‘We profiteren er nog iedere dag van’
Een Atomium of Eiffeltoren heeft Gent niet. Er zijn amper overblijfselen van de wereldtentoonstelling die 100 jaar geleden plaatsvond. Het nieuwe — ‘middeleeuwse’ — uitzicht van de stad bleef wel en het verleidt nog elke dag toeristen.
Heb je al eens op de Sint-Michielsbrug gestaan? De brug over de Leie verbindt de Gras- met de Korenlei. Je kijkt er uit op prachtige gevels en verderop zie je de toren van het Gravensteen. Een prachtig middeleeuws plaatje. Of toch het plaatje dat Gentenaars er honderd jaar geleden van maakten”, zegt Joris De Zutter, coördinator van Gent 13/13.
“Tussen de eerste wereldtentoonstelling in Londen in 1857 en die in Gent vonden 28 wereldexpo’s plaats, waarvan zes in België. Dat zegt iets over de toenmalige economische slagkracht van ons land. Ook Gent was een bloeiende industriestad, met vooral textiel en machinebouw, en natuurlijk de haven. Enkele Gentse entrepreneurs vonden het rond 1905 noodzakelijk om ook hun stad op de wereldkaart te zetten, na de drie wereldexpo’s in Brussel, twee in Antwerpen en een in Luik. Onder leiding van de industrieel Gustave Carels gingen ze lobbyen bij de stad en de staat om hun project te financieren.”
“Het tentoonstellingsterrein lag achter het pas geopende Sint-Pietersstation op de lijn Brussel-Oostende, en dus op de as tussen Groot-Brittannië en Centraal-Europa. De 9,5 miljoen bezoekers stapten uit de trein en betraden vrijwel meteen de tentoonstelling. Ze logeerden onder meer in het Flandria Palace op het stationsplein. Dat hotel telde 600 kamers, waarvan een groot deel in een tijdelijke constructie. Het gebouw huisvest nu een deel van het administratief personeel van de NMBS. Ook de gewone werkmens kon tickets kopen. De goedkoopste kostten 5 frank, een aanzienlijk bedrag. Vaak werd het door de werkgever betaald.”
“Op het terrein van 130 hectare werd op geen frank gekeken. De tijdelijke constructies bestonden uit een metalen draagstructuur die met plaaster werd bekleed. Het Palais des Fêtes is het enige architecturale overblijfsel. Het werd later het Floraliënpaleis en is nu een onderdeel van het SMAK in het Citadelpark, dat als attractiepark diende.”
De rest van het gebied was niet geürbaniseerd, maar het was de bedoeling het te verkavelen. Dat gebeurde pas in de jaren twintig, maar het stratenpatroon van het ‘Miljoenenkwartier’ volgt dat van de expo. De nieuwe wijk kreeg deze naam omdat bemiddelde Gentenaars er grote villa’s en herenhuizen neerpootten. “In het midden ligt een park met een reusachtig bronzen beeld van het Ros Beiaard met de Vier Heemskinderen dat in de grote waterpartij van de cour d’honneur van de wereldtentoonstelling stond. Dat gigantische monument zat zo stevig in de ondergrond verankerd, dat het niet verwijderd kon worden”, vertelt De Zutter.
Vlamingen buiten
Op de Exposition universelle et internationale de Gand stelden alle geïndustrialiseerde landen hun nieuwste verwezenlijkingen voor. Alleen Duitsland ontbrak. “Dat moet je in de vooroorlogse context zien”, legt De Zutter uit. “De organisatie was volledig in handen van Franstalige Gentenaars. Zij moesten niets weten van de steeds luider klinkende eisen van de flaminganten, onder meer de vernederlandsing van de universiteit. ‘Gand Français’ riep daarom zijn grote broer te hulp. In Frankrijk werd de deelname een groot thema, dat weerklank vond tot in de Assemblée Nationale. Het land was massief aanwezig met meerdere paviljoenen.”
“Daarmee was de toon gezet. De Vlamingen werden zo veel mogelijk geweerd. Er was nauwelijks plaats en bijna geen geld voor Nederlandstalige initiatieven Het kwam zelfs tot een incident toen enkele flaminganten tijdens een concert met Franse muziek De Vlaamse Leeuw inzetten. Ze werden kordaat aan de deur gezet.”
“In het Duitse keizerrijk viel de openlijke voorkeur voor Frankrijk niet in goede aarde. Officieel nam het niet deel. Onder meer op initiatief van het Krupp-concern kwam er wel een belangrijk paviljoen, want ondanks de diplomatieke spanningen kon de Duitse industrie het zich niet veroorloven afwezig te blijven. Het had trouwens het mooiste paviljoen van allemaal, helemaal in de stijl van het modernisme. De Gentenaars konden die nieuwe stijl evenwel niet echt smaken”, lacht De Zutter. “Veel van de progressieve designstukken die er te zien waren, zijn wel bewaard gebleven in de Bauhaus-afdelingen van Duitse musea.”
Een bijzondere attractie was de ‘zoo humain’ met een nagebouwd Senegalees en een Filipijns dorp, inclusief de bewoners. De bezoekers kwamen zich vergapen aan de ‘wilden’ met hun bizarre leefgewoonten. Uit spotliederen blijkt dat heel wat Gentse jongedames behoorlijk onder de indruk waren van de gespierde lichamen van de Afrikanen…
Romantische restauratie
Op korte termijn was de return van de wereldtentoonstelling zogoed als nihil, want enkele maanden na de sluiting brak de Eerste Wereldoorlog rak uit. “Maar op lange termijn was de impact in geen enkele Belgische stad zo groot als in Gent. Het is een typisch Vlaams fenomeen dat je je huis schoonmaakt als er bezoek komt. Wel, dat gebeurde ook met de stad. En dat was nodig, want Gent was verloederd na 100 jaar intensieve industrie. Zo diende het Gravensteen als cité en als fabriek.”
“De stad moest ‘schuune‘ zijn en het deed er niet toe of de restauratie waarheidsgetrouw gebeurde. Een mooi voorbeeld is het Sint-Baafsplein. Er werd in zeven haasten een schouwburg in pronkerige stijl gebouwd, het NTG, en daarvoor moest een plein komen. De middeleeuwse steegjes met huizen die daar stonden, werden simpelweg van de kaart geveegd. Ook de Lakenhalle was niet indrukwekkend genoeg. Daarom werden in één ruk vier traveeën bij de bestaande zeven gebouwd. Het centrum van Gent kreeg een veel romantischer uitzicht dan het in de middeleeuwen ooit had gehad. We zouden tegenwoordig niet meer op die manier restaureren, maar het resultaat spreekt toeristen wel nog altijd erg aan.”
FREDERIC EELBODE
De organisatie was volledig in handen van Franstalige Gentenaars. Zij moesten niets weten van de steeds luider klinkende eisen van de flaminganten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier