What’s in a name
Geachte heer Van Overtveldt,
Mijnheer de minister,
Er moet mij iets van het hart. Van een regering waarin de grootste partij een regionale partij is, zou je verwachten dat het beleid een regionale klemtoon krijgt. Ik weet het, molens malen langzaam. Projecten die door vorige regeringen opgestart zijn, worden langzaam maar zeker afgewerkt. Wie was het weer die het besturen van het land vergeleek met het besturen van een olietanker: de bocht moet zeer ruim genomen worden?
Wel, hier is een voorbeeld. Op 27 april 2016 hebt u de koning de wet tot aanpassing van titels en graden in de fiscale wetboeken laten tekenen. Daarmee wordt onder andere in alle belastingwetten de ‘gewestelijke directeur’ vervangen door ‘adviseur-generaal’. What’s in a name, zal men zeggen, en men heeft het u zeker voorgesteld als een loutere tekstaanpassing. De oppositie heeft de wet ook goedgekeurd.
Laten we eens een vijftal functies van de gewestelijke directeur bekijken. 1. De rulings. Vóór de oprichting van de Dienst Voorafgaande Beslissingen in 1999 was het gebruikelijk dat bedrijven afspraken met de controleur of de directeur maakten. Dat die rol naar een centrale rulingdienst werd overgeheveld, kreeg nog algemeen bijval. 2. Het selectiebeleid. De gewestelijke directeurs krijgen nu uit Brussel instructies, die zeggen wie en wat er moet gecontroleerd worden. Dát en niets anders; het is frustrerend voor de mensen op het terrein. 3. Het personeelsbeleid. De overgang van een medewerker, bijvoorbeeld van Kapellen naar Brasschaat, kon altijd met de directie in Antwerpen bekeken worden. Nu gebeurt dat in Brussel. 4. De fiscaliteit. De wet gaf de gewestelijke directeur een voorname rol om te oordelen over bezwaarschriften, btw-verzoeken en vragen om kwijtschelding van boetes en intresten. Die rol hield (houdt) het midden tussen een echte rechter in eerste aanleg en een bemiddelaar. Als een controleur of een ontvanger wat te streng was, was de gewestelijke directeur het eerste aanspreekpunt. In uw beleidsnota van 4 november 2015 stelt u voor dat allemaal aan de Brusselse bemiddelingsdienst toe te wijzen. 5. De strafvervolging. In de weinige gevallen waarin dat nodig was, regelde de gewestelijke directeur de strafvervolging of de kennisgeving aan het parket. Als het van sommigen had afgehangen, had men dat ook aan een centrale dienst toegewezen. De parlementaire onderzoekscommissie van 2009 stelde de ‘una via’-regel voor, maar suggereerde ook om dat te organiseren in een federale dienst voor de fiscale fraudebestrijding (FDFF).
Zo te zien was de gewestelijke directeur echt wel een gewestbestuurder. Daar blijft voor de nieuwe adviseurs-generaal niet zo veel meer van over. Dus toch niet zomaar een naamsverandering.
De klap op de vuurpijl kwam begin deze maand. We kregen een brief dat we aangeduid worden voor het algemeen beheer van onze dienst. Aangeduid, staat er, niet benoemd. Zo’n benoeming gebeurde vroeger door de koning op voorstel van de minister. Nu doen zij dat, en bovendien, zoals ze dat noemen, ‘tot nader order’. Met andere woorden: geen gewestbestuurder zit nog een beetje vast op zijn post. Men wordt niet meer benoemd in een ambtsgebied, men wordt aangeduid voor een dienst. Van ongebondenheid in de beslissingen is geen sprake meer. Als dat de bedoeling was, dan is het ook maar logisch dat men de titel van gewestelijke directeur heeft ingeruild voor die van adviseur-generaal. Dat wordt een niet-slechtbetaald doorgeefluik van instructies ‘top-down’ en van feedback ‘bottom-up’. Zelfs aan het woord verantwoordelijkheid geven ze een vreemde draai. De beheerder is niet meer verantwoordelijk voor de initiatieven en de beslissingen die hij of zij neemt, maar voor ‘het correct uitvoeren van de werkinstructies’. Je verzint het niet.
Voilà, het is mij van het hart. Ik heb deze kritiek op de overdreven centralisatie al lang intern geformuleerd. Rien ne va plus à Bruxelles. Maar de ervaring leert dat zoiets niet doorstroomt tot bij de minister. Daarom dacht ik deze keer: ‘hij zal zijn goeie ouwe Trends nog wel lezen’. Mij maakt het niets meer uit. Ik ga over enige tijd met pensioen als de laatste gewestelijke directeur, de laatste buiten Brussel die nog iets te zeggen had.
De vraag is daarom: zal de N-VA de uiteindelijke verantwoordelijke zijn voor een totale centralisering van de grootste federale overheidsdienst? Het unitarisme ten top? Of gaan we toch nog even een snokje aan het roer van de tanker geven?
De auteur is gewestelijk directeur van BBI-Gent.
KAREL ANTHONISSEN
Een adviseur-generaal wordt een niet-slechtbetaald doorgeefluik van instructies ‘top-down’ en van feedback ‘bottom-up’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier