ZAL TURKIJE ONS IN 2015 NOG WILLEN?
Maandag begint de Europese Unie aftastende gesprekken over een Turkse toetreding, ten vroegste in 2015. Heel wat wetgeving is al in overeenstemming met de Europese, omdat Ankara van bij de start uitzicht kreeg op volledig lidmaatschap. Alleen aan de effectieve toepassing schort het nog, maar dat is een kwestie van bijschaven.
Vlaamse bedrijfsleiders met vestigingen in Turkije zien dit land als lid van de Europese Club best zitten. “Voor mij zijn ze mee, ze zijn al Europees,” prees een enthousiaste Bart Van Malderen van Ontex tijdens een Voka-seminarie de dynamiek van de Turkse markt (zie blz. 18). Terwijl Europa over zijn economische sclerose dubt en Amerika over aanzwellende begrotingstekorten, gaat de rest van de wereld vooruit. Ook Turkije. Het zal, in zijn huidige groeitempo, op het einde van de rit een heel ander land zijn. En Europa hoogstwaarschijnlijk ook. De kans zit erin dat we tegen 2015 de trein van globalisering en competitie met opkomende landen als China en India (en de aansluiting met de Anatolische tijgers) gemist hebben. Mogelijk bedankt Ankara dan, na 52 jaar in de wachtkamer (sinds de principiële toezegging in 1963), voor een lidmaatschap dat met tegenzin wordt toegeschoven en kiest het, in tandem met Rusland, voor een eigen prominente rol in het strategische Euraziatische scharniergebied.
Er is in Turkije een positieve spiraal van politieke en economische hervormingen op gang gekomen door het perspectief op lidmaatschap, zoals voordien in Portugal, Spanje, Griekenland en Oost-Europa. Welke richting het later ook uitgaat, het zou een strategische vergissing zijn om dat momentum te verbreken.
De Turken kunnen toetreden als zij én de Europeanen er klaar voor zijn. Tegen de voleinding van het lange huwelijksaanzoek zal ruim 80.000 bladzijden van het zogenaamde acquis communautaire in de Turkse wetgeving zijn omgezet. Maar de publieke opinie in Europa is in meerderheid tegen Turks lidmaatschap. Juister: zou tégen zijn, want op de vraag of Turkije over tien jaar lid kan worden, “nadat het zich volledig conformeerde aan de Europese wetten,” antwoordt slechts 20 % van de Fransen neen (tegen 63 % op de simpele vraag: “Mag Turkije EU-lid worden ?”).
Politici, beleids- en opiniemakers, zeker de vakbondsleiders, slagen er niet in de ingewikkelder wereld aan de burger uit te leggen of blijk te geven van leiderschap als het op noodzakelijke economische hervormingen in eigen land aankomt. Hoe zullen ze dan geostrategische implicaties van onze verhouding met Turkije aankaarten? En de vraag of dit land al dan niet bij Europa hoort?
De vrees voor 70 miljoen moslims en een bruto binnenlands product per inwoner dat amper 29 % bedraagt van het EU-gemiddelde zullen hoe dan ook noodzakelijke hervormingen van het EU-landbouwbeleid en de EU-economie niet kunnen tegenhouden. Het is niet minder belangrijk om het Turkse hervormingsproces blijvend te begeleiden – constructief – zelfs al zou Ankara uiteindelijk toch zijn eigen weg gaan. Want niemand wint bij een verbitterd antiwesters Turks blok aan onze Europese buitengrens.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier