Zet een vluchteling aan het werk

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Consulenten ontdekken een nieuwe niche: de herintegratie van uitgeprocedeerde vluchtelingen in hun land van herkomst. Duitsland geeft het voorbeeld, de regering-Verhofstadt kijkt nauwlettend toe.

Berlijn (Duitsland).

“Een louter bureaucratische aanpak, waarbij een uitgeprocedeerde de grens wordt overgezet, is tot mislukken gedoemd, want zo’n vluchteling komt terug. Herintegratie in het land van herkomst kan de oplossing bieden.”

Aan het woord is Klaus Dünnhaupt, directeur van het Duitse Agef, de ArbeitsGruppe Entwicklung und Fachkräfte im Bereich der Migration und der Entwicklungszusammenarbeit ( www.agef.de). Zo introduceerde de Agef een uit Duitsland teruggekeerde economische vluchteling uit Botswana bij RTF, een tv-producent uit het voormalige Oost-Duitsland. De man repareert nu toestellen voor RTF in zijn vaderland. Een Kosovaar liep dan weer stage bij de Duitse kettingzaagfabrikant Stihl en is nu grootdistributeur voor de Balkan van dat bedrijf. Een andere Kosovaar ging in de leer bij de Duitse werktuigenproducent Wurth en is nu hoofdverdeler van dat merk in Kosovo. Wurth overweegt zelfs een financiële participatie te nemen in het Kosovaarse bedrijfje. Elders bemiddelde Agef als headhuntingbureau: een twintigtal Duitse firma’s in Vietnam heeft voormalige vluchtelingen in dienst en ook in Namibië en Zimbabwe hebben Duitse bedrijven teruggekeerde economische migranten onder hun personeel. Naast de lokale taal spreken ze doorgaans vlot Duits en kunnen ze de verwachtingen van Duitse werkgevers inschatten.

“Het gaat om jobs, niet om vliegtuigtickets”, vat Dünnhaupt de taak van Agef samen. “Herintegratie stoelt op twee uitgangspunten: ten eerste is elke uitwijzing een kwestie van individuele begeleiding en ten tweede moet dit noodzakelijkerwijs gebeuren in een economisch perspectief – gaande van het aanbieden van een job in hun eigen land tot begeleiding bij het opstarten van een zaak.”

Agef in Berlijn is Dünnhaupts eigen KMO: een privé-consultancybureau dat met 28 vaste medewerkers gespecialiseerd is in de inschakeling van uitgewezen vluchtelingen in het economische weefsel van hun herkomstland. Agef is vooral actief in de Balkan (het heeft een eigen kantoor in Kosovo). Maar ook in Azië (India, China, Mongolië en de Asean-landen) en zuidelijk Afrika (Namibië, Botswana, Zimbabwe, Mozambique, Zuid-Afrika) wordt aan netwerking gedaan met partnerorganisaties. Ze worden door Agef vooraf grondig gescreend: overheidsinstanties, plaatselijke niet-gouvernementele organisaties en vooral ook Duitse of lokale ondernemingen.

Het hele herintegratieproces ligt vervat in contracten met de Duitse en Zwitserse regeringen (waarin het aantal manuren en lonen berekend werd) na een beperkte openbare aanbesteding. Sinds kort hebben immers tal van gelijkaardige gespecialiseerde consulenten ‘marktniches’ rond economische vluchtelingen ontdekt.

Agef heeft echter het statuut van een niet-winstgevende CVSO (coöperatieve vennootschap met sociaal oogmerk) en treedt meestal op als onderaannemer voor de Duitse tewerkstellingsdienst ZAV (zie ook: www.getjobs.net, een website met werkaanbiedingen voor migranten in hun land van herkomst).

Ook de regering- Verhofstadt zoekt inspiratie in het ‘Berlijnse model’ van Agef. Sinds de goedkeuring vorige maand van de Reflectienota betreffende de terugname, de vrijwillige terugkeer en de herintegratie van uittredend regeringscommissaris Freddy Willockx (SP), sleutelt een werkgroep met vertegenwoordigers van de premier, van Arbeid en Tewerkstelling en van Ontwikkelingssamenwerking aan een coherent uitwijzingsbeleid.

Ondernemingen als essentiële schakel

“Het haalt niets uit om bij bedrijven voor jobs te gaan bedelen. Het beleid moet coherent zijn voor de uitgeprocedeerden en vooral voor de ondernemingen die in dit proces een belangrijke schakel zijn,” beklemtoont Dünnhaupt, een voormalig topambtenaar van de DDR. “Opdat een vluchteling vrijwillig en overtuigd van zijn nieuwe toekomstkansen zou meewerken, onderzoeken wij mét hem alle mogelijkheden. En zo werkt het ook met de ondernemingen, zowel in Duitsland als in het land van herkomst. Met cijfers in de hand tonen we aan de kamers van koophandel dat er duurzame economische ontwikkeling en marktopportuniteiten in hun regio mogelijk zijn als ze deze mensen opnemen.”

Meer dan een plaatsingsbureau

Agef gaat te werk met een bredere waaier mogelijkheden dan organisaties waarmee het occasioneel ook nauw samenwerkt. Onder meer de IOM/Internationale Organisatie voor Migratie of DEG/Deutche Investitions und Entwicklungs Gesellschaft. IOM treedt al jaren op als plaatsingsdienst voor terugkerende migranten. DEG, de zusterorganisatie van de Belgische Maatschappij voor Internationale Investeringen/BMI, helpt migranten met werkervaring in Duitsland bij hun integratie in lokale ondernemingen. Bedrijven ontvangen voor elke nieuwe arbeidsplaats van de DEG een lening (tot 300.000 Duitse mark, aangevuld met eenzelfde bedrag door lokale banken). Op die manier ontstonden sinds 1989 in tien landen 65.000 nieuwe banen. En via een nieuwe formule van kapitaalsubsidies hielp DEG in 1999 in negen landen 129 nieuwe bedrijfjes opstarten.

In zijn eerste jaren beheerde Agef in Vietnam, in opdracht van het Duitse ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, een programma waarbij 180 vakopleidingscentra werden opgericht. Van de 12.000 uit de ex-DDR teruggekeerde Vietnamezen die een dergelijke opleiding volgden, begonnen er 2000 een eigen bedrijfje met leningen van de Duitse regering. Dat systeem werkt nog altijd, en bracht bijkomende handelsstromen op gang tussen Vietnam en Duitsland.

Voor de Mozambikanen die het land moesten verlaten, organiseerde Agef in opdracht van de ZAV beroepsopleidingen in Duitsland. Maar volgens Dünnhaupt was dat een vergissing. “Omdat je die mensen hier vaak een vak leert dat niet aansluit bij de reële behoeften in hun land. Daarom organiseren we de trainingen nu liever in hun land van herkomst.”

Om zijn neutraliteit te bewaren, laat Agef zich nooit voor zijn diensten betalen door bedrijven. De werking steunt op publieke financieringen (afgelopen jaar tot 6 miljoen mark). Steunprogramma’s gaan uitsluitend naar productiebedrijven, “omdat bij horecazaken, benzinestations en in de import-exportbusiness nogal wat kaf tussen het koren zit.” En om een maximale transparantie te waarborgen, worden alle contracten met de betrokken partijen in het buitenland opgesteld in de vorm van een drieluik met steeds een onafhankelijke getuige: dat kan een kamer van koophandel zijn, de burgemeester of zelfs de lokale televisie, “om te verhinderen dat bedrijven alleen meedoen om een steunpremie op te strijken”.

De hoeksteen van dergelijke programma’s is een bedrijfsmatige aanpak, zegt Dünnhaupt. “Het gaat tenslotte om mensen die op zoek zijn naar een betere economische toekomst.”

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content