Wetgever schiet voetbal andermaal te hulp
Sinds enkele jaren geldt een speciale regeling voor sportbeoefenaars en hun sportclubs. Zij geldt niet enkel voor voetbalclubs. Maar iedereen weet dat zij wel op hun lijf geschreven is.
Een van de maatregelen heeft te maken met de bedrijfsvoorheffing die ingehouden wordt op de bezoldigingen van sportbeoefenaars. Normaal gezien, moeten werkgevers de bedrijfsvoorheffing die zij inhouden op de lonen van hun werknemers doorstorten naar de schatkist. Bij sportbeoefenaars schiet van deze regel bijna niets meer over. Van de ingehouden bedrijfsvoorheffing hoeft slechts 20 procent doorgestort te worden naar de schatkist. De werkgever – meestal de sportclub – mag de overige 80 procent bij zich houden. De sportwereld krijgt op deze wijze een belangrijke subsidie. Afhankelijk van de bron gaat het om 25 tot meer dan 30 miljoen euro per jaar.
Deze speciale regeling komt niet uit de lucht vallen. Veel buitenlandse sportbeoefenaars waren voorheen onderworpen aan een bevrijdende bedrijfsvoorheffing van 18 procent. Enkele jaren geleden werden zij onder bepaalde voorwaarden onderworpen aan de gewone progressieve tarieven van de personenbelasting. Voor sportclubs die hun buitenlandse sportbeoefenaars op een nettobasis vergoedden, dreigde dit een stevige aderlating te worden. Zij moesten de hogere fiscale kostprijs zelf ten laste nemen. Hun sportbeoefenaars moesten immers, ongeacht het fiscale stelsel, een even hoge nettovergoeding krijgen.
Om dat te verhelpen, werd besloten de werkgevers van sportbeoefenaars in bepaalde mate vrij te stellen van de doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Allicht om redenen van gelijkheid en non-discriminatie heeft men het niet aangedurfd deze regeling te beperken tot die gevallen waarin een sportclub buitenlandse sportbeoefenaars in dienst heeft. Het gevolg is dat alle sportclubs van de nieuwe regeling kunnen genieten, ongeacht of zij binnenlandse dan wel buitenlandse sportbeoefenaars tewerk stellen, en ook ongeacht of met die sportbeoefenaars een netto- of brutobezoldiging afgesproken is.
De vrijstelling van de verplichting tot doorstorting van 80 procent van de ingehouden bedrijfsvoorheffing is aan geen bijzondere voorwaarden onderworpen wanneer het gaat om sportbeoefenaars van jonger dan 26 jaar. Gaat het om oudere sportbeoefenaars, dan is de vrijstelling wel aan voorwaarden onderworpen. Vereist is dan, dat de sportclub minstens de helft van het bedrag dat zij bij zich mag houden, aan de opleiding van ‘jonge sportbeoefenaars’ besteedt.
Zij die financieel verantwoordelijk zijn voor sportclubs hebben aan deze voorwaarde een stevige kluif. De besteding is immers aan strenge regels onderworpen. Zo mogen de sommen slechts besteed worden aan de opleiding van sportbeoefenaars die minstens twaalf jaar oud zijn. Bovendien mag slechts de helft van het verplicht te besteden bedrag uitgegeven worden aan de bezoldiging van jonge op te leiden sportbeoefenaars. Het saldo moet uitgegeven worden aan de bezoldiging van personen die belast zijn met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van jonge sportbeoefenaars.
Deze strenge voorwaarden brengen blijkbaar menige sportclub in moeilijkheden. Vandaar dat in het parlement een wetsvoorstel is ingediend dat de voorwaarden moet versoepelen (en dat inmiddels in de kamercommissie voor de Financiën is goedgekeurd). Het wetsvoorstel houdt, kort gezegd, in dat voor een geldige besteding van de bedoelde sommen niet langer vereist zal zijn dat de sportbeoefenaar die opgeleid wordt minstens twaalf jaar oud is. Bovendien wordt de regel afgeschaft, dat ten hoogste de helft van het verplicht te besteden bedrag aan bezoldigingen van jonge op te leiden sportbeoefenaars mag worden besteed. In de plaats daarvan komt er een nieuwe regel: de bezoldigingen die aan jonge op te leiden sportbeoefenaars worden betaald, zullen nog slechts als een geldige besteding in aanmerking komen als zij niet hoger zijn dan een bepaald plafond.
De nieuwe regeling zal, als alles volgens plan verloopt, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2010 van toepassing worden.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
JAN VAN DYCK
Sportclubs zullen vrijer mogen beslissen waaraan zij het vrijgestelde bedrag besteden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier