Zeg niet gemiddeld tegen gemiddeld

Beleggers willen de markt wel verslaan, maar de meesten slagen daar niet in. Een vermogen laten meegroeien met de brede markt is al een hele prestatie. Indexfondsen maken dat mogelijk.

De markt verslaan is de droom van de meeste professionele en particuliere beleggers. De grote meerderheid slaagt daar niet in. Die realiteit heeft de populariteit van het indexbeleggen — waarbij beleggers even goed proberen te doen als de brede markt — fors doen toenemen.

Aandelen

Beleggen in individuele aandelen heeft belangrijke voordelen. Een geconcentreerde portefeuille van vijf à tien aandelen kan spectaculair beter presteren dan de brede markt. De belegger beslist zelf waarin hij belegt en de kosten zijn laag in vergelijking met die van actief beheerde beleggingsfondsen. Bovendien zijn beurstransacties de voorbije tien jaar fors goedkoper geworden.

Maar er is een keerzijde. Beleggen in individuele aandelen vergt een gedegen financiële kennis. Een geconcentreerde portefeuille maakt de belegger bijzonder kwetsbaar als een van de ondernemingen in moeilijkheden komt. De kans is reëel dat hij dan spectaculair slechter presteert dan de brede markt.

Volgens een algemeen aanvaarde theorie beschermt een gediversifieerde portefeuille van twintig à dertig aandelen, verdeeld over verscheidene sectoren, een belegger voldoende tegen risico’s. Maar niet iedereen is het daarmee eens. Zo wees de Amerikaanse financiële auteur William Bernstein erop dat het rendement van een aandelenindex disproportioneel is verdeeld over de aandelen in die index. De kans is klein dat een belegger de aandelen bezit die het best presteren. Volgens Bernstein is het zaak de hele index in portefeuille te hebben, om de risico’s echt te minimaliseren. Ook de legendarische belegger Warren Buffett vindt dat individuele aandelen te veel risico’s inhouden voor de overgrote meerderheid van de beleggers.

Beleggingsfondsen

Beleggingsfondsen bieden een oplossing voor het gebrek aan diversificatie waarmee kleine beleggers te maken hebben. Fondsen hebben vaak vijftig, honderd of zelfs meer aandelen in portefeuille. Ook fondsbeheerders proberen de markt te verslaan, maar hun trackrecord is niet indrukwekkend. De grote meerderheid van de fondsen biedt geen meerwaarde. Meer zelfs: ze presteren slechter dan de beursindex die ze als referentie hanteren.

Uit een studie van het ratingbureau Standard & Poor’s blijkt dat 89 procent van de Amerikaanse aandelenfondsen en 94 procent van de internationale aandelenfondsen tussen 2007 en 2011 hun beursindex niet konden verslaan. Een uitgebreide studie van het onderzoeksbureau Lipper heeft uitgewezen dat het Vanguard S&P 500-indexfonds in de periode 1984 tot 2009 beter heeft gepresteerd dan twee derde van de actief beheerde Amerikaanse aandelenfondsen. Dat percentage bedraagt 90 procent, als rekening wordt gehouden met alle fondsen die gedurende die 25 jaar werden gesloten of zijn gefuseerd met andere fondsen. De beheerkosten, die kunnen oplopen tot 1,5 à 2 procent van het beheerde vermogen per jaar, wegen zwaar op het rendement van beleggingsfondsen.

Het valt moeilijk te voorspellen welke actief beheerde fondsen beter zullen doen dan de beursindex. Volgens het fondsenhuis Vanguard had een belegger die in 2008 een fonds koos uit de 20 procent van de best presterende fondsen 42 procent kans dat het fonds in de daaropvolgende vijf jaar bij de 20 procent belandde die het slechtst presteerde. Bovendien is er vaak een verschil tussen het rendement van aandelenfondsen en de opbrengst die kleine beleggers halen. Die laatsten hebben de neiging regelmatig in en uit een fonds te stappen, waardoor ze een groot deel van het rendement missen.

Indexfondsen

Volgens Buffett is de meerderheid van de beleggers het beste gediend met een indexfonds, zeker als ze geen tijd of voldoende kennis hebben om bedrijven grondig door te lichten. Indexfondsen weerspiegelen het rendement van de brede markt, maar aangezien de grote meerderheid van de professionals de markt niet kan verslaan, mag dat niet als gemiddeld worden beschouwd. Er zijn twee soorten indexfondsen: niet-genoteerde beleggingsfondsen en exchange traded funds (ETF’s). Net zoals actief beheerde aandelenfondsen kunnen niet-genoteerde indexfondsen slechts één keer per dag worden gekocht of verkocht via de bank, maar ze zijn niet overal verkrijgbaar. ETF’s noteren net als aandelen op de beurs en worden de hele dag door verhandeld. ETF’s zijn doorgaans goedkoper dan de niet-genoteerde indexfondsen, maar de belegger betaalt altijd transactiekosten bij de aan- en de verkoop.

Of het beter is te opteren voor indexfondsen of ETF’s, hangt af van de omvang van de portefeuille. Omdat ETF’s transactiekosten met zich brengen, kunnen beleggers hun aankopen het beste groeperen tot een bedrag van minstens 1500 euro. Niet-genoteerde indexfondsen hebben doorgaans een lage instapdrempel en kunnen al voor enkele honderden euro’s worden aangeschaft.

Bij ETF’s is er een belangrijk onderscheid tussen fysieke en synthetische ETF’s. Fysieke ETF’s kopen de aandelen of de obligaties om het rendement van de index te realiseren. Die methode is niet goedkoop en soms zijn de financiële effecten — zoals obligaties — niet altijd beschikbaar op de markt. Synthetische ETF’s sluiten een contract af met een tegenpartij — meestal het moederhuis — die het rendement van de index uitkeert in ruil voor een vergoeding. Het nadeel van die synthetische replicatie is dat de belegger het risico loopt dat de tegenpartij niet kan voldoen aan zijn verplichtingen, bijvoorbeeld bij een financiële crisis. Waar het mogelijk is, is het wenselijk te kiezen voor fysieke ETF’s.

Eenvoud

De sleutel tot succesvol indexbeleggen is eenvoud: een belegger doet er verstandig aan het aantal indexfondsen in zijn portefeuille te beperken. Hij kan bijvoorbeeld beslissen 70 procent van zijn vermogen te beleggen in aandelen en 30 procent in obligaties, afhankelijk van zijn beleggingshorizon en zijn risicobereidheid. In aandelen kiest hij bijvoorbeeld voor 40 procent Europese waarden, 20 procent Amerikaanse aandelen en 10 procent aandelen uit de groeilanden. De obligaties verdeelt hij over euro-obligaties (25 %) en obligaties van de groeilanden (5 %). In de tabel staat een selectie van indexfondsen en ETF’s.

MATHIAS NUTTIN

Volgens Warren Buffett is de meerderheid van de beleggers het beste gediend met een indexfonds.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content