Wie is ‘persoon ten laste’?
De regering betaalt gezinnen met een bescheiden inkomen een deel terug van de stookoliefactuur. Maar in de praktijk is het allerminst duidelijk wie daar wel of geen recht op heeft.
U herinnert zich ongetwijfeld dat de regering tijdens de blokkades van vrachtwagenchauffeurs en landbouwers enkele weken geleden een maatregel heeft aangekondigd die soelaas moet bieden aan gezinnen met een bescheiden inkomen.
De doelstelling was ongetwijfeld nobel: de kosten van huisbrandolie zijn de pan uit gerezen, en dus moet er iets gebeuren voor gezinnen die hun huis verwarmen op basis van stookolie en waarvan kan worden geacht dat zij moeite hebben om de hoog opgelopen factuur te betalen.
Voorwaarden.
De oplossing is een gedeeltelijke terugbetaling van de kosten die tussen 1 juli 2000 en eind dit jaar aan de aankoop van huisbrandolie zijn besteed.
De voorwaarden waaronder de terugbetaling gebeurt, zijn vastgelegd in een Koninklijk Besluit van 20 september 2000, dat drie dagen later in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd.
Op het eerste gezicht is alles vrij eenvoudig: wie aan de gestelde voorwaarden voldoet, kan zich tot het plaatselijk Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) wenden om aldaar een bijdrage te vragen van 5 frank per liter huisbrandolie die met het oog op de verwarming tijdens de komende winter is geleverd. Met dien verstande dat leveringen vanaf 1 juli 2000 worden geacht met het oog op de nakende winter te zijn geleverd; en dat de aanvragen uiterlijk tegen het eind van het lopende jaar binnen moeten zijn.
Een en ander betekent in de praktijk dat alle gezinnen die tussen 1 juli 2000 en het einde van dit jaar huisbrandolie laten leveren, in principe voor de toeslag in aanmerking komen. Uiteraard, voorzover zij aan de andere voorwaarden voldoen.
De financiële bijdrage bedraagt, zoals gezegd, 5 frank per liter. Maar zij is geplafonneerd op 5000 frank per gerechtigde (met een overgangsregeling voor wie de gestelde inkomensgrens licht overschrijdt; zie verder).
Fiscaal.
Wie komt voor de bijdrage in aanmerking? Volgens het KB zijn dat om te beginnen de personen die ingevolge de ziekte- en invaliditeitswetgeving een verhoogde tegemoetkoming genieten. En voorts ook de personen met een jaarlijks bruto-inkomen van hun huishouden dat niet hoger is dan 484.007 frank; een bedrag dat wordt verhoogd met 89.602 frank per persoon ten laste. Wie de gestelde grens met ten hoogste 50.000 frank overschrijdt, heeft ook recht op de toeslag; maar die kan dan maximaal 2500 frank (in plaats van 5000 frank) bedragen.
De tegemoetkoming is duidelijk geen fiscale maatregel. De toeslag heeft geenszins het karakter van een belastingvermindering. Niettemin lijkt het interessant de maatregel vanuit een fiscaal oogpunt te bekijken. Het KB hanteert immers begrippen die soms wel, en soms ook niet in de fiscale wetgeving terug te vinden zijn.
Zo rijst de vraag of men zich op de fiscale aangifte of op het aanslagbiljet kan baseren om uit te maken of men wel of niet voor de bijdrage in aanmerking komt. Het antwoord luidt dat men daar zeer omzichtig mee moet omspringen.
Bruto.
De toeslag is voorbehouden aan personen met een bruto-inkomen van hun huishouden dat de voormelde grens niet overschrijdt. Maar het huishouden dat de sociale wetgever hier voor ogen heeft, beantwoordt niet noodzakelijk aan het huishouden dat de fiscale wetgever in gedachten heeft.
Voor de fiscale wetgever worden belastingplichtigen in de regel als alleenstaanden beschouwd, tenzij ze gehuwd samenleven. Voor de toeslag inzake huisbrandolie wordt gekeken naar alle personen die op hetzelfde adres wonen en deel uitmaken van hetzelfde huishouden. Zij kunnen de toeslag slechts één keer verkrijgen. Men zal dus moeten kiezen wie de aanvaag indient en het voordeel verwerft.
Een ander verschilpunt betreft het inkomen waarmee rekening wordt gehouden. Op fiscaal gebied rekent men in de regel met het netto-belastbaar inkomen. Dit is het inkomen, na aftrek van de socialezekerheidsbijdragen, na aftrek van de beroepskosten die gedaan zijn om het belastbaar inkomen te verkrijgen of te behouden, en na aftrek van een aantal andere aftrekposten (giften, onderhoudsgelden, interesten van leningen om een woning te verwerven of te bouwen enzovoort).
De toeslag inzake huisbrandolie vertrekt daarentegen van de notie bruto-inkomen van het huishouden. Het belastbaar inkomen dat op het fiscaal aanslagbiljet te lezen staat, is dus blijkbaar niet relevant. Neem bijvoorbeeld het geval van een handelaar die in de vorige jaren zware verliezen heeft geleden, die hij overeenkomstig de fiscale wetgeving nog kan recupereren. De aftrek van die overgedragen verliezen zal weliswaar dienstig zijn om zijn netto-belastbaar inkomen te bepalen. Maar dezelfde verliezen zullen (blijkbaar) buiten beschouwing moeten blijven bij de afweging of hij wel of geen recht heeft op de toeslag inzake huisbrandolie. Daar rekent men immers in termen van bruto-inkomsten.
Anders gezegd, overgedragen verliezen kunnen blijkbaar niet tot gevolg hebben dat iemand bij het OCMW kan aankloppen om ook 5000 frank bijdrage in de kosten van de huisbrandolie te verkrijgen.
Last.
Wie mag als persoon ten laste worden aangemerkt? Zoals gezegd, wordt het grensbedrag van 484.007 frank verhoogd met 89.602 frank per persoon ten laste.
Volgt hieruit dat de personen die fiscaal ten laste zijn, ook als zodanig mogen worden beschouwd voor de toepassing van de toeslag inzake huisbrandolie?
Het antwoord moet noodgedwongen genuanceerd zijn: sommigen wel, en sommigen niet. Hetgeen de sociale wetgever onder personen ten laste verstaat, valt immers slechts gedeeltelijk samen met hetgeen zijn fiscale collega daarover denkt.
Om op fiscaal gebied als persoon ten laste in aanmerking te komen, is bijvoorbeeld vereist dat men op 1 januari van het aanslagjaar deel uitmaakt van het gezin van de belastingplichtige. Voorts is vereist dat men tot een aantal bevoorrechte categorieën behoort. Zo kan een kind bijvoorbeeld wel, maar een niet-bloedverwant (bijna) nooit als persoon ten laste op fiscaal gebied worden beschouwd. Ten slotte is vereist dat de bestaansmiddelen waarover de betrokken persoon beschikt, een bepaalde grens niet overschrijden.
Voor de regeling inzake de bijdrage in de kosten van de huisbrandolie, wordt een heel ander begrip van persoon ten laste gehanteerd. De datum van 1 januari is hier volledig irrelevant. Blijkbaar volstaat het dat men de vereiste kwalificatie heeft op het ogenblik dat de aanvrager zijn verzoek om bijdrage indient. Voorts is niet vereist dat men tot een bepaalde categorie inzake bloed- of aanverwantschap behoort. Voor de bijdrage in de stookoliekosten volstaat het dat men onder hetzelfde dak als de betrokkene woont. Personen die geen enkele bloed- of aanverwantschap met de aanvrager hebben, maar wel onder hetzelfde dak wonen, kunnen dus blijkbaar ook als personen ten laste worden beschouwd.
Bestaansmiddelen.
Ten slotte is er de voorwaarde inzake de bestaansmiddelen.
Om iemand voor de bijdrage inzake huisbrandolie als persoon ten laste te mogen beschouwen, is vereist dat deze persoon over geen eigen inkomen beschikt, of dat zijn brutojaarinkomen lager is dan 76.000 frank. Het KB preciseert daarbij dat de gezinsbijslag en het onderhoudsgeld voor kinderen niet in aanmerking worden genomen.
Ook op dit punt moet men derhalve vaststellen dat de sociale criteria sterk afwijken van de fiscale. Om op fiscaal gebied als persoon ten laste in aanmerking te komen, is weliswaar ook vereist dat de bestaansmiddelen een bepaalde grens niet overschrijden, een grens die voor het lopende aanslagjaar ook in het algemeen 76.000 frank bedraagt. Maar men mag niet vergeten dat dit bedrag op fiscaal gebied wordt verhoogd voor kinderen van alleenstaanden; een verhoging waarvan op sociaal gebied (voor de toeslag in de kosten van huisbrandolie) geen sprake is.
Voorts mag men niet vergeten dat de bestaansmiddelen die op fiscaal gebied zijn toegelaten, een netto-inkomen vormen, terwijl er op sociaal gebied (voor de bijdrage in de kosten van de huisbrandolie) geen sprake is van een netto, maar wel van een bruto-inkomen van ten hoogste 76.000 frank.
Ook de inhoud van de bestaansmiddelen verschilt. Op fiscaal gebied zijn de toegelaten bestaansmiddelen inclusief (80%) de ontvangen onderhoudsgelden, terwijl de onderhoudsgelden die kinderen ontvangen voor de toepassing van de sociale bijdrage op het gebied van de huisbrandolie, buiten beschouwing blijven.
Kool.
Kortom, wie op fiscaal gebied als persoon ten laste in aanmerking komt, kan op sociaal gebied uit de boot vallen. En het omgekeerde is eveneens mogelijk. Wie aanspraak wil maken op de bijdrage in de kosten van de huisbrandoliefactuur, kan dus hoegenaamd niet volstaan met een verwijzing naar zijn (fiscaal) aangifteformulier, of aanslagbiljet. Er moet een volledig aparte bewijsvoering worden geleverd. Blijft vervolgens de vraag, of het sop de kool nog waard is.
jan van dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier