Zijn managementgoeroes echt gevaarlijk?
Nogal wat ondernemers en academici in België hebben het moeilijk met de zogenaamde managementprofeten. Ze zouden veel meer invloed hebben dan de leek vermoedt en niemand zou ze controleren, zo luidt het argument. Controle is nochtans hoognodig, want het ontbreekt de managementprofeten aan kritische zin. Bovendien kan aan hun intellectuele standaarden worden getwijfeld, zo hoort men vaak. De academische wereld publiceert de oppervlakkige geschriften van deze profeten alsof het waardevolle teksten zijn, en overlaadt de auteurs met eredoctoraten.
Entertainment. Ook ik ben steeds opnieuw verbaasd hoe deze managementgoeroes hun boodschappen zonder veel tegenwind kunnen verspreiden. Al moet de invloed van deze profeten toch een beetje worden gerelativeerd. Jazeker, in het heersende managementdiscours is de invloed onmiskenbaar. Managers betalen zich blauw om deze boodschappen te beluisteren, maar na de uiteenzetting gaat het merendeel gewoon over tot de orde van de dag. De optredens van de profeten zijn een vorm van entertainment geworden. Het volstaat de praktijk op de werkvloer van nabij te volgen om vast te stellen dat de feitelijke invloed beperkt is.
Staat de academische wereld kritisch genoeg tegenover deze profeten? Misschien laten ze in de afdeling managementwetenschappen af en toe wel eens een steekje vallen. Er zijn echter andere disciplines die zich ook met de wereld van de arbeid bezighouden en waar wel geregeld waarschuwingen te horen zijn. Bij wijze van voorbeeld: dit jaar verschenen er in Vlaanderen twee doctoraten van arbeidssociologen die brandhout maken van de voorspelling van managementgoeroes dat organisaties in snel tempo aan het veranderen zijn.
Geert Van Hootegem ( KU Leuven) schreef met monnikengeduld De draaglijke traagheid van het management ( Acco, 2000). (Arbeids)organisatorische omwenteling, zei u? Van Hootegem heeft ernaar gezocht, met een vergrootglas, maar niet gevonden. Om de kritiek te pareren dat Vlaanderen een conservatief eiland in een flitsende wereld is, heeft hij er voor alle zekerheid ook de internationale wetenschappelijke literatuur op nageslagen. En jawel hoor: overal is de boodschap in wezen dezelfde. Niet snelheid, maar traagheid is troef. De tayloristische arbeidsorganisatie blijft pal overeind staan.
Rik Huys ( Hoger Instituut voor de Arbeid) schreef ook een dikke turf, Uit de band, over de arbeidsorganisatie in de autoassemblage (Acco, 2000). Komt het einde van de lopende band, het einde van de kortcyclische arbeid in zicht, zoals de managementprofeten al jaren verkondigen? Rik Huys legt de hele arbeidsorganisatie van de autosector op de rooster, ontleedt deze minutieus, laat niets aan het toeval over en stelt vast dat de lopende band en de kortcyclische arbeid zelfs aan belang hebben gewonnen.
Op basis van empirische resultaten heeft Rik Huys gelijk, maar wellicht krijgt Rolf Jensen (de man van de droommaatschappij en een van de nieuwste goeroes) gelijk. In een interview in De Morgen beweert hij net het tegenovergestelde, hoewel ik er vergif durf op in te nemen dat hij het zelf nooit heeft onderzocht.
Gelijk krijgen. Goed werk verkoopt zichzelf niet, zo merkte Marc Buelens terecht op in dit blad (zie Trends, 23 november 2000, blz. 146). Het volstaat niet alleen gelijk te hebben, je moet het ook krijgen. De managementgoeroes die Buelens aanhaalde, hadden met elkaar gemeen dat ze erin slaagden om naast gelijk te hebben ook gelijk te krijgen. Bij hen treedt een mechanisme in werking waardoor het niet meer belangrijk is om gelijk te hebben, ze krijgen zo ook wel gelijk. Onderzoek is niet meer nodig. Voor de empirie putten ze wel uit hun ervaring als consultant.
Het spreekt voor zich dat dit een betreurenswaardige ontwikkeling is, maar daar schieten we niet veel mee op. Wat doen we eraan? Arbeidssociologen, -economen, -psychologen en dergelijke mogen best wat meer aandacht besteden aan het fenomeen ‘gelijk krijgen’. De twee hierboven geciteerde boeken zullen in Vlaanderen geen honderd lezers halen. Het potentiële bereik is echter groter indien het geheel in een goed verhaal wordt gegoten. Veel wetenschappers halen hun neus op voor een goed verhaal, hoewel dat weinig aan de inhoud hoeft af te doen. Daarmee laten ze wel het terrein braak liggen voor de managementgoeroes. Die maken er dankbaar gebruik van.
jan denys
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier