“We zullen moeten leven met duurdere olie”
Of Abdullah, de nieuwe koning van Saudi-Arabië, de stabiliteit van het koninkrijk kan garanderen, is niet zeker. Dat zou de olietoevoer ernstig in het gedrang kunnen brengen. Hoe stevig zitten de ‘Saudi Brezhnevs’ in het zadel? En hoe gaat de olieprijs verder evolueren?
Parijs (Frankrijk)
De prijs van ruwe olie piekte vorige week rond 64 dollar het vat, na waarschuwingen van Britse veiligheidsdiensten voor nieuwe Al-Qaeda-aanslagen in Saudi-Arabië. Kroonprins Abdullah, die de overleden Fahd opvolgt, regeerde de facto sinds zijn halfbroer in 1995 door een hartinfarct geveld werd. Business as usual, zou je dus denken.
Nochtans menen heel wat analisten dat het Saudische koninkrijk, gesticht door de vader van Fahd, er slechter aan toe is dan ooit (zie kader: Economie op drijfzand). Ondanks meer dan een verdubbeling van de prijs voor ruwe olie in het afgelopen jaar – wat weer financiële rek geeft om naar schatting 7000, tot zelfs 20.000 morrende prinsen te sussen – bestaat de mogelijkheid dat een deel van de bevolking zich fanatiek in de armen van het wahabisme stort. De militante puriteinse moslimsekte doordrenkt de bedoeïenensamenleving al negen generaties, maar zet zich almaar scherper af tegen de machthebbers. En of de ‘Saudi Brezhnevs’, een generatie stokoude heersers, daartegen opgewassen zijn, is nog maar de vraag.
Was die toenemende fundamentalistische dreiging trouwens niet de reden voor de Amerikanen om Irak als alternatieve bevoorradingsbron binnen te vallen en zo greep te krijgen op het belangrijkste olieland na Saudi-Arabië? “Ik kan me niet voorstellen dat de Amerikanen zó naïef zijn,” lacht Francis Perrin, directeur van het Arab Petroleum Research Center. Het onderzoekscentrum dat de vinger aan de pols van de oliemarkten houdt, huist in Parijs vlak naast de kantoren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso).
“Dat iemand als vice-president Dick Cheney, die de oliesector door en door kent, één seconde overwogen zou hebben dat het Westen zo nodig ook zonder Saudi-Arabië verder kan, houdt geen steek. Net als Donald Rumsfeld is Cheney een realist, geen neoconservatief zoals Paul Wolfowitz, die droomt van een democratisering van het Midden-Oosten. De realisten hadden hun buik vol van Saddam Hoessein. Meer niet.” Volgens Perrin beseffen de Amerikanen al te goed dat Saudi-Arabië onmisbaar is bij een jaarlijkse stijging van de oliebehoeften op wereldvlak met 1,2 % (zodat we van een dagverbruik van 80 miljoen vaten naar 120 miljoen in 2020 evolueren). “Irak, de Golfstaten, Rusland, Venezuela en West-Afrika zijn dat ook. Saudi-Arabië heeft een kwart van de gekende wereldreserves en die zijn vandaag veeleer onder- dan overschat.”
Wie bepaalt de koers?
Zonder de dreiging voor terreur in Saudi-Arabië te minimaliseren – “vorige aanslagen bewijzen dat de worm in de vrucht zit” – vindt Perrin dat het Huis van Saud de situatie nog flink onder controle heeft. “De Sauds hebben na 11 september 2001 hun hoofd in het zand gestoken, maar de aanslagen van mei 2003 op het eigen grondgebied hebben hen de ogen geopend. Koning Abdullah bindt resoluut de strijd aan tegen Al-Qaeda. Omdat de overleving van de dynastie op het spel staat. Ze zijn met de grove borstel door hun veiligheidsdiensten gegaan, die door Osama bin Laden geïnfiltreerd waren.”
De petroleuminstallaties werden tot nu toe gespaard, want voor de terroristen zijn ze “eigendom van het volk”. Mikpunten waren de bevolking en vooral buitenlanders, om paniek te zaaien. Een absolute beveiliging is uitgesloten, maar er werd de voorbije jaren 750 miljoen dollar extra uitgetrokken op een veiligheidsbudget van 5,5 miljard dollar voor de olie-infrastructuur alleen. Die infrastructuur wordt volledig gecontroleerd door Saudi Aramco, een 100 % staatsbedrijf dat sinds de nationalisering twintig jaar geleden vasthoudt aan een monopolie op de ruwexploratie en de upstream-activiteiten (productontwikkeling) in de gas- en olieketen.
Alleen downstream worden joint ventures (tot maximaal 50 %) toegestaan met Amerikaanse, Europese en Aziatische partners: in raffinage, transport, distributie en petrochemie. “Saudi Aramco wordt door Saudische topingenieurs en -technici uit de beste scholen ter wereld gemanaged als een commerciële onderneming. Er is daar geen sprake van favoritisme of recyclage van onbekwame fils à papa uit de hoogste kringen. Dat verklaart waarom ze geen buitenlandse expertise willen. Saudi Aramco staat technologisch aan de spits en geld is uiteraard geen probleem,” weet Perrin. Naast dit topbedrijf kwam er het staatsbedrijf Sabic, met het oog op diversificatie van de economie naar petrochemie, metalen en nieuwe technologieën. Met wisselend succes.
“In een staat die voor 75 % van zijn inkomsten en 90 % van de exportopbrengsten afhankelijk blijft van het oliemanna, zijn Saudi Aramco en Sabic losgekoppeld van de echte staatsmacht. Die zit geconcentreerd in een drietal machtscirkels,” weet Francis Perrin. “Let wel, de koning is niet het centrale middelpunt. De macht is in Saudi-Arabië nooit in handen geweest van één enkel individu. Die wordt collegiaal uitgeoefend en is het resultaat van een consensus binnen de hoogste kringen. Precies omdat alles gericht is op het behoud van stabiliteit in het koninkrijk.”
Hooguit enkele tientallen – “minder dan 200 prinsen” – trekken mee aan de touwtjes. De eerste machtskring bestaat uit de nieuwe koning Abdullah en zijn opvolger, prins Sultan, minister van Defensie. De nieuwe kroonprins is al even oud als de koning, beiden tachtigers. Ook de minister van Binnenlandse Zaken, prins Nayef (geboren in 1933), en de gouverneur van Riyad, prins Salman, behoren tot de centrale machtskern.
In de tweede kring maken de minister van Buitenlandse Zaken, prins Al-Faisal, prins Bandar (oud-ambassadeur in de Verenigde Staten) en zijn opvolger in Washington, prins Al-Turki (vroeger hoofd van de veiligheidsdiensten), mee de dienst uit. En in de derde cirkel staat Al-Nuaimi, de minister van Olie. Samen bepalen de drie cirkels het regeringsbeleid en daarin staat het managen van de olieopbrengsten in een langetermijnperspectief centraal. Perrin verwacht dan ook geen fundamentele veranderingen in het (olie)beleid (zie kader: Hoeveel olie is er nog?).
Perrin: “Alle sleutelfiguren blijven op post en houden de belangen van het Huis van Saud scherp in de gaten. Het pact uit 1945 met de Amerikanen – olie in ruil voor militaire bescherming – wordt op het hoogste niveau door niemand in vraag gesteld. En ondertussen koerst Saudi Aramco verder op de uitgestippelde weg. Als Saudi Aramco toch een nieuwe richting inslaat, kan dat alleen op bevel uit die hoogste kringen.” Zoals de aankondiging door prins Bandar, eind jaren negentig, van de openstelling voor buitenlandse partners van downstreamactiviteiten. “Het ministerie van Olie is slechts de uitvoerder van dit soort beslissingen. Hetzelfde gebeurde toen Bandar aankondigde dat Saudi Aramco zich ook op gaswinning zou toespitsen en dat buitenlandse partners welkom waren. Die hoopten naïef dat de deur op een kier kwam te staan en dat ze op termijn ook bij de oliewinning aan de bak zouden komen. Maar dat is weinig waarschijnlijk.”
Marge voor hervormingen?
Of Abdullah de deur ook op een kier zal zetten voor politieke en economische hervormingen, is volgens Perrin moeilijk in te schatten. Want de nieuwe koning mag dan als hervormingsgezind worden bestempeld (meer dan de ‘conservatieve’ kroonprins Sultan en prins Nayef), in de Saudische context zijn ‘hervormingsgezind’ en ‘conservatief’ bijna inwisselbare begrippen.
Het feit dat er (bij het ter perse gaan van dit artikel) nog geen adjunct bij de kroonprins is aangeduid, zou volgens Perrin een signaal kunnen zijn dat een consensus moeilijk ligt over de mate waarin het Huis van Saud bereid is een en ander bij te sturen. Of ook een generatiesprong naar de kleinzonen van de oude heersers tot de mogelijkheden behoort, betwijfelt Perrin.
Hoe dan ook zal een politieke ouverture niet veel te betekenen hebben. Omdat westerse druk voor democratisering en de toenemende invloed van het wahabisme elkaar neutraliseren: Abdullah zit tussen twee vuren. Economische hervormingen acht Perrin waarschijnlijker. “Hoewel het land nog voor vele decennia op olie kan drijven, heeft Abdullah duidelijk te kennen gegeven dat een verdere diversificatie van de economie noodzakelijk is om minder afhankelijk te worden van olie en gas. Voor renteniers van oliedollars zal het geen makkelijke opdracht zijn, want het vergt een grondige mentaliteitsverandering. En met een olieprijs van meer dan 61 dollar is die stimulans er niet.”
Economische diversificatie komt ook neer op het binnenlaten van buitenlandse expertise en expats, wat de wahabistische stromingen zou versterken. De Sauds zullen dus blijven schipperen, verwacht Francis Perrin. “De hoge olieprijs biedt ruimte om de bevolking, die haar inkomsten (per inwoner) de voorbije twintig jaar met een derde zag verminderen, er sociaal weer bovenop te trekken en zo de radicale franje te isoleren. Tegelijk is de westerse kritiek stilaan gedempt. Washington is zich pragmatischer gaan opstellen dan kort na 9/11.”
Belangrijke infrastructuurwerken en miljardeninvesteringen in capaciteitsuitbreiding van olie- en gasinstallaties, aangezwengeld door de stijgende olievraag, geven de nieuwe koning meer ademruimte. “Het Huis van Saud zal bijsturen, want verandering is onafwendbaar. En de Sauds weten het. Zonder het luidop te willen zeggen, zien ze het succes van de Verenigde Arabische Emiraten als model, Dubai in het bijzonder.” Of dat meer zal zijn dan een fata morgana, kan Perrins onderzoekscentrum vandaag evenmin inschatten.
Erik Bruyland
“Het pact met de Amerikanen – olie in ruil voor militaire bescherming – wordt op het hoogste niveau door niemand in vraag gesteld.”
Abdullah zit tussen twee vuren: de toenemende invloed van het wahabisme enerzijds en westerse druk voor democratisering anderzijds.
Abdullah heeft duidelijk te kennen gegeven dat een verdere diversificatie van de economie noodzakelijk is om minder afhankelijk te worden van olie en gas.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier