Wie zit erachter ?
De “bevrijdingsbeweging” in Zaïre past in een herpositionering van mondiale mijngroepen. Die zijn op zoek naar rendement en dus stabiliteit voor hun recente miljarden- investeringen.
Sinds twee jaar zit de mijnsector wereldwijd in een nooit geziene stroomversnelling. Onder druk van de Wereldbank werden staatsmijnen en overheidsbedrijven in ontwikkelingslanden geprivatiseerd. De megaspelers in goud, kobalt, koper en platina namen nieuwe posities in. Die vertalen zich in fusies en acquisities, zoals het “huwelijk van de eeuw” in oktober ’95 tussen de Britse gigant RTZ en CRA uit Australië. Na de globalisering van de financiële markten is de grondstoffenhandel aan de beurt : netwerken en invloedssferen tussen financiers en exploratiemaatschappijen vinden elkaar en versterken allianties.
Zuid-Afrika’s Anglo American mag dan nog altijd het koppeloton aanvoeren, de manoeuvres van zijn tegenspelers RTZ/CRA, de Canadese komeet Barick Gold Corp., BHP uit Australië of Canada’s Inco zorgen voor zenuwachtigheid. Anglo American trad, na enkele opdoffers in de jaren ’80 en herstructureringen op het thuisfront, versneld in het offensief. Een geostrategische diversificatie drong zich op, vooral naar de rest van Afrika toe. Daar verdubbelde Anglo de voorbije twee jaar zijn aantal vestigingen. In 1996 werden de banden met het Britse conglomeraat Lonhro, een belangrijke Afrika-speler, nauwer aangehaald. Via zijn 28,4 %-participatie in Lonhro (dezer dagen door EU-commissaris Karel Van Miert op de korrel genomen, vooral wegens kartelvorming in de platinamarkt) werd Anglo de belangrijkste aandeelhouder van een van de meest dynamische groepen op het Afrikaanse continent : Ashanti Goldfields van Ghana. Ashanti verviervoudigde de voorbije jaren zijn goudproductie en staat genoteerd op de beurzen van Londen, New York en Toronto. Door opslorping begin ’96 van de Australische mijngroep Golden Shamrock Mines werd Ashanti de grootste Afrikaanse goudproducent buiten Zuid-Afrika. Anglo American consolideerde in sneltreinvaart zijn leiderspositie in goud (via Ashanti), platina (via Lonhro) en uiteraard vanouds in diamant ( De Beers).
Canadese beursvehikels als breekijzer voor nieuwe mijnontginning
De voorbije twee jaar is er voor het eerst sinds het einde van het koloniale tijdperk een rush op gang gekomen naar de ertsgebieden van Afrika, van de Kaap tot Caïro. Kleine Canadese exploratiemaatschappijen nemen daarin het voortouw. De opwarmingsoefening gebeurde in Latijns-Amerika, maar het Zuid-Amerikaanse goud wordt schaarser. Sinds kort ligt Afrika in het vizier. Springplank zijn de beurzen van Toronto en Vancouver, waar traditioneel veel kleine venture capital-bedrijfjes genoteerd staan. Doorgaans gaat het om jonge firma’s met een balanstotaal van minder dan 1 miljoen Canadese dollar, maar met glimmende brochures en peperdure kantoren. Achter deze onbekende beursbedrijfjes schuilen soms ook grote persoonlijke fortuinen van avonturiers-nieuwkomers, die het in hooguit twee decennia gemaakt hebben. Voorbeelden hiervan zijn de Zweedse financier Adolf Lundin van de gelijknamige familiale groep (met onder andere Consolidated Eurocan Ventures Ltd.) of de Canadese vastgoedkoning Peter Munk, chief executive officer van Barrick Gold Corp.
Op 24 januari 1997 werd Consolidated Eurocan omgedoopt tot Tenke Mining Corp. (55 % Lundin). Adolf Lundin sloot een joint venture met de Zaïrese staatsmaatschappij Gécamines voor de exploitatie van het 80.000 km² grote kobalt- en koperrijke Tenke-Fungurume-gebied in Shaba/Katanga. En Barrick is sinds augustus ’96 concessiehouder van 83.000 km² van de Okimo (Kilo-Moto)-goudmijnen rond Bunia in Noord-Kivu. Maar er duiken in de mijngebieden van Zaïre nog een rits andere “Canadezen” op. Eén ervan er zijn er een vijftigtal “in de running” is Banro Resources Corp. uit Toronto.
GEDUPEERDEN.
In 1995 kocht het Britse Cluff Mining International van de Belgische baron Empain tegen een goed prijsje de goudconcessie Sominki (15.000 km²) in Zuid-Kivu. Het bedrijf wilde er aan de slag gaan met Chinezen, onder toezicht van de Zuid-Afrikaanse bewakingsfirma Executive Outcome. De overdracht werd geratificeerd door Kengo Wa Dondo, toen premier van Zaïre.
Dezelfde Kengo schonk echter de exploitatierechten voor de concessie aan Banro Resources. Cluff dreigde met een rechtszaak, maar Kengo waste zijn handen in onschuld. Uiteindelijk werkten beide gedupeerden een compromis uit : op 21 september ’96 veranderde Sominki in Sakima, waarin Cluff een 20 %-minderheid aanhoudt in ruil voor Banro-aandelen. Cluff, met goudmijnen in Ghana en Zimbabwe, werd in ’95 overgenomen door Ashanti Goldfields. En zo komt ook in Sakima opnieuw Anglo American om de hoek kijken.
Privatisering van de Zaïrese mijnbelangen als alibi voor zelfverrijking
De geschiedenis van Banro is typerend voor hoe het er de afgelopen twee jaar in de Zaïrese mijngebieden aan toeging :
de kleine concessiejagers zijn uit op snel gewin. Ze hopen, althans in een ideaal scenario, op een doorverkoop aan grote namen zoals Anglo. Anglo American vermeed echter zoveel mogelijk zelf de handen vuil te moeten maken aan deals met de autoriteiten in Kinshasa wat Anglo niet heeft belet zich sterk te positioneren via de Canadese juniors in tientallen kleine mijnprojecten van Shaba/Katanga.
onder het bewind van Kengo was de privatisering duidelijk een alibi voor zelfverrijking van de sleutelfiguren in het beslissingsproces : Lundin, Barrick, allemaal passeerden ze de kassa in Kinshasa of juister, Genève. Barrick schoof de hoogste kringen bedragen toe van 1,5 tot 3 miljoen VS-dollar. Ook Lundin liet zich niet onbetuigd. In mei ’86 typeerde The Financial Times de Zweedse financier nog als : ” Sweden’s not quite so honourable Adolf Lundin who has done for investing in the oil and gas industry what Aids has done for Haiti.” (letterlijk citaat).
de belangen of de ontwikkeling van de Zaïrese bevolking waren bij al deze transacties van geen tel (zie kader : De kracht van het volk). In de beste koloniale traditie stonden concessies onder bewaking van het leger of liever (vermits Zaïrese militairen onbetrouwbaar zijn) van privé-milities als Executive Outcome of Military Professional Resources Inc. (MPRI) uit Virginia.
De recente participatie van Anglo American in American Mineral Fields (AMF) illustreert de favoriete aanpak van de Zuid-Afrikanen : Anglo is doorgaans bereid de nodige investeringen te doen in ruil voor een (minderheids)belang, maar gaat zelden in op het aanbod van de “Canadese juniors” om hen over te kopen. AMF, een klein Amerikaans bedrijf dat gerund wordt vanuit Canada en opgericht werd door ex-De Beers-man Jean Boulle, kreeg vorig jaar van de regering-Kengo de rechten voor de heropening van de zinkmijn van Kipushi. In ruil voor een injectie van 100 miljoen dollar in elk AMF-project in Shaba, waaronder de zinkmijn van Kipushi, neemt Anglo genoegen met 50 % van de aandelen van AMF.
WACHTEN OP BETERE TIJDEN.
Ook Adolf Lundin, die zelf niet over de nodige technische knowhow beschikt voor de exploitatie van Tenke-Fungurume en er al 120 miljoen dollar in pompte, is uit op een deal met Anglo American. In de jaren ’70 was Anglo zelf partij voor de ontginning van Tenke-Fungurume. Het doortrekken van de hoogspanningslijn tussen Inga en Shaba (noodzakelijk voor de stroomvoorziening) liet evenwel te lang op zich wachten. Dat probleem zou Lundin trouwens opnieuw parten kunnen spelen, want de hoogspanningslijn vanuit Kinshasa is in slechte staat en bovenal zijn alle Inga-turbines, op één na, zwaar beschadigd.
Een tweede bedrijf uit de Lundin-stal, South Atlantic Resources Ltd., aast op twee andere kobalt- en koperprojecten in Shaba. ” Occupying the best house on a bad street,” karakteriseert de Lundin-strategie : in Argentinië bijvoorbeeld kocht Lundin Baja Alumbrera. Toen investeerders het land na de verkiezing van president Carlos Menem opnieuw een “veilige plek” vonden, verkocht Lundin de koper-/kobaltmijn in ’94 met flinke winst aan het Canadese Rio Algom en de Australische groepen MIM en North.
Succes in mijnbouw is een kwestie van de juiste netwerken
Wie in de mijnbouw van Afrika succesvol wil zijn, kan best zijn connecties verzorgen met Zuid-Afrikaanse majors als Anglo American, Gencor of Iscor. Die laatste is sinds kort aan de slag in Kambove, Shaba. En Lundin heeft zijn entrées bij Anglo : hij verkocht eerder de Zuid-Afrikaanse goudmijn East Daggafontein aan Anglo-dochter Ergo. En zijn vroeger Lundin-filiaal, Eastmaque Gold Mines Ltd., had nauwe banden met Equinox Resources, dat met Anglo scheep gaat in The Zambezi joint venture in Zambia.
LUNDIN-BARRICK.
Naast de Zuid-Afrikaanse majors en de talrijke, meestal Canadese juniors, als Panorma International of Caledonian Mining (dat onlangs toenadering heeft gezocht met de Belgisch-Zaïrese diamantmaatschappij Miba in Mbuji-Mayi en zelf actief is in Zambiaanse kobalt- en kopermijnen), leiden in Zaïre vooral Lundin en Barrick Gold Corp. de dans. Vanzelfsprekend zijn er raakpunten tussen Anglo en die twee nieuwe mondiale Canadese olifanten : ex-Lonhro-voorzitter Dieter Bock, die de mijnbelangen van Lonhro aan Anglo verkocht, wordt binnenkort voorzitter van TrizecHahn Europa. TrizecHahn uit Toronto is een van de grootste vastgoedontwikkelaars in de wereld en voor 52 % in handen van Peter Munk, voorzitter van Barrick Gold. Munk kocht Trizec van de Bronfmans-familie. Via Trizec belanden we bij Swipco : Edgard Bronfmans (onder meer eigenaar van de Canadese drankenproducent Seagram-Chivas Regal-whisky, Sandeman-port en Martell-cognac) is mede-aandeelhouder van Swipco. Swipco staat voor Swiss procurement company, en bood in mei ’95 aan de regering- Kengo zijn diensten aan in het kader van de privatisering van de Zaïrese mijnbouw, waaronder de Gécamines-concessie Tenke-Fungurume (nu in handen van Lundin) en Kilo Moto (Barrick) (zie Trends van 15 juni ’95).
UGANDA-BUSH.
Vorig jaar werd Swipco procurement agent van de Ugandese regering voor alle overheidsaankopen boven de 50.000 VS-dollar. Gepolst omtrent de vele vragen over de Swipco-deal in het Ugandese parlement, antwoordt Swipco’s Erwin Flores in Washington aan Trends : “Zoals overal in Afrika hebben heel wat mensen in Uganda liever geen pottenkijkers. Wij ijveren immers voor transparancy en dat bevalt niet iedereen.” (Nochtans is Swipco zelf meermaals het voorwerp van onderzoek, onder meer in Colombia en Peru.)
En volgens Africa Confidential van 29 november ’96 (vol. 37-nr. 24) zou gewezen VS-president George Bush persoonlijk bij Mobutu voor toewijzing van Tenke-Fungurume gepleit hebben in het voordeel van Adolf Lundin. Tussen haakjes, Bush is honorary senior advisor van het Canadese Barrick Gold Corp, dat zelf 350 miljoen VS-dollar investeert in de vroegere Okimo (Kilo Moto)-mijnen.
Tijd om de investeringen te laten renderen
In deze context is een complot-theorie erg verleidelijk om de “snelwandeling” van rebellenleider Laurent-Désiré Kabila dwars door het ertsrijke oosten van Zaïre te verklaren (zie kader : Ons kent Ons). Maar in dit soort business kent iedereen vanzelfsprekend alle andere spelers en vloeien belangen samen, van Zuid-Afrika en Angola over Zambia en Zimbabwe, Tanzania en Zaïre tot en met nieuwe kobaltmijnen in Uganda (het Kasese-project). Opportuniteiten worden benut zodra die zich voordoen. De Tutsi-interventie van de Ugandese president Museveni en Kagame, de sterke man in Ruanda, om de Hutu-vluchtelingenkampen in de Kivu schoon te vegen, was voor de mijngroepen op z’n minst een gedroomde meevaller. In “bevrijd Kongo-gebied” verheugen de mijngroepen zich over de efficiënte medewerking van Kabila’s regering.
BRE-X INDONESIE.
Negatief voor de mijnbouwgroepen is dat de fundraising voor hun Zaïre-projecten momenteel relatief moeizaam verloopt. Na de recente opdoffer van het Canadese bedrijfje Bré-X Minerals en Barrick Gold in Indonesië is het enthousiasme voor de Canadese concessiejagers op de beurzen van Toronto en Vancouver bekoeld : de “fabuleuze” goudvondsten van de Busang-mijnen in Indonesië, blijken uiteindelijk minder goud te bevatten dan de beleggers voorgespiegeld werd (de beursinzinking kan in het voordeel spelen van Anglo zie kader : Ons kent ons).
Niettemin kondigt minister van Economie Mawapanga Mwana Nanga van Kabila’s Alliantie plannen aan van Ashanti Goldfields (Anglo) om 25 miljoen dollar te investeren in Kimin, een goudconcessie in Noord-Kivu van de Canadees-Belgische groep Mindev. En tijdens hun ontmoeting met Kabila op 7 april 1997 kregen Adolf Lundin en directeur Ted Webb van Tenke Mining Corp., zoals eerder ook American Mineral Fields, “geruststellende garanties” van de rebellenleider. Anglo-kern De Beers, die contractueel voor CSO-Londen alle diamanten opkoopt van Miba, werd op haar wenken bediend : er komt een einde aan de plaag van illegale diamantdelvers en -smokkelaars. Ze worden eindelijk uit de Miba-concessie verjaagd. De Beers tekende ook al nieuwe akkoorden voor diamantwinning ten noorden van Kisangani.
VERADEMING.
De onbetrouwbaarheid van de Kengo-kliek was voor de nieuwe concessiejagers in Zaïre een zware ontgoocheling. Had men Kengo immers niet geprezen als de man die in Mobutu-land orde op zaken zou stellen ? De Belgische kolonel op rust Willy Mallants, ooit nog economisch raadgever van Mobutu en mede-eigenaar van de goud- en diamantconcessie Sozamiki in Kivu, veranderde zijn geweer van schouder : de man presenteert zich thans als adviseur van Kabila. Hetzelfde geldt voor Max-Olivier Cahen, zoon van Alfred Cahen, oud-Belgisch ambassadeur in Parijs en jarenlang uitgesproken Mobutu-gezind.
Nu maar hopen dat Kabila geen heruitgave wordt van dictator Mobutu. Er zou dan een visionaire bijklank kleven aan de woorden van Erik Derycke : “We staan opnieuw in 1965,” verklaarde de Belgische minister van Buitenlandse Zaken na de benoeming van generaal Lukilia tot voorlopig premier in Kinshasa. In ’65 was Mobutu de pion van westerse economische belangen.
ERIK BRUYLAND
REBELLENLEIDER LAURENT KABILA De mijnbouwbedrijven worden op hun wenken bediend.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier