Wie heeft er prijs?
In de westerse economieën stijgen de prijzen niet langer. Die toestand van deflatie dwingt sommige bedrijven in het defensief: ze worden gedwongen om kosten te besparen en fuseren – denk maar aan PetroFina en Total. Anderen halen er dan weer voordeel uit – u en ik bijvoorbeeld, omdat we meer koopkracht verwerven. Tenzij we met zijn allen niet meer consumeren natuurlijk.
Ze fuseren, herstructureren en danken af. Ze, dat zijn de verliezers van de deflatie: bedrijven die producten maken waarvan de prijs daalt én dus hun winsten als sneeuw voor de zon zien smelten. Hun aantal groeit gestaag omdat de westerse economieën meer en meer geconfronteerd worden met algemene prijsdalingen (zie tabel: Consumentenprijzen). De Aziatische crisis mocht dan enkele maanden geleden nog op een goed moment komen om de inflatie hier wat af te koelen, vandaag legt ze steeds duidelijker een deflatoire trend bloot. De tendens werd trouwens jarenlang gevoed door een restrictief monetair beleid (hogere reële rentevoeten).
De reactie van de verliezers: fuseren
De verliezers, dat zijn op de eerste plaats de oliemaatschappijen. Omdat zij helemaal aan het begin van de productieketting opereren, werden ze al van bij de start van de Aziatische crisis midden 1997 geconfronteerd met dalende grondstofprijzen (zie grafiek: Grondstofprijzen). De prijzen voor olie noteren vandaag op hun laagste peil in 25 jaar. Het enige wat de oliebaronnen nog kunnen doen, is snoeien in de kosten. Dat kan bijvoorbeeld door de vaste kosten te spreiden over meer eenheden of door te fuseren – zoals Exxon en Mobil, of Total en PetroFina doen. Wellicht zien ze geen andere oplossing omdat ze verwachten dat de deflatie nog een tijdje zal duren.
“Toch is het moeilijk de economische logica te vinden achter de fusiegolf,” zegt Paul Verdin, professor internatonaal management aan de KU Leuven en Insead. “Door te fuseren, pak je immers niet de wortel aan van het probleem – de dalende prijsbeweging en het gebrek aan waardecreatie. Ik vrees voor de innovatieve kracht van de sector op termijn. Fusies die alleen oog hebben voor de kostenkant maken van de deflatieverliezers plots geen deflatiewinnaars. De aanval op de winsten gaat onverbiddelijk door.”
Wat de olieboeren
vooral pijn doet, is dat de dalende prijzen gepaard gaan met stagnerende verkopen. Normaal lokken lagere prijzen extra vraag uit. Dankzij de extra verkopen kunnen bedrijven soms het verlies aan inkomsten door de lagere prijs goedmaken. In dat geval spreiden ze de vaste kosten ook over meer productie. Met andere woorden: deflatie levert ook winnaars op. De aanbieders van mobilofonie bijvoorbeeld genereren wél extra inkomsten als ze de prijzen verlagen. Daarnaast zijn er nog tal van sectoren die wél stijgende prijzen kennen, en dus een tegenwicht vormen voor de sectoren die een dalende prijsbeweging kennen.
Lagere prijzen zijn voor de oliebedrijven – door het gebrek aan kopers – evenwel synoniem van minder inkomsten en lagere marges. De oliebaronnen kunnen uithuilen bij tal van collega’s: staal, papier, auto, chemie en tot op zekere hoogte zelfs banken, ze zijn allemaal in hetzelfde bedje ziek. Bijna alle producenten van grondstoffen of basisproducten bevolken het kamp van de deflatieverliezers omdat ze een makkelijker prooi vormen voor een scherpe prijspolitiek van de concurrentie, zeker nu heel wat van die sectoren worden geplaagd door overcapiciteit. De internationale concurrentie ontwikkelde zo al een neerwaartse druk op de prijzen. Komen daarbij de devaluaties in een pak ontluikende economieën waardoor de prijsdruk op Europese of Amerikaanse producenten nog wordt opgevoerd. Niet alleen de oliemaatschappijen reageren door te fuseren: Usinor-Cockerill Sambre (staal), Stora-Enso (papier), Daimler-Chrysler (auto), Hoechst-Rhône-Poulenc (chemie), Deutsche Bank-Bankers Trust (banken) zijn andere recente voorbeelden. Wie volgt?
Heeft de oliesector een verborgen agenda?
Maar, zegt Paul Verdin: “De waarde die men creëert met die fusies moet nog worden bewezen. De schaalvoordelen waar het fusies doorgaans om te doen is, vormen nu immers niet de grootste beweegreden. Exxon of Mobil hadden al voldoende omvang. Meer synergieën zijn beperkt, behalve dan aan de distributiekant.” Het nieuwe Total Fina is bijvoorbeeld nog altijd kleiner dan Mobil. Heeft Total Fina dan nu wel voldoende schaalvoordelen om te overleven?
Verdin: “Waarom moet je per se groot zijn? Als je die logica doortrekt, kom je uit bij het monopoliekapitalisme, waarbij men de zaken liever intern stuurt. Dat is de triomf van het uitschakelen van de markt, waarbij men de zichtbare hand verkiest boven de onzichtbare.” Al ziet Verdin het zo’n vaart niet lopen: “Er blijft meer dan voldoende ruimte voor nichespelers en vooral kleinere spelers die wel efficiënt werken.”
Aangezien de schaalvoordelen beperkt blijven, vermoedt Verdin dat meer bepaald de oliesector een hidden agenda heeft om toch te fuseren: “De fusies krijgen meer zin als de sector opnieuw werk wil maken van een oligopolistische structuur, waarbij enkele aanbieders de markt en dus ook de prijzen meer kunnen controleren. Meteen hoeven ze niet zoveel schrik meer te hebben van deflatie.” Volgens Verdin fungeren fusies en overnames vaak ook als excuus om eindelijk van wal te steken met herstructureringen die ondernemingen al veel eerder hadden moeten doorvoeren. “Het is geen toeval dat bedrijven nu in bosjes herstructureringen aankondigen. Als je de zoveelste in de rij bent, wordt het aanvaardbaar om jobs te schrappen. Ook Albert Frère zag nu zijn kans om de operatie aan het publiek te verkopen.”
Deflatie verplicht
dus tal van bedrijven om efficiënter te werken en de productiviteit op te krikken. Dat lukt makkelijker als de technologie een zetje geeft. Maar typisch voor het kamp van de verliezers is dat die technologische ruimte in vergelijking met de deflatiewinnaars beperkter is. Olie tegen een prijs van 10 dollar rendabel ontginnen is een huzarenstukje.
De consument is de grote winnaar, tenzij…
Gewoonlijk mag de consument zich tot grote overwinnaar van prijsdalingen uitroepen. Dat komt omdat aan de basis van deflatie doorgaans technologische vooruitgang en productiviteitswinsten liggen (zie kader: Deflatie = depressie?). Toch is het uitkijken hoe de consument reageert op deflatie. Maakt hij van de hogere reële lonen gebruik om te consumeren of kijkt hij liever de kat uit de boom? Wellicht is het een kwestie van vertrouwen. De consumptie uitstellen als de prijzen dalen is voor het individu weliswaar een verdedigbare strategie, maar voor de samenleving heeft deze handelwijze rampzalige gevolgen. Als de consumptie immers massaal wordt uitgesteld, komen niet alleen de deflatieverliezers in de problemen, maar zien ook veel meer bedrijven hun winst aangetast. Dat verhoogt het risico op faillissementen en afdankingen. Wat op zijn beurt het vertrouwen van de consument aantast, de consumptie verder afremt, de prijzen nog meer ondermijnt en bijkomende faillissementen oplevert. De economie dreigt dan in een zelfvoedende neerwaartse spiraal terecht te komen.
Wat te allen prijze moet worden vermeden, is dat ook de banken in de problemen komen. Een scenario wat werkelijkheid zou kunnen worden als een pak failliet gegane debiteuren hun schulden – die bovendien door de deflatie in rëele termen zwaarder worden om af te lossen – niet meer kunnen afbetalen. Banken zullen in zo’n omgeving ook alleen nog ontlenen aan de kredietwaardigste tegenpartijen. Dan dreigt kredietschaarste, wat de economie verder zou verstikken. De kans op een dergelijk scenario is nog altijd klein, zeker omdat de gezinnen en bedrijven in het Westen nooit zo’n lage schuldgraad kenden.
Bovendien waakt
ook Alan Greenspan, de gouverneur van de Amerikaanse centrale Bank ( Fed). Toen Greenspan in het zog van de Aziatische en Russische crisis kredietschaarste zag opdoemen, verlaagde de Fed tot driemaal toe de rente. Zo wil de Fed de markten diets maken dat ze bereid is liquiditeiten in de economie te pompen als dat nodig is. Tonen de Europese centrale bankiers met de recente verlaging nu eindelijk dezelfde alertheid? Zij wilden pas van deflatie spreken als de consumenten hun aankopen uitstellen omdat ze verdere prijsdalingen verwachten. Het Duits consumentenblad Bild raadde intussen consumenten aan al hun textielaankopen uit te stellen. De centrale bankiers worden eindelijk wakker.
DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier