Ziekteverzuim neemt almaar toe
Het kortdurend verzuim in Belgische organisaties is de jongste tien jaar geleidelijk toegenomen, het langdurend verzuim kent een sterke piek sinds 2009. Dat leert het jongste rapport van de hr-dienstverlener SD Worx.
Het totale ziekteverzuim is in de jongste zeven jaar met 2,62 dagen of 19 werkuren per jaar toegenomen. De gemiddelde loonkosten voor niet-gepresteerde uren bedroegen vorig jaar 889,55 euro per werknemer, stelt het rapport van SD Worx op basis van verzuimgegevens van 500.000 werknemers uit 15.000 bedrijven in de privésector. Indirecte kosten zoals productiviteits- en kwaliteitsverlies, vervanging van de zieke werknemer, stijgende werkdruk en verlies van motivatie bij collega’s en eventueel verloop zijn niet meegerekend.
Het korte verzuim (minder dan een maand opeenvolgend afwezig) bedroeg vorig jaar 2,44 procent van de totale arbeidstijd, of gemiddeld 6 werkdagen per werknemer. Sinds 2002 neemt het zowat elk jaar lichtjes toe (zie grafiek). Het lange verzuim (meer dan een maand aansluitend afwezig) was het laagst in 2005 (1,49 procent bovenop de eerste maand), om vooral vanaf 2009 onrustwekkend te stijgen, naar 2,33 procent.
Grote organisaties
De stijging ligt niet aan meer verkoudheden of beenbreuken. Vooral bij het lange verzuim zijn psychische factoren de oorzaak. “We spreken over grijs verzuim als iemand met een loopneus niet komt werken. Hij is er misschien nog net toe in staat, maar hij voelt zich niet genoeg betrokken bij de organisatie om zich over dat mindere dagje heen te zetten”, zegt SD Worx-consultant Koen De Valck. “Uit onze vroegere studies blijkt een sterk verband tussen lang verzuim en een geringe betrokkenheid. Deze langdurig afwezigen voelen vooral een gebrek aan erkenning, een niet-respectvolle omgang tussen collega’s en een slechte relatie met hun leidinggevende. Organisaties moeten op hun engagement werken.”
Met dat engagement lijkt het vooral in grote organisaties slecht gesteld, want het verzuim stijgt zienderogen met de grootte van het bedrijf. In een twintigkoppige kmo was het personeel in 2012 gemiddeld 33 uur afwezig, in een bedrijf met meer dan 1000 medewerkers liefst 54 uur. “In een klein bedrijfje voelen mensen zich belangrijker voor het geheel, ze hebben het gevoel dat hun aanwezigheid een verschil maakt. In grote bedrijven zijn er systemen om afwezigheid op te vangen en dat zet aan tot verzuim. De mensen voelen zich niet onmisbaar en door de vele hiërarchische lijnen is de directe controle minder scherp.”
Quartaire sector
De quartaire sector baart zorgen. Die bundelt onder meer gezondheidzorg en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, sport en cultuur. Het korte verzuim is er met 49 dagen veel hoger dan in de andere sectoren (42 in tertiaire, 31 in secundaire) en is sinds 2002 met 36 procent gestegen. Met het oog op de vergrijzing en een stijgende nood aan zorg, staat de samenleving voor een forse uitdaging. Koen De Valck ziet het werknemersprofiel, het jobtype en het type organisatie als oorzaken: “In deze sector werken vooral deeltijders en vrouwen, die allebei vaker het werk verzuimen. De gezondheidssector is ook gebonden aan strikte regels voor de bezetting, waardoor er weinig flexibiliteit is in werktijden, en kampt met een hoge werkdruk en vaak onderbemanning. Ten derde dragen zorginstellingen de kwaliteit van de zorg, zowel voor patiënt als personeelsleden, hoog in het vaandel. Ze treden daardoor wat lakser op tegen verzuim.”
Oudere werknemers
De stijging van het lange verzuim is vooral toe te schrijven aan de werknemers ouder dan 50 jaar. Tussen 2008 en 2012 nam het lange verzuim toe met 35 en 45 procent voor de 50- tot 54-jarigen, met 45 procent voor de 55- tot 59-jarigen en met een indrukwekkende 85 procent voor de 60-plussers. “We moeten erop letten dat met zijn allen langer werken niet betekent dat we met zijn allen langer ziek zijn”, lezen we in het SD Worx-rapport. Koen De Valck wijst op de ‘citroenloopbaan’, die een werknemer uitperst. Aan het einde van de rit zitten we door onze krachten. “Belgen treden van alle Europeanen het laatst toe op de arbeidsmarkt en stappen er het vroegst weer uit. Alle arbeid moet gebeuren in die dertig actieve jaren, waarin je ook voor opgroeiende kinderen moet zorgen. Dat laat niet de ruimte om een pauze in te lassen of het kalmer aan te doen tussendoor.”
De jongeren mogen dan minder lang afwezig zijn, hun kort verzuim ligt hoger en dat is storend. Het is misschien van korte duur, maar komt onverwacht. “Het arbeidsethos moet groeien met de leeftijd en dat is lastig. Werkgevers kunnen voor lange afwezigheden een vervanger zoeken, een plotse afwezigheid valt veel minder op te vangen”, weet Koen De Valck.
Het langdurend verzuim ligt traditioneel hoger in Wallonië, gevolgd door Vlaanderen en ten slotte Brussel. Voor 2012 is het 2,88 procent voor Wallonië, 2,34 procent voor Vlaanderen en 2,02 procent voor Brussel. In het kortdurend verzuim worden de verschillen kleiner: 2,42 procent voor Vlaanderen, 2,48 voor Brussel en 2,53 voor Wallonië. Stilaan zijn we in hetzelfde bedje ziek.
JOHAN DE CROM
“In een klein bedrijfje voelen mensen zich belangrijker voor het geheel. In grote bedrijven zijn er systemen om afwezigheid op te vangen en dat zet aan tot verzuim”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier