‘Wij zijn goede betalers’
Een ziekenhuis dat voor 600 miljoen investeringen plant, moet wel blaken van gezondheid. Het Antwerpse ZNA was een groep verlieslatende OCMW-ziekenhuizen, maar is al enkele jaren uit de rode cijfers. Wat voor de ene een redding over partijgrenzen heen is, noemt de ander oplapwerk voor de korte termijn.
Het Antwerpse fusieziekenhuis ZNA maakte eind juni zijn jaarcijfers voor 2011 bekend. De brutomarge (ebitda) bedroeg 46,7 miljoen euro, de exploitatiewinst 5,4 miljoen. Dat oogt goed voor een verzameling voormalige OCMW-ziekenhuizen die vijf jaar geleden nog 4,6 miljoen euro in het rood gingen. Bij de start van ZNA in 2004 bedroeg het exploitatieverlies zelfs ruim 17 miljoen euro. “We zitten op schema om tegen 2020 een ebitda-marge van 10 procent te halen”, zegt CEO Bruno Holthof. “Die marge heeft ZNA nodig. Niet om winst te maken – we zijn een vzw – maar om te kunnen investeren in de toekomst.”
Het investeringsplan van de groep is dan ook ambitieus. ZNA kondigde in mei aan dat het de komende jaren 600 miljoen euro wil investeren. Ruim een kwart daarvan gaat naar een nieuw te bouwen ziekenhuis vlak bij Park Spoor-Noord. Het ziekenhuis moet tegen 2018 klaar zijn en zal grotendeels de rol van het verouderde Stuivenbergziekenhuis overnemen. De kostprijs voor de nieuwbouw – zonder medische en verpleegkundige uitrusting – is geschat op 150 miljoen euro. De resterende miljoenen moeten dienen om ook de andere campussen – vooral ZNA Middelheim en ZNA Jan Palfijn – uit te breiden en te vernieuwen.
Blijkbaar gaat alles goed bij het fusieziekenhuis? Op het eerste gezicht wel, maar er is kritiek op de koers van de voormalige OCMW-ziekenhuizen. Zowel intern, als extern. Volgens die critici is 5,4 miljoen euro exploitatiewinst een nogal matig resultaat en zou die tussen 12 en 20 miljoen euro moeten liggen. Voorts is er gemor over willekeur in het personeelsbeleid, een te trage reorganisatie en kortetermijndenken bij de bedrijfsleiding. Geen malse kritiek, maar er is wel één probleem: bijna niemand wil zijn grieven ook on the record herhalen.
Matig operationeel resultaat
Frans Marivoet van het ACV Openbare Diensten uit wel openlijk zijn bedenkingen. “Het resultaat van ZNA had veel beter gekund”, zegt de vakbondsman. “Ik beweer zelfs dat deze ziekenhuizen operationeel niet beter draaien dan toen het nog OCMW-ziekenhuizen waren.” Hij vraagt zich ook af waarom het zolang heeft geduurd eer het ziekenhuis uit de rode cijfers geraakte (zie De rekensom van een vakbondsman).
Marivoet gaat binnenkort met pensioen en stamt uit een tijd dat de vakbonden openbare diensten mee dirigeerden. Daarom wordt de man gemakkelijk heimwee naar vroegere tijden toegedicht. De jongste jaren is de vakbondsafvaardiging voornamelijk in handen van LBC – de bediendebond van het ACV – en het ABVV. Dat komt omdat het statuut van het gros van het personeel bij ZNA veranderd is. ZNA werft geen statutaire ambtenaren meer aan, maar rekruteert enkel nog contractuele zorgverstrekkers, die bijgevolg vertegenwoordigd zijn door de bediendebonden.
Ondanks enkele stakingen de afgelopen jaren en het recente opstappen van het ABVV tijdens onderhandelingen over de evaluatieregeling voor het personeel, zijn de relaties tussen de ZNA-leiding en de bonden naar verluidt behoorlijk goed. “De lonen van statutairen lagen hier vroeger misschien wel hoger”, kadert Holthof. “Maar wie ons vergelijkt met andere ziekenhuizen kan enkel vaststellen dat onze lonen en werkvoorwaarden tot de beste in de sector behoren.”
Marivoet mag dan heimwee naar het verleden worden aangewreven, verscheidene bronnen bevestigen dat het operationele resultaat van ZNA beter kan. Ze verwijzen daarbij naar de MAHA-studie, die Dexia elk jaar uitvoerde op basis van de jaarrekeningen van de Belgische ziekenhuizen. De recentste cijfers dateren van 2010 en daaruit blijkt dat ZNA inderdaad onder het gemiddelde van de Belgische ziekenhuizen zit.
Ook een gewone rekensom zet de dingen in perspectief: deel het exploitatieresultaat van een ziekenhuis door het aantal bedden en je krijgt de winst per bed. Hoe hoger dat bedrag, hoe efficiënter het ziekenhuis. Het Antwerpse UZA – een ziekenhuis in dezelfde regio, maar met slechts 573 bedden – haalde vorig jaar bijvoorbeeld een exploitatiewinst van 10.340 euro per bed, terwijl dat bij ZNA 2603 euro per bed was. Puur ter vergelijking: bij ZOL – een ziekenhuisgroep met 811 bedden uit Oost-Limburg – bedroeg de exploitatiewinst in 2011 6844 euro per bed. ZNA is vroeger al vergeleken met ZOL omdat beide enkele jaren geleden voor een fusie-operatie stonden. Nathasja Van Bael, financieel directeur van ZNA, wijt het verschil met ZOL aan het feit dat ZNA veel meer bedden heeft voor langdurige opnames voor revalidatie en psychiatrie. En die genereren nu eenmaal minder inkomsten.
Kostprijs voor toegankelijkheid
“Ons activiteitsniveau stijgt jaar na jaar”, weet Holthof. “Omdat wij steeds meer dagopnames doen en de gemiddelde ligduur verkorten, kunnen we elk jaar enkele afdelingen in het ziekenhuis sluiten. De vrijgekomen bedden gebruiken we om onze geriatrische capaciteit te verhogen. Die bedden leveren een hogere overheidsfinanciering op. In 2011 hebben we er zo twee geriatrische afdelingen bij gekregen.”
Gemiddeld financieren Belgische ziekenhuizen zich volgens de MAHA-studie voor 39 procent via het zogenaamde budget financiële middelen (BFM), zeg maar de subsidie die de ziekteverzekering uitbetaalt naargelang het aantal verantwoorde bedden. De rest van zijn inkomsten haalt een ziekenhuis vooral uit de ziekenhuisapotheek (15 %) en uit de honoraria van de artsen (41 %).
Bij ZNA blijkt het budget financiële middelen 45 procent van het jaarbudget te bedragen. Artsen dragen met hun honorarium slechts voor 34 procent bij aan de financiering van ZNA. Het is een aanwijzing dat de Antwerpse groep afhankelijker is van de beddenfinanciering dan andere ziekenhuizen. Een en ander is het gevolg van het streven naar toegankelijkheid die bij ZNA als voormalig OCMW-ziekenhuis in het DNA ingebakken zit. Het maakt ook dat ZNA proportioneel een grotere groep minder kapitaalkrachtige patiënten behandelt. Die betalen minder erelonen en supplementen. Het management van ZNA is zich bewust van die situatie. In de loop der jaren zijn met succes maatregelen genomen om betalingsachterstand voor patiënten in te dijken.
De artsenhonoraria
En toch. Een ziekenhuis staat of valt met zijn artsen. De redenering is: een arts met een goede reputatie trekt patiënten aan. En meer patiënten leveren ook meer inkomsten op. Meer inkomsten voor het ziekenhuis, maar ook voor de artsen zelf. En uiteindelijk is dat een belangrijke motivator. Naar verluidt, is de sfeer onder de artsen de jongste jaren niet altijd even optimaal. “Wij horen klachten dat het management te vaak met zichzelf bezig is en onvoldoende aandacht heeft voor de noden van de dokters”, weet Marivoet. Dat zou het verloop van artsen verhogen en het aantrekken van nieuwe artsen bemoeilijken.
Recente signalen spreken dat tegen. Zo trok ZNA Middelheim voor zijn hartkliniek onlangs nog dokter Ivo Deblier aan uit het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis van Aalst. Een referentie die kan tellen. “Ons ziekenhuis is aantrekkelijk als werkplek voor artsen”, onderlijnt Holthof. Volgens de CEO ligt de verloning van artsen in ZNA in het topkwartiel. Dat betekent dat artsen in 75 procent van de ziekenhuizen meer van hun honoraria moeten afstaan.
Al lijkt er toch sprake van een inhaalbeweging. Tussen 2007 en 2011 is het gedeelte dat artsen van hun honorarium afstaan bij ZNA met 10 procent gedaald. En sinds 1 januari dit jaar is er zelfs een akkoord om de solidariteit onder de artsen op te voeren. Daardoor moeten de minder goed betaalde specialisten – zoals bijvoorbeeld de pediaters – ook minder afstaan dan hun beter betaalde collega’s die veel technische prestaties doen. “De markt weet dat wij intussen goede betalers zijn”, herhaalt Holthof.
Het pensioenprobleem
Toen in 2004 de OCMW-ziekenhuizen van Antwerpen verzelfstandigden ging dat gepaard met een reorganisatie om de kostenstructuur te verlichten. Ruim 620 mensen werden niet vervangen. De ambtenaren die statutair benoemd waren, bleven in dienst van het OCMW. Ze werden ter beschikking van het nieuwe ziekenhuis gesteld. Dat betaalt hun lonen en de bijbehorende sociale lasten.
Maar er is een pensioenprobleem ontstaan voor de ambtenaren van lokale besturen, waartoe ook de statutaire werknemers van ZNA behoren. De uitbetaling van de pensioenen van die groep ambtenaren gebeurt met de RSZ-bijdragen van de statutairen die nog aan het werk zijn. Omdat die met steeds minder zijn, gaan de bijdragen die moeten worden betaald op het loon van de statu- tairen werknemers de jongste jaren stelselmatig omhoog.
ZNA is een van de belangrijkste slachtoffers van die pensioendruk. Sinds 2010 zou het prijskaartje van het statutair personeel met 4,5 miljoen euro gestegen zijn. Dat is vervelend, maar niet enkel ons probleem, stelt Holthof. Er wordt gezocht naar een politieke oplossing. “Bovendien zal het aantal statutaire medewerkers bij ons tussen 2012 en 2016 voort dalen, terwijl er in die periode geen stijging van de bijdragen is voorzien.”
Onzekere budgetten
Een andere bedreiging voor de toekomst van ZNA is het budget financiële middelen zelf. Zoals al aangehaald, is ZNA in verhouding meer afhankelijk van de financiering door de federale overheidsdienst Volksgezondheid. Die financiering staat op het punt te dalen. “Maar daar hebben we voor de volgende jaren rekening mee gehouden”, zegt Holthof. “Alleen weten we nog niet exact hoeveel onze financiering zakt.”
Een en ander is het gevolg van een maatregel waarbij Volksgezondheid in 2007 de financiering van ZNA bevroor. Zo’n budget financiële middelen is een raming – afhankelijk van het aantal bedden – die jaarlijks wordt aangepast. De voormalige OCMW-ziekenhuizen zijn sinds 2004 één verzelfstandigd ziekenhuisnetwerk, maar op 30 juni 2007 fuseerden ze tot een groep met één erkenningsnummer voor de algemene ziekenhuizen van de groep. Een handige managementtruc, want daardoor werd het jaarbudget in 2007 voor vijf jaar bevroren op het niveau van alle bedden van de verscheidene campussen samen. Dat leverde een jaarlijkse bonusmarge op doordat de schaalvergroting besparingen meebracht, terwijl de financiering op hetzelfde niveau bleef. Of scherper: de jongste vijf jaar was het ziekenhuis overgesubsidieerd en kon het dus werken aan een toenemende rendabilisering. Sinds eind juni is die regeling afgelopen en komt het uur van de waarheid er voor ZNA aan. Holthof is vol vertrouwen, zelfs als het aantal gefinancierde bedden naar beneden wordt bijgesteld.
ROELAND BYL
“We zitten op schema om tegen 2020 een ebitda-marge van 10 procent te halen. Dat heeft ZNA nodig om te kunnen investeren in de toekomst” – Bruno Holthof, ZNA
“Het resultaat van ZNA had veel beter gekund. Deze ziekenhuizen draaien operationeel niet beter dan toen het nog OCMW-ziekenhuizen waren” – Frans Marivoet, ACV Openbare Diensten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier