van een kleine vergoeding (bijvoorbeeld 25 euro).

Op verscheidene websites zijn gratis fiscale berekeningsprogramma’s beschikbaar die u kunt gebruiken om uit te rekenen hoeveel belastingen u terugkrijgt of moet betalen. Zo vindt u op de website van de verzekeraar DVV het programma TaxWeb 2014.

Geef uw buitenlandse bankrekeningen en levensverzekeringen aan

Al enkele jaren bent u verplicht op te geven of u een of meer bankrekeningen in het buitenland hebt. Als u of een gezinslid in het inkomstenjaar 2013 titularis is geweest van een buitenlandse rekening of verzekeringnemer is geweest van een in het buitenland gesloten levensverzekering, dan moet u dat in vak XIII melden door ‘ja’ aan te kruisen bij de codes 1075 en 1076. U moet ook de naam en de voornaam van de titularis of van de verzekeringnemer opgeven, samen met het land waar de rekening is geopend of waar de verzekeringsonderneming is gevestigd.

Op het eerste gezicht kan de fiscus niet veel aanvangen met die informatie. Toch kan uw fiscale controleur u op basis daarvan een zogenoemde vraag om inlichtingen sturen, met het verzoek de rekening- of de contractnummers op te geven.

Geef juridische constructies aan

Nieuw voor het inkomstenjaar 2013 is de aangifte van zogenoemde juridische constructies in code 1077. De meldingsplicht geldt als u, uw huwelijkspartner, de partner met wie u wettelijk samenwoont of uw minderjarige kinderen ofwel de oprichter of de potentiële begunstigde van een juridische constructie is.

Onder die noemer vallen twee types van constructies. Het eerste type zijn trusts en aanverwanten. Dat zijn constructies waarbij de oprichter contractueel een vermogen — geld, onroerende goederen of aandelen — overdraagt aan een beheerder die dat vermogen beheert voor een begunstigde, zonder daarvoor een tegenwaarde te krijgen. De tweede categorie zijn constructies in belastingparadijzen, zoals een stichting of een ‘Anstalt’ in Liechtenstein, Monaco of Zwitserland. Hebt u een gewone buitenlandse vennootschap die onderworpen is aan een normaal belastingregime, dan hoeft u die niet aan te geven.

Neem uw ouders fiscaal ten laste

Als uw ouders, als ze minstens 65 jaar zijn, deel uitmaken van uw gezin op 1 januari 2014 en hun nettobestaansmiddelen niet meer bedragen dan 3070 euro per persoon, mag u hen als ten laste vermelden op de aangifte. Om uit te maken of hun bestaansmiddelen de toegelaten grens al dan niet overschrijden, kunt u hun pensioen voor een bedrag van 24.760 euro buiten beschouwing laten. In een rondzendbrief van 25 oktober 2010 heeft de fiscus het standpunt van de minister van Financiën bevestigd dat het grensbedrag van de toegelaten netto-bestaansmiddelen in hoofde van beide ouders samen moet worden toegepast.

Een voorbeeld: een gezin bestaat uit een zoon en zijn inwonende ouders. In 2013 kreeg de ene ouder van 66 jaar een pensioen van 26.000 euro en de andere ouder van 59 jaar een brugpensioen van 15.000 euro. Alle andere voorwaarden om te worden beschouwd als ten laste, zijn vervuld. De nettobestaanmiddelen van de ouder van 66 jaar bedragen (26.000 euro – 24.760 euro) – 20 procent = 992 euro; die van de ouder van 59 jaar 15.000 euro – 20 procent = 12.000 euro. Omdat de samengetelde nettobestaansmiddelen (12.992 euro) meer bedragen dan 6140 euro (2 x 3070), mag geen van beide ouders als fiscaal ten laste worden aangemerkt.

Heeft de ouder van 59 jaar in 2013 geen inkomsten gekregen, dan mogen beide ouders ten laste worden genomen. De samengetelde nettobestaansmiddelen (992 euro) bedragen dan minder dan 3070 euro.

Kosten voor kinderopvang zijn aftrekbaar tot twaalf jaar

De kosten voor de opvang van kinderen tot twaalf jaar komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een belastingvermindering van 45 procent. Zo moeten de uitgaven betrekking hebben op kinderopvang buiten de normale lesuren — denk bijvoorbeeld aan internaatkosten (met uitzondering van de maaltijden); de kosten van vakantiestages en vakantiekampen voor sport, wetenschap, taal en cultuur; de uitgaven voor speelpleinwerking tijdens de vakanties; en de opvang van een leerplichtig ziek kind. Houd er rekening mee dat de opvang moet gebeuren door erkende instellingen en kinderdagverblijven, en dat u een over een fiscaal attest moet beschikken.

Het maximale bedrag dat u kunt aangeven en dat recht geeft op een vermindering van 45 procent per kind en per opvangdag is gelijk aan 100 procent van het betaalde bedrag, met een maximum van 11,20 euro per kind en per opvangdag. De kosten die u maakt tot het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, zijn aftrekbaar. Is uw dochter bijvoorbeeld twaalf jaar geworden op 10 mei 2013, dan zijn de kosten tot die datum aftrekbaar. De uitgaven na 10 mei 2013 mag u niet meer opgeven op de aangifte.

Omdat gezinnen met kinderen met een handicap hoge kosten hebben, wordt de leeftijd op achttien jaar gebracht voor uitgaven voor ‘kinderen met een zware handicap’. Daaronder wordt verstaan: een kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van meer dan 80 procent lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, of van een totaal van minstens 15 punten in het stelsel van de verhoogde kinderbijslag.

Geef de vergoeding voor woon-werkverkeer goed aan

Als u de reiskosten van uw woonplaats naar uw vaste werkplek gedeeltelijk terugkrijgt van uw werkgever, wordt die terugbetaling op de loonfiche 281.10 vermeld. Afhankelijk van de manier waarop u zich naar het werk begeeft, hebt u recht op een vrijstelling van die vergoeding, op voorwaarde dat u uw werkelijke beroepskosten niet bewijst. Het vrijgestelde bedrag van de vergoeding moet u zelf berekenen en invullen naast de code 1255-06 of 2255-73.

– Openbaar vervoer (fiche 281.10, rubriek 18 a)

Als u gebruikmaakt van het openbaar vervoer — trein, bus, tram, metro en elk ander vervoermiddel dat wordt ingezet door de openbare vervoermaatschappijen, zoals de NMBS, MIVB, TEC en De Lijn — is de tussenkomst van de werkgever volledig vrijgesteld.

– Georganiseerd vervoer (fiche 281.10, rubriek 18 b)

Maakt u gebruik van vervoer dat door de werkgever wordt georganiseerd — zoals een bus die de werknemers ophaalt — dan wordt het in rubriek 18 b van de loonfiche vermelde bedrag vrijgesteld tot maximaal de prijs van een treinabonnement eerste klasse over dezelfde afstand.

– Andere vervoerswijze (fiche 281.10, rubriek 18 c)

Maakt u gebruik van een andere vervoerswijze — de wagen of de motorfiets, uitgezonderd de fiets — dan bedraagt het maximaal vrijgestelde bedrag 380 euro.

– Combinatie van vervoer

Als u voor uw verplaatsing van en naar het werk meerdere vervoerswijzen gebruikt, kunt u vrijstellingen samenvoegen. U moet de vrijgestelde vergoeding per vervoersmiddel bepalen. Een voorbeeld: u rijdt met uw eigen wagen naar het station en neemt vandaar de trein naar uw werkplek. U doet dat gedurende 220 dagen per jaar. Voor de verplaatsing met uw eigen wagen ontvangt u een vergoeding van 500 euro. Voor de treinrit wordt het abonnement van 950 euro volledig terugbetaald.

De loonfiche 281.10 vermeldt in dat geval 950 euro in rubriek 18a en 500 euro in rubriek 18c. In totaal ontvangt u een bijdrage van 1450 euro voor het woon-werkverkeer. Die vrijstelling die u moet invullen, bedraagt 1330 euro. De totale vrijstelling bestaat uit 950 euro (de terugbetaling van het treinabonnement is volledig vrijgesteld) en 380 euro (de vergoeding voor het vervoer met de eigen wagen wordt vrijgesteld tot maximaal 380 euro).

Ook werknemers kunnen hun werkelijke beroepskosten aftrekken

Niet alleen zelfstandigen kunnen hun werkelijke beroepskosten bewijzen, elke belastingplichtige mag dat doen. Dat levert in veel gevallen een aardige belastingbesparing op. Doet u voor uw beroep meer uitgaven dan het wettelijke kostenforfait (maximaal 3950 euro voor het inkomstenjaar 2014), dan hebt u er alle belang bij die kosten aan te geven. Bewijst u uw werkelijke kosten, dan moet u het totale bedrag opnemen in de codes 1258-03 en/of 2258-70. Vult u niets in, dan krijgt u automatisch het wettelijke kostenforfait.

Dit zijn enkele voorbeelden van aftrekbare kosten.

– Beroepsmatig gebruik eigen woning

Werknemers — bijvoorbeeld leerkrachten, kaderleden en handelsvertegenwoordigers — die een aparte kamer of een deel van hun woonkamer gebruiken voor hun beroepactiviteit, mogen een deel van de kosten voor hun woning aftrekken als werkelijke beroepskosten. Het aftrekbare deel wordt in principe bepaald afhankelijk van de oppervlakte van het beroepsgedeelte van de woning.

Bent u eigenaar van de woning, dan kunt u het beroepsdeel ervan (exclusief de grond) afschrijven over een periode van 33 jaar, a rato van 3 procent per jaar. Voor nieuwbouw wordt de afschrijving berekend op de som van alle facturen (inclusief btw). Hebt u de woning ge-kocht, dan is de afschrijvingsbasis de aankoopprijs van het gebouw, inclusief de notariskosten en de registratierechten. Ook de intresten die betrekking hebben op het beroepsdeel zijn aftrekbaar. De intresten voor het privégedeelte geeft u op in vak IX. Ook de onroerende voorheffing is aftrekbaar, eveneens beperkt tot het beroepsgedeelte.

– Huurkosten van een woning

Huurt u uw woning, dan kunt u het beroepsmatige deel van de huurprijs en de huurlasten aftrekken. Ook als u in de buurt van uw werkplek een woning huurt om een lange of moeizame pendel te vermijden, kunt u de huur inbrengen als beroepskosten.

– Kantoorkosten

Kantoorkosten — zoals kantoormeubilair, computers en klein materieel — worden afgeschreven. Kantoormeubilair wordt afgeschreven in tien jaar (10 % per jaar). Aangezien alles in de informatica uitzonderlijk snel evolueert, is het aannemelijk dat computers en de bijbehorende apparatuur worden afgeschreven in drie jaar (33 % per jaar). Meestal wordt de computer ook privé gebruikt, vandaar dat de afschrijving moet worden beperkt tot het beroepsgebruik. Klein materiaal wordt afgeschreven in drie jaar (33 %). Sommige benodigdheden — zoals papier, fotokopieën, schrijfgerief, enveloppen en inkt — mogen in één keer worden afgetrokken in het jaar van aankoop. Ook telefoon-, gsm- en faxkosten zijn aftrekbare beroepskosten.

– Kosten bijscholing en vakliteratuur

Kosten voor bijscholing — zoals opleidingscursussen en seminars — zijn enkel aftrekbaar als ze ten goede komen aan uw beroepsactiviteiten. Zo zijn taalcursussen die u uit persoonlijke belangstelling volgt, niet aftrekbaar. Kosten voor vakliteratuur zijn aftrekbaar als u die nodig hebt voor de uitoefening van uw beroep.

Rijd met de fiets naar het werk

Wie het woon-werkverkeer met de fiets aflegt en zijn werkelijke beroepskosten bewijst, mag 0,22 euro per afgelegde kilometer aftrekken. Dat is meer dan het aftrekbare bedrag voor het woon-werkverkeer met de wagen of de trein, waarvoor u slechts 0,15 euro per kilometer kunt inbrengen. Bovendien is de fietsvergoeding van maximaal 0,22 euro per kilometer die uw werkgever eventueel betaalt, vrijgesteld van belasting.

Een voorbeeld: u hebt een bruto belastbaar beroepsinkomen van 35.000 euro. U verplaatste zich in 2013 eerst met de fiets naar het station (5 kilometer), vervolgens nam u de trein (45 kilometer) naar uw werk. Uw werkelijke beroepskosten voor het woon-werkverkeer, die forfaitair zijn vastgesteld, bedragen voor de fiets: 230 gewerkte dagen x 10 kilometer x 0,22 euro/kilometer = 506 euro; en voor de trein: 230 dagen x 90 kilometer x 0,15 euro/kilometer = 3105 euro. De totale beroepskosten komen uit 3611 euro, tegenover 3062,37 euro forfaitaire kosten.

U ontvangt van uw werkgever voor uw verplaatsing met de fiets een vergoeding van 506 euro (230 dagen x 5 kilometer x 2 x 0,22 euro). Hoewel u uw beroepskosten bewijst — 3611 euro — kan die vergoeding volledig worden vrijgesteld. Daarnaast ontvangt u van uw werkgever een vergoeding van 300 euro voor uw verplaatsing met de trein. Omdat u uw beroepskosten bewijst, kan hij die vergoeding niet vrijstellen.

JOHAN STEENACKERS

De papieren aangifte moet u indienen vóór 26 juni. Voor de elektronische aangifte via Tax-on-web hebt u tijd tot 16 juli.

Het melden van juridische constructies is nieuw op de aangifte.

Niet alleen zelfstandigen kunnen hun werkelijke beroepskosten bewijzen, elke belastingplichtige mag dat doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content