‘Wij bouwen aan de toekomst van de journalistiek’
Xavier Damman heeft zijn internetplatform Storify verkocht aan sectorgenoot Livefyre. Vier jaar en 3,5 miljoen dollar na zijn oprichting lokt Storify maandelijks 20 miljoen bezoekers. “Samen met Livefyre kunnen we uitgroeien tot een billion dollar company.”
San Francisco, de Soma-wijk. Op de hoek van Mission Street en 9th Street staren junkies wezenloos voor zich uit. Een paar huizen verder duwt een dakloze een winkelkar voort. Aan een kruispunt zit een druk gesticulerende man te spuwen naar de voorbijgangers. Hier huurt Xavier Damman, de jonge CEO van dotcombedrijf Storify, een tot ruim kantoor omgebouwde loft. “Niet zo heel lang geleden was deze buurt écht verloederd”, zegt Damman bijna verontschuldigend. “Maar sinds Twitter hier zijn hoofdkantoor heeft, vinden steeds meer hippe internetbedrijfjes de weg naar dit deel van de stad, waardoor het hier ook begint op te leven.”
Binnenkort verhuizen Damman en zijn team naar kantoren in de buurt. Begin deze week is Storify voor een niet vrijgegeven bedrag overgenomen door zijn sectorgenoot Livefyre. Dat wil de tool integreren in zijn aanbod voor bedrijven om sociale media te beheren. Damman verhuist mee en is enthousiast: “Livefyre is de marktleider in zijn segment en heeft zelf al meer dan 20 miljoen dollar opgehaald. Storify blijft als gratis product bestaan en ik blijf er verantwoordelijk voor. De betalende diensten worden geïntegreerd in de oplossingen van Livefyre. Met die verbrede portefeuille heeft het alle kansen om tot een billion dollar company uit te groeien.”
Storify is Dammans American Dream. Vier jaar geleden, in de zomer van 2009, nam de toen 25-jarige veelbelovende informatica-ingenieur in Zaventem afscheid van vrienden en verwanten om zijn geluk te beproeven in San Francisco, de bakermat van de digitale technologie. Zijn plan: van Storify een groot internetplatform bouwen waar individuen, organisaties en bedrijven verhalen kunnen maken met content van sociaalnetwerksites en die delen met de rest van de wereld. “Ik wilde mijn platform boven op de bestaande sociale netwerken bouwen, in die tijd een gloednieuw idee”, zegt hij. “Ik heb geprobeerd investeerders in Brussel en Parijs te vinden, maar dat bleek onmogelijk. Als jonge internetondernemer krijg je bij de banken geen cent los en Europese durfkapitalisten investeren liever in businessmodellen die hun waarde bewezen hebben. Ze willen dat je zwart op wit aantoont dat je dankzij je activiteit op korte termijn elke euro zult verdubbelen. Ze zijn bang om risico’s te nemen.”
U was nog erg jong. Misschien vonden ze u iets te groen?
XAVIER DAMMAN. “Dat kan, al denk ik dat ze me vooral afwezen omdat mijn plannen innovatief waren. Ik begrijp wel dat potentiële investeerders daar huiverachtig tegenover stonden, want ik wist zelf ook niet of Storify ooit rendabel kon worden. Velen hadden ook slechte herinneringen aan mislukkingen zoals Lernout & Hauspie, waardoor er noch in België noch in Frankrijk geld te vinden was. Daarom vertrok ik met mijn vriendin naar San Francisco. Als je wereldwijd een onderneming wilt uitbouwen, moet je naar de hoofdstad van je industrie trekken. In mijn geval was dat San Francisco.
“Als je hier gelijkgestemde ondernemende mensen wilt ontmoeten, moet je in de koffiehuizen zijn. Je vindt er softwareontwikkelaars, marketeers en journalisten die op zoek zijn naar vernieuwende dingen. Het fantastische is dat je hier in om het even welk café probleemloos gepassioneerde mensen ontmoet die écht willen ondernemen.”
Is het café ook de plek waar je de investeerders vindt?
DAMMAN. “Nee, je vindt er de mensen die hun eigen bedrijfje uit de grond aan het stampen zijn. Een beginneling die op een meeting in een café geholpen wordt door anderen, kan hen niet bedanken, want hij heeft er de middelen niet voor. Dat is ook niet nodig. De mensen die je helpen, zeggen dan: “Geen dank. Zodra jouw onderneming begint te groeien en succes heeft, moet ook jij de nieuwkomers helpen.” Die ongeschreven wet maakt het voor beginnelingen makkelijk mensen te leren kennen die succesvol geworden zijn. Ik heb zo vrij snel een Franse ondernemer ontmoet die drie jaar eerder naar Silicon Valley verhuisd was. Hij werd de eerste adviseur voor Storify.
“In december 2010 vond ik dan Vinod Khosla, de medeoprichter van Sun Microsystems, bereid 2 miljoen dollar te investeren.”
Is dat veel geld om een bedrijf zoals het uwe op te starten?
DAMMAN. “Voor een beginnend bedrijf was het misschien te vroeg en te veel. Met minder startgeld hadden we ook minder beginnersfouten gemaakt, daar ben ik nu zeker van. We waren beter begonnen met de helft van dat bedrag en hadden in het dagelijkse beleid hulp moeten krijgen van geslaagde ondernemers. Vinod Khosla is een volbloed durfkapitalist die in veel jonge bedrijven investeert en niet de tijd heeft om starters bij te staan. Van de ene op de andere dag zaten we op een berg geld die snel uitgegeven moest worden, want het was niet de bedoeling dat we er een spaarpotje mee aanlegden. Investeringsgeld moet razendsnel gespendeerd worden, in de hoop dat het ook razendsnel rendeert.”
Hoe hebt u Khosla kunnen overtuigen?
DAMMAN. “Hij heeft nooit een businessplan gevraagd. Zo’n durfkapitalist investeert per definitie in innovatie: hij beseft dus heel goed dat het product waarin hij zijn geld stopt ultranieuw is en dat de ontwikkelaars bij de start nog geen flauw idee hebben of ze er iets mee zullen verdienen. Wij hadden wel een poging ondernomen een businessplan in powerpoint te presenteren, maar de medewerkers van Khosla blokten dat meteen af. Het enige wat ze wilden weten, was of er een markt voor het product is. Dus heb ik mijn verhaal meteen bijgestuurd. ‘Mensen zullen op sociale netwerken zoals Facebook en Twitter blijven delen wat er op de planeet gebeurt’, zei ik. ‘Storify wordt hét informatienetwerk voor de 21ste eeuw. Journalisten verslaan het nieuws nu al via sociale media op een andere manier. Met Storify wordt dat nog eenvoudiger. Wij willen het grootste platform bouwen dat zin zal geven aan wat mensen op verschillende netwerken posten. Storify wordt big.” En dat verhaal sloeg aan.’
99 procent van wat mensen op sociale netwerken posten, is toch gewoon flauwekul?
DAMMAN. “Ja, maar dat ene overblijvende procent is heel interessant, denk maar aan de verhalen van mensen uit Syrië of Egypte. Een nieuwsagentschap kan niet op elke hoek van elke straat een journalist zetten. Veel gewone mensen in conflictgebieden registreren de gebeurtenissen via sociale media. Vandaag vertellen niet langer een paar duizend journalisten ons wat er gebeurt, maar krijgen we de verhalen uit eerste hand, van de mensen die alles live meemaken. Storify is een soort van Wikipedia over de wereldwijde actualiteit.
“Dankzij de technologie is iedereen nu een potentiële verslaggever, maar niet iedereen is een journalist. Meer dan ooit hebben we journalisten nodig om al die verslagen zinnig te maken. Het zal hun taak zijn op sociale netwerken te zoeken naar interessante posts en context toe te voegen, zodat lezers ze kunnen begrijpen. Wij bouwen hier en nu aan de toekomst van de journalistiek.”
Storify teerde tot nu op die twee miljoen dollar?
DAMMAN. “Ja, en eigenlijk hebben we ondertussen 3,5 miljoen dollar opgesoupeerd. (lacht) Een jaar geleden hebben we nog eens anderhalf miljoen dollar opgehaald.”
En nu is dat geld op?
DAMMAN. “Ja, maar ondertussen hebben we wel het hele platform gebouwd en maken de belangrijkste nieuwssites gebruik van ons: CNN, The New York Times, The Washington Post, BBC, The Guardian, Bild, De Tijd, Le Soir, Le Monde… Alle grote nieuwsorganisaties wereldwijd gebruiken Storify, net als organisaties zoals de Verenigde Naties en het Witte Huis.
“Drie maanden geleden zijn we dan gestart met betalende diensten. We hebben een aantal betalende circuits ingevoerd die het mogelijk maken dat organisaties upgrades kunnen doorvoeren, waardoor hun journalisten makkelijker het platform kunnen gebruiken.”
Hoeveel betalende klanten heeft Storify?
DAMMAN. “We hebben nu 150 betalende klanten en meer dan 800.000 geregistreerde gebruikers die verhalen creëren. Elke maand krijgen we 20 miljoen unieke lezers over de vloer. Die 20 miljoen zijn belangrijk voor adverteerders, al moeten we die poot nog helemaal uitbouwen.”
Nu de betalende diensten worden geïntegreerd bij Livefyre, hoeft u zelf geen verkoopploeg meer uit te bouwen.
DAMMAN. “Dat is inderdaad een van de belangrijkste redenen geweest voor de overname. Storify had geen geld nodig voor zijn dagelijkse werking. Het heeft al voldoende inkomsten door die eerste klanten. Maar voor een echte groei van de betalende service, is een volwaardig verkoopteam nodig. Dat zou veel geld kosten, maar nu kunnen we terugvallen op het geroutineerde verkoopteam van Livefyre, dat bovendien al veel waardevolle contacten heeft gelegd.”
De media zitten in een grote crisis. Een krant als The Guardian stapelt de verliezen op. Zullen ze bereid zijn extra te betalen voor Storify?
DAMMAN. “Ze hoeven niet te betalen, maar als ze de toegang en het gebruik voor hun journalisten makkelijker willen maken, nemen ze het best een abonnement. Als ze het gratis blijven gebruiken, zullen er advertenties in hun verhalen opduiken. Wie geen advertenties wil, zal zijn portefeuille boven moeten halen.”
“90 procent van onze klanten komt niet uit de mediasector: het zijn organisaties en merken waarvan ik zeker ben dat ze bereid zijn voor Storify te betalen. Ons doel is de toekomst van de journalistiek te bouwen, niet om geld uit een armlastige industrie te zuigen. Het ideale scenario is dat we in een situatie terechtkomen waarbij wij geld kunnen geven aan de uitgevers. Almaar meer merken willen aan content marketing doen, op voorwaarde dat ze daarvoor de tools van journalisten kunnen gebruiken. Grote merken als Microsoft, Dell en HBO gebruiken Storify nu al om verhalen te creëren. Merken hebben wél geld, maar kunnen hun boodschap niet distribueren. Uitgevers hebben die distributiekanalen wel, maar geen geld. Wij brengen die twee samen.”
Bij ouderwetse kranten en tijdschriften is er een Chinese muur tussen redactie en reclame. Bij Storify wordt alles gemixt?
DAMMAN. “Ja. Die evolutie kun je niet tegenhouden. Zolang onze lezers duidelijk weten wat redactioneel is en wat reclame, is er toch geen vuiltje aan de lucht? Bij Storify zal het bijvoorbeeld mogelijk worden dat een automerk betaalt om een Instagram-foto van een van zijn modellen in een reportage over het autosalon in Brussel te integreren. Natuurlijk mix je zo reclame en journalistiek, maar het zal altijd duidelijk zijn waar die reclame vandaan komt.
“Ik vind transparantie in de journalistiek trouwens belangrijker dan objectiviteit. Die veelgeroemde objectiviteit bestaat niet: iedereen bekijkt de realiteit door zijn eigen bril. Het is veel belangrijker te weten wie wat geschreven heeft. Als je op Storify iemand citeert, kun je dat als lezer meteen checken door te klikken en rechtstreeks in contact te komen met de geciteerde. Dat kan niet in een gedrukte krant.”
JAN STEVENS
“Met minder startgeld hadden we ook minder beginnersfouten gemaakt”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier