‘We staan voor een bankencrisis in de energiesector’

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Terwijl de elektriciteitsbedrijven kreunen onder pijnlijk lage marktprijzen voor elektriciteit, zien de consumenten hun factuur alleen maar stijgen. Vijftien jaar na de start heeft de liberalisering van de elektriciteitsmarkt niet gebracht wat ervan werd gehoopt.

” De elektriciteitsmarkt is geïmplodeerd”, zegt André Jurres, gedelegeerd bestuurder van het hernieuwbare-energiebedrijf NPG Energy. Toch blijft hij optimistisch. “Het enige voordeel is dat de regering gedwongen wordt actie te ondernemen. Het liefst nog voor de zomer, anders gaan we in snel tempo naar een brown-out. De marktprijs is nog amper 25 tot 30 euro per mega-wattuur (MWh, zie grafiek). Daarmee maken zelfs de kerncentrales verlies, zeker als je rekening houdt met de investeringen die nog moeten gebeuren in Doel 1 en 2. Er is een nieuw marktmodel nodig. Nu gaan we naar bijna gratis elektriciteit, terwijl de productie volledig moet worden gesubsidieerd.”

“Het enige dat nog met winst produceert, zijn de kolencentrales”, analyseert Kevin Welch. De chief strategy officer van Electrabel, de grootste speler op de Belgische energiemarkt, kijkt zeer helder naar de situatie. “Niemand zal op basis van de prijs van de jongste drie jaar investeringen doen in centrales die 20 tot 25 jaar meegaan. Als er niets verandert, dan staan we voor een bankencrisis in de energiesector.” Niet alleen de producenten klagen steen en been, ook de energieverkopers doen dat. Volgens berekeningen van de sectorfederatie Febeg boeken de grootste vijf spelers op de markt gemiddeld verlies. Al verwondert dat Welch niet echt: “Wij zijn ook naar andere markten gestapt in het buitenland, waar we niet dominant waren. Welke klanten trek je aan? Prijsjagers en slechte betalers.”

Ondoordacht

Het doet sommigen verlangen naar de gereguleerde markt die voor 2002 de norm was. Het zal in december twintig jaar geleden zijn dat minister Jean-Paul Poncelet de eerste wetsvoorstellen voor de liberalisering liet goedkeuren. Anno 2016 is het oordeel weinig positief. “De vraag is: is er nog een vrije markt?”, vroeg Marie-Pierre Fauconnier, voorzitter van het directiecomité van de federale energiewaakhond CREG, zich enkele weken terug af in Trends. “Elke technologie om energie te produceren, krijgt overheidssteun.” Ook Guido Camps, oud-prijsdirecteur van de CREG, vindt dat de liberalisering “niet heeft gebracht wat werd gehoopt”.

Het minste wat je kan zeggen, is dat de vrijmaking ondoordacht is uitgevoerd. De Amerikaan Paul L. Joskow, professor energie en overheidsbeleid aan het Massachusetts Institute of Technology, schreef in 2008 al dat “Europa en de lidstaten een verscheidenheid aan structurele en institutionele hervormingen willen implementeren die idealiter eerst waren gebeurd, in plaats van aan het einde”. Daarbij denkt hij aan marktmechanismen die de plaats van de geïntegreerde energiebedrijven konden vervangen, of de creatie van een eengemaakte Europese markt, iets waar Europees commissaris van Energie Maros Sefcovic nu werk van probeert te maken.

Chris De Groof, voormalig directeur strategie van Electrabel, voorspelde in 2011 al dat we tegen 2020 opnieuw een gereguleerde elektriciteitsmarkt zouden hebben. Hij maakte deel uit van een trio dat in de jaren negentig namens Electrabel een andere aanpak bepleitte. In dat plan zou de overheid verantwoordelijk blijven voor de planning, met andere woorden de keuze van de investeringen, inclusief het geleidelijk optrekken van het percentage hernieuwbare energie. De concurrentie zou spelen op Europees niveau voor de grootindustrie. Particulieren zouden slechts onrechtstreeks worden betrokken, via hun intercommunales. Die zouden om de drie tot vijf jaar een openbare aanbesteding organiseren, waarbij de prijs ook zou kunnen worden gereguleerd. Concurrentie voor de markt, in plaats van in de markt. De toenmalige regeringen van Jean-Luc Dehaene en Guy Verhofstadt hadden geen oren naar het voorstel. Ons land was bij de vroegste leerlingen in de Europese klas.

Slecht ‘goed idee’

“België had zeker niet zo snel mogen gaan, en eerst de rekeningen uit het verleden moeten vereffenen. Het Verenigd Koninkrijk heeft als eerste geliberaliseerd, en is er nu op teruggekomen”, meent Eric De Keuleneer. De directievoorzitter van Credibe en professor financiën aan de Solvay Business School is ook voorzitter van de energieverkoper Lampiris, maar spreekt ten persoonlijken titel. “De liberalisering van de productie was een slecht ‘goed idee’. De energiebedrijven hadden het voorspeld, maar hebben van de zwakte van de staat geprofiteerd om er voor zichzelf een goudmijn van te maken.”

De Keuleneer verwijst naar het voordeel van de vervroegde afschrijvingen van de kerncentrales, dat bijna volledig naar Electrabel ging. “Pas in 2007 is er via de nucleaire rente eindelijk een klein deel van dit voordeel naar de gemeenschap teruggevloeid. Electrabel boekte ook nog eens een meerwaarde van 1,8 miljard euro op de transmissienetbeheerder Elia, en bleef eigenaar van de pompcentrale van Coo, hoewel die ook voor 100 procent door de consument is betaald. Idem voor de activa van de intercommunales, die opnieuw werden geherwaardeerd. Aan de andere kant werden veel kosten uit het verleden, zoals pensioenen en herstructureringskosten aan de consument doorgerekend via de transmissietarieven. De nucleaire rente had moeten dienen om te betalen voor al die kosten uit het verleden, en voor die van de hernieuwbare energie.”

“Een goed idee? Dat de liberalisering zou falen, kon je bijna met zekerheid voorspellen”, analyseert Derrick Gosselin, professor economie en oprichter van het Instituut voor Toekomstonderzoek van de UGent. “Naarmate een systeem complexer is, is het moeilijker transacties en al hun gevolgen te vatten in contracten. De energiemarkt is honderden keren complexer dan bijvoorbeeld luchtvaart of telecom. De enigen die voordeel hadden bij de liberalisering, waren de advocaten die contracten sloten voor systemen die onmogelijk te managen waren. Bovendien is energie politiek gevoelig en wordt de coherentie van het systeem wegonderhandeld. Het gevolg: een gebrek aan investeringen. Dat is geen toeval maar het resultaat van een falend systeem.”

Dat is niet de analyse van Ronnie Belmans, CEO van Energyville. “Kort gezegd: na de theoretische invoering van de vrije markt wordt die nu stap voor stap opnieuw afgebouwd. Jammer, want de Europese markt werkt wel. Bij productiebedrijven als RWE en EDF is het vet grondig weggesneden. Door de overproductie is de prijs te laag voor nieuwe investeringen.”

“België heeft echter niet ingepikt op de investeringsgolf van midden de jaren negentig, waardoor we met tekorten zitten”, gaat Belmans verder. “Erger is dat we ook de volgende golf dreigen te missen, wanneer er de komende jaren een tekort aan productie zou zijn. Eerst belooft de overheid de kerncentrales te sluiten, dan komt ze daarop terug. Een investeerder wil zekerheid over de markt waarin hij terechtkomt. Dat is het probleem van België: we geven altijd dubbelzinnige signalen.” Belmans wijst op de balans van bijna vijftien jaar vrije markt. “Er zijn nagenoeg geen black-outs geweest. Dat de prijzen gestegen zijn, ligt vooral aan de verhoogde taksen en belastingen. Op de energiebeurzen waren zaken als flow based market coupling (het koppelen van de energiemarkten in Noordwest-Europa), de day-aheadhandel en de intradayhandel in 1999 nog theoretische begrippen, nu zijn ze dagelijkse kost. Eigenlijk heeft de liberalisering perfect gewerkt, voor zover men ze heeft laten doen. Elke keer als werd ingegrepen, werkte ze niet meer.”

Wat als?

De grote vraag is uiteraard: wat als de overheid afziet van elke inmenging met de energiemarkt? Geen subsidies of prioriteit meer voor hernieuwbare energie, geen capaciteitsvergoedingen of strategischereservesysteem voor gascentrales, geen garantiestelling van de overheid voor de verzekering van nucleaire centrales, maar ook geen nucleaire rente meer. Met andere woorden: wat er nu staat, blijft staan, maar bestaande en nieuwe projecten krijgen geen cent overheidsgeld meer.

Volgens Eric De Keuleneer zou dat vooral een zeer volatiele markt opleveren, met een groter risico op brown-outs (gecontroleerd afschakelen van delen van het stroomnetwerk) en bevoorradingsproblemen. “Uiteraard zouden de investeringen in hernieuwbare energie bijna stilvallen. De kosten voor Electrabel zouden wat stijgen, maar er zou nog altijd een markt bestaan. Hoewel, als de nucleaire sites moeten worden verzekerd zonder staatswaarborgen, zullen ze waarschijnlijk moeten sluiten.”

Welch analyseert de cijfers nuchter. “Op de groothandelsmarkt is de prijs 28 tot 30 euro per megawattuur. Zelfs zonder turteltaks bedraagt de prijs voor de consument ongeveer 190 euro. Zonne-energie kost nu 120 euro, kolen amper 20 euro. Daar moet de CO2-prijs nog bij, maar die bedraagt amper 5 euro per ton. Het resultaat: een lage energieprijs en maximale vervuiling.”

“Pas op, in 2030 ziet de wereld er volkomen anders uit”, zegt Welsh. Zonne-energie kost dan 30 tot 35 euro per MWh en zal veruit de goedkoopste productietechniek zijn. Met wind erbij kan 60 tot 70 procent van onze elektriciteit hernieuwbaar zijn. Dus als beleidsmaker zou ik er alles aan doen om de bestaande gascentrales in leven te houden. Die zullen de back-up zijn, want niemand gaat investeren in nieuwe. Idem voor de kerncentrales. Weeg maar af waarvan we het eerst dood gaan: de behandeling van nucleair afval of luchtvervuiling. Iedereen boert verder met zijn ‘oude rommel’, met name de verouderde bruinkoolcentrales. Als het marktmodel dan niet wordt aangepast, stevenen we af op een black-out.”

Er is één voordeel, weet Jurres. “Uiteindelijk is elektriciteit nodig. Het probleem lost zich dus op als de productie stopt, want je kan stroom niet opslaan. Op termijn zal de vraag weer stijgen, omdat verwarming en mobiliteit voor een groter deel elektrisch zal verlopen. Dus er is rampspoed, maar het goede nieuws is dat er oplossingen zijn.”

Geen model

Op korte termijn kan de overheid, vindt Jurres, een bodem- en plafondprijs invoeren. “Dat is nodig om ervoor te zorgen dat de productiecapaciteit die er nu is, en waar miljarden in is geïnvesteerd, ook kan blijven bestaan. Dat is uiteraard geen langetermijnoplossing. Dat zou leiden tot een melkquotaverhaal. Idem voor capaciteitsvergoedingen: daarmee kan je nu even de gascentrales redden, maar je brengt er geen nieuwe investeringen mee op gang.”

“We moeten hoe dan ook naar een compleet nieuw marktmodel. Als we dat niet doen, dan gaat het licht vanzelf uit. Dat is geen makkelijke oefening, want je hebt een tweesporenbeleid nodig voor het bestaande en een nieuw productiepark.”

Welsh treedt hem bij: “Het huidige systeem is absurd. De prijs wordt gebaseerd op de marginale kosten: de kosten die nodig zijn om de laatste hoeveelheid energie te produceren. Met andere woorden de minst efficiënte technologie. Het komt erop neer dat je alleen voor de grondstoffen betaalt, maar niet voor personeels- en andere kosten.”

“Het probleem is dat er geen model bestaat van een geliberaliseerde markt met langetermijninvesteringen”, weet De Keuleneer. “De elektriciteitsmarkt is geen markt zoals alle andere. Er is bijvoorbeeld een globale aanpak van de productie nodig, want in een geliberaliseerde markt is het onmogelijk alleen grote investeringen te financieren. Tegelijk staan er veel evoluties op stapel. Voor de toekomst stel ik mijn hoop op de combinatie van zonnepanelen en batterijen. Maar ook gascentrales worden almaar kleiner. Het is niet uitgesloten dat de energiebevoorrading veel decentraler zal verlopen binnen twintig of dertig jaar.”

Energiepact

Om een antwoord te bieden op die uitdagingen, wordt veel verwacht van het energiepact. Jacques Vandermeiren, de voormalige CEO van de transmissienetbeheerder Elia, zette drie jaar geleden zijn schouders onder het initiatief. Dat leidde tot een tekst met de bouwstenen voor een regeringsoverschrijdend energiebeleid. Politiek blijkt het echter niet vanzelfsprekend om de ideeën in duidelijke teksten om te zetten. In het regeerakkoord was afgesproken dat minister van Energie Marie-Christine Marghem eind 2015 een energiepact met de deelstaatregeringen zou sluiten. De gewesten zijn bevoegd voor groene energie. Die deadline is niet gehaald, en ook de volgende, eind dit jaar, lijkt moeilijk haalbaar. De gewesten hebben beslist eerst zelf een tekst uit te werken, waarna die visies zullen worden samengevoegd.

“Dat Vlaanderen een eigen energiepact uitwerkt, is nuttig, maar nutteloos als het niet inpast in een geheel”, vindt Jurres. “Sinds mei vorig jaar heb ik niets meer gehoord over het energiepact. Ik ben benieuwd of het nog van de grond zal komen. Dat Marghem en Turtelboom pas na anderhalf jaar voor de eerste keer samenzitten, zegt alles. (schamper) Politiek is het eenvoudig: er is bevoorradingszekerheid, de prijs is heel laag en over twee jaar zijn er verkiezingen.”

Nochtans is zo’n energiepact nodig, vindt Gosselin. “Ik pleit er al jaren voor, maar de jongste twee jaar hoor ik daar veel nonsens over. Zo’n pact moet gaan over de lange termijn, en hoe je investeringen aantrekt. Een duidelijk kader, dat is de essentie. Het moet ook vermijden dat de markt instabiel wordt gemaakt door te veel detaillistische wetgeving. Op lange termijn moet zonne-energie, samen met stockage en intelligente netten, de oplossing leveren. Het energiepact moet de stabiliteit geven om die transitieperiode te overbruggen en investeringen mogelijk te maken.”

“De overheid moet vooral een omgeving scheppen om alle hordes te overbruggen”, sluit Welch zich daarbij aan. “Dat wil zeggen: wetten, en manieren om technologie zo eenvoudig mogelijk aan de man te brengen. Een marktmodel dat de prijs berekent op de volledige kostprijs. Er is absoluut een staten-generaal of een energiepact nodig om die transitie te begeleiden.”

“Er zijn veel snelle veranderingen in de energiesector, en altijd opnieuw probeert de politiek daarin in te grijpen”, vindt Belmans. “Het enige wat het beleid zou moeten doen, is een kader scheppen, en bepalen met hoeveel de CO2-uitstoot moet dalen. De juiste technologie zal met het juiste kader zijn weg dan wel vinden. Op de retailmarkt moet je energy as a service ontwikkelen. Zorg dat Elia zijn plannen kan uitvoeren om de importcapaciteit te verbeteren. En wees ervan bewust dat we naar twee markten gaan: een Europese industriële markt, waar Zwitserland en Noorwegen als opslagplaats zullen dienen, en een particuliere, waar dat met batterijen zal gebeuren.”

“De transitie zal slachtoffers eisen”, voorspelt Welch. “Ik zou nu niet graag in de schoenen van E.On, RWE en Fortum staan. Maar in 2030 zal ik niet jaloers zijn op de netwerkbeheerders Elia, Fluxys, Eandis en Infrax. Tegen dan zal de retailmarkt zo veel mogelijk zelf produceren, want dat zal veel goedkoper zijn. De netten zullen veel minder worden gebruikt, en dan is de vraag wie ervoor gaat betalen. We zitten nu in de middeleeuwen op het gebied van zonne-energie. We hebben nog niet het begin gezien van wat die technologie allemaal kan.”

Al merkt Jurres op dat we dan toch “goed moeten nadenken over wat we willen”. “Iedereen vindt het waanzin dat we met zijn allen in de file staan. Intussen lanceert Europa slogans als de individualisering van het energiehuishouden”, stelt hij. “Terwijl energie centraal aansturen veel efficiënter is. Het netwerk is cruciaal. Vroeger was een Telenet-kabel een domme tv-draad, nu is het een levensader. In de energie kunnen er subnetten zijn, maar we gaan naar het ‘Enernet’, waarbij elk toestel verbonden zal zijn. Daarin zijn Google en Facebook ook geïnteresseerd. Het gaat om big data.”

Luc Huysmans

“Het enige voordeel is dat de regering gedwongen wordt actie te ondernemen. Liefst nog voor de zomer, want anders gaan we in snel tempo naar een black-out” – André Jurres

“Dat de liberalisering zou falen, kon je bijna met zekerheid voorspellen” – Derrick Gosselin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content