Witte werkgevers voelen zich buitenspel gezet
Minister Rudy Demotte (PS) pendelt deze week tussen een antitabaksconferentie in Italië en de informele gesprekken met de bonden van de non-profit. Toch schatten de werkgevers uit de sector de kansen op een akkoord laag in zolang er geen formele onderhandelingen beginnen waarbij ook zij zijn betrokken.
Dinsdagmorgen was het personeel van de non-profitsector nog steeds aan het staken. Vooral in Vlaanderen. Officieel voerden federaal minister van Sociale Zaken Rudy Demotte (PS) en minister van Werk Freya Van den Bossche (SP.A) geen onderhandelingen met de bonden die de staking organiseren. In werkelijkheid waren er heel het weekend informele gesprekken op de kabinetten. Dinsdagnamiddag mochten ook de werkgevers in de biechtstoel bij de regering. Eindelijk, maar zelfs met die vergadering op de agenda zei Carine Boonen, algemeen directeur van het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI), maandagavond aan Trends dat ze een formeel akkoord voor deze week niet echt mogelijk achtte.
Werkgevers lijnrecht tegenover vakbonden
De wereld van de non-profit kenmerkt zich door de driehoeksverhouding tussen de overheid, de vakbonden en de werkgevers. Theoretisch is het de overheid die financiert, terwijl de werkgever organiseert en de vakbonden de belangen van de werknemers in die matrix verdedigen.
Op dit moment heeft de overheid een pakket maatregelen klaarliggen dat goed is voor 405 miljoen euro over vijf jaar. Concreet zou dat betekenen: 10.000 bijkomende jobs en een aantal maatregelen om de arbeidsomstandigheden voor het huidige personeel te verbeteren. Daartoe behoren een uitbreiding van de arbeidsduurverkorting vanaf 45 jaar zoals die nu bestaat voor de ‘zware verzorgende beroepen’ tot alle werknemers in de sector, het uitbouwen van een tweede pensioenpijler (150 euro per jaar per voltijdse equivalent) en het optrekken van de eindejaarspremie met 300 euro per werknemer. Voor de bonden is dat blijkbaar niet genoeg. De overheid heeft geen zin om ook het administratieve personeel meer vakantiedagen te geven.
Zelfs als er deze week een compromis uit de bus zou komen tussen de overheid en de bonden, moet daarna nog het verlanglijstje van de werkgevers worden ingepast in dat kaderakkoord. En de werkgevers stellen andere prioriteiten dan de bonden.
Terwijl de vakbonden meer de kaart trekken van betere arbeidsvoorwaarden voor de huidige werknemers, willen de werkgevers liever zoveel mogelijk middelen vrijmaken voor de creatie van bijkomende banen.
De werkgevers hebben weinig problemen met de eis om het verzorgende personeel aantrekkelijk te verlonen. Het is een voor de hand liggende manier om het beroep van verzorger, verpleegkundige, opvoeder en welzijnswerker op termijn aantrekkelijk te houden. Het gaat immers om zogenaamde knelpuntberoepen. Oninteressante lonen zorgen voor een rekruteringsprobleem in een sector waar de vraag naar personeel in de toekomst alleen maar zal stijgen onder invloed van de vergrijzing. Toch is in werkgeverskringen te horen dat de kloof van 10,5 % tegenover de privé-sector, die de bonden citeren om hun eisenpakket te motiveren, een ongenuanceerd cijfer is. Vooral de jobs in het zogenaamde middenkader – bijvoorbeeld de hoofdverpleegkundigen – zijn problematisch. De bonden kunnen zich trouwens in die stelling vinden. Zij reageerden afwijzend toen de regering voorstelde om de laagste loonschalen op te trekken.
“Wij vragen 15.000 nieuwe banen”
De huidige onderhandelingen lijken zich toe te spitsen op de arbeidsduurverkorting en de hoogte van de eindejaarspremie. Bij het vorige sociaal akkoord, in 2000, voorzag toenmalig minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) voor de zogenaamd zware beroepen – verplegers en verzorgenden – een arbeidsduurverlaging vanaf 45 jaar. Gradueel kregen de werknemers door deze maatregel 12 tot 36 extra vakantiedagen. Bedoeling was om de oudere werknemers langer aan het werk te houden en zo de algemene werkdruk te laten dalen. Het gevolg van de maatregel was echter dat de bijkomende tewerkstelling die de overheid financierde, soelaas moest bieden om de flexibeler arbeidstijden op te vangen. Voor de werkgevers is daarom op dit moment de absolute prioriteit bijkomende tewerkstelling. “Wij vragen 15.000 nieuwe banen,” zegt Carine Boonen.
Bovendien kregen in het vorige sociaal akkoord werknemers uiteindelijk de keuze bij de ’45+’-regeling: meer vakantiedagen of een premie. Toenmalig Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels (Groen!) veralgemeende dat principe naar alle social-profitberoepen in de Vlaamse instellingen. Dat leidt intussen tot de vraag om de federaal gefinancierde instellingen dezelfde voorwaarden te gunnen.
Uiteindelijk verlangen de werkgevers dat die veralgemening er pas komt nadat er eerst voldoende bijkomende tewerkstelling is voorzien. Luk Van Roye, directeur van de Nederlandstalige kamer bij de Vereniging van Openbare Verzorgingsinstellingen (VOV), vindt bovendien dat de uitkering via premies niet langer kan: “Een burn-out valt niet op te lossen met premies.”
Momenteel worden de functieclassificaties van de zorgberoepen onder de loep genomen. De studie werd uitbesteed aan PricewaterhouseCoopers (PWC), waar voormalig LBC-mandataris Diederik Van Noten de dienst uitmaakt. In de studie zullen de functies in ziekenhuizen, rusthuizen en de gehandicaptenzorg worden herwogen. Op basis daarvan moeten nieuwe loonschalen mogelijk worden. “De studie is rond, maar er is eigenlijk geen geld om ze te implementeren,” weet Boonen. “Voor de vakbonden is ze niet prioritair, voor ons wel. Wij willen meer banen en denken dat een loonstelsel op basis van functieclassificaties een belangrijke leidraad kan zijn.”
Op dit moment onderhandelen de bonden met de federale overheid over de verzorgingsinstellingen die door het Riziv worden gesubsidieerd. De onderhandelingsronde over de welzijnssector, die onder de bevoegdheid van Vlaams minister voor Welzijn Inge Vervotte valt, moet nog beginnen.
Roeland Byl
“Een burn-out los je niet op met een premie.” (Luk Van Roye, VOV)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier