Woord tegen woord
‘N euverschuldung’: dat is een van de Duitse woorden voor overheidstekort. Letterlijk vertaald: het zichzelf opnieuw verder in de schulden steken. De terminologie in het Frans of het Nederlands is opvallend minder beladen: déficit of tekort. Heb ik als overheid meer uitgegeven dan er is binnengekomen? Spijtig, zegt de Fransman of de Belg, dan heb ik een tekort. Niets van dat alles in Duitsland. Daar is een tekort niet zomaar een fait divers in het hier en nu. Het heeft wel degelijk gevolgen voor de langere termijn.
Die spraakverwarring over iets eenvoudig als een overheidstekort is illustratief voor het huidige debat over het voortbestaan van de muntunie. Neem de zogenaamde fiscal compact, het resultaat van de meest recente eurotop. Daarin wordt overeengekomen dat de overheidsschuld van alle eurolanden over de volgende twintig jaar moet worden afgebouwd tot minder dan 60 procent van het bbp. Landen met een schuld hoger dan dat niveau zijn verplicht die schuld elk jaar met een zeker stuk af te bouwen. Doen ze dat niet, dan dreigen ze boetes te moeten betalen die indien nodig zelfs afdwingbaar zullen zijn door het Europees hooggerechtshof.
Bij een recent bezoek aan Berlijn viel bij de Duitse officials onmiddellijk de grote eensgezindheid over die afspraken op. Wat hen betreft, staan die in steen gebeiteld: we hebben dit samen afgesproken en dus we gaan met zijn allen de schuld afbouwen. Een woord is een woord. Dat zou volgens hen dan ook voldoende moeten zijn om de geloofwaardigheid van de hele eurozone te herstellen. Ze leken dan ook niet te kunnen begrijpen dat financiële markten niet kalmeerden na de afkondiging van het pact. “We hebben dit toch beloofd, waarom geloven de markten dat dan niet?”
Het verschil ligt uiteraard in de interpretatie. Voor Duitsland heeft de fiscal compact de kracht van een wet: een duidelijk omlijnde set van regels waaraan iedereen zich te houden heeft. In geval van overtreding is het Europees Hof bevoegd en kunnen desnoods zware boetes worden opgelegd aan budgettaire zondaars. Zo ziet Duitsland de afspraken. Andere landen bewijzen vandaag wel lippendienst aan de voorstellen, maar lijken vooral hun eigen idee te hebben over de afdwingbaarheid. Voor hen is dit eerder een nieuw stabiliteitspact: een intergouvernementeel akkoord waarbij het laatste woord voor een comité is dat wordt voorgezeten door een Fransman, een Portugees of een Italiaan.
In die context kunnen we ook nauwelijks naast het Belgische Zilverfonds kijken. Ook dat was niet meer of niet minder dan de afspraak om de overheidsschuld tegen 2012 (sic!) te reduceren tot minder dan 60 procent van het bbp. Alleen interpreteerden de Belgische politici die afspraak als een inspanningsverbintenis (en dan nog…) en niet als een resultaatsverbintenis. Laat staan dat de regering zichzelf sancties of automatische correcties zou opleggen als ze haar doelstellingen niet zou halen. Duitsland daarentegen heeft zijn eigen, geloofwaardige versie van het Zilverfonds: de Schuldenbremse. Terwijl het Zilverfonds veeleer een didactisch hulpmiddel was om de saneringsbereidheid van de paarse regeringen te illustreren, is de Duitse Schuldenbremse een grondwettelijk verbod op overheidstekorten. Toch geen klein verschil.
Strenge afspraken, Schuldenbremse, in steen gebeiteld fiscal compact… als de Duitsers zeggen dat al die afspraken er zijn voor de eeuwigheid en dat iedereen zijn schuld zal afbouwen, waarom vertrouwen financiële markten het zaakje dan niet? Het antwoord is eenvoudig: omdat ook Duitsland dat niet doet. Dat blijkt uit de feiten. Als het land er honderd procent van overtuigd zou zijn dat de nieuwe budgettaire afspraken worden nagekomen, dan zou het geen enkel probleem hebben om euro-obligaties te aanvaarden. Integendeel, het idee zijn lot te kunnen verbinden met in de toekomst financieel gezonde landen zou zijn eigen positie nog kunnen versterken. Zelfs het vooruitzicht om dat onder bepaalde voorwaarden in de toekomst te doen, zou al een krachtig signaal zijn. De conclusie lijkt dan ook duidelijk. Waarom zouden grote pensioenfondsen, banken of verzekeraars hun financiële lot aan dat van Portugal, Spanje of Italië verbinden, zolang Duitsland niet bereid is hetzelfde te doen?
De auteur is hoofdeconoom bij BNP Paribas Fortis.
PETER DE KEYZER
Als Duitsland echt zo overtuigd was dat de budgettaire afspraken worden nageleefd, zou het geen probleem mogen hebben met euro-obligaties.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier