‘WE MOETEN TOCH MINSTENS DE KOOPKRACHT BEWAREN’

Jasper Vekeman medewerker Trends en Moneytalk 

Door de lage rente dreigt het aanvullend pensioen dat u krijgt van uw werkgever lager uit te vallen dan verwacht. Meer risico’s, alternatieve beleggingen en minder kosten kunnen het rendement op uw bedrijfspensioen opkrikken. “Maar we moeten ook realistisch zijn.”

Over beleidsnota’s van ministers wordt doorgaans weinig gepraat. De jongste schrijfsels van minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) over de hervorming van de tweede pensioenpijler daarentegen veroorzaakten heel wat beroering. Dat hoeft niet te verbazen. Volgens recente cijfers sparen zowat 3,2 miljoen Belgen voor een aanvullend pensioen via hun werkgever.

De zenuwen in het pensioendossier staan strak gespannen, vooral door de aanhoudend lage rente. Er staat heel wat op het spel. Werknemers vrezen lage rendementen, waardoor hun zorgeloze oude dag in het gedrang komt. Werkgevers zijn beducht voor de beloftes die in het verleden zijn gemaakt en vrezen dat ze moeten opdraaien voor de kosten. De problemen zijn legio. Maar zijn er ook oplossingen?

1 De verwachtingen bijstellen

De meest voor de hand liggende oplossing is ook de meest pijnlijke: de rente is wat ze is en dus moeten we de verwachtingen bijstellen. “We moeten realistisch zijn”, zegt Wim Vermeir, het hoofd beleggingen van AG Insurance, de grootste levens- en pensioenverzekeraar in ons land met meer dan 70 miljard euro onder beheer. “In het verleden was er 2 procent groei en 2 procent inflatie, en dus haalden we gemakkelijk rendementen van 4 procent. Nu zijn de groei en de inflatie veel lager. Bovendien doen de centrale banken er alles aan om de rente laag te houden.”

Werknemers zullen niet zomaar aanvaarden dat ze geen rendement krijgen op hun aanvullend pensioen, beseft ook Philip Neyt, de voorzitter van PensioPlus, de vereniging van pensioenfondsen in ons land. “Je kunt de mensen niet vragen te sparen als ze aan het einde van de rit minder kunnen kopen. Dan zullen ze hun geld liever nu uitgeven. Op lange termijn moet je minstens de koopkracht vrijwaren.” Dat betekent dat het rendement gelijke tred moet houden met de inflatie. Vandaag bedraagt die in ons land 1,8 procent.

Eigenlijk zijn de verwachtingen nu al bijgesteld. Na moeizame onderhandelingen bereikten de sociale partners vorig jaar een akkoord over het gegarandeerde rendement op het bedrijfspensioen. Tot dan bedroeg die garantie 3,25 procent op de bijdrage van de werkgever en zelfs 3,75 procent op die van de werknemer. De garantie is sinds vorig jaar een variabele rente die is gekoppeld aan de marktrente, met een minimum van 1,75 procent.

Volgens de werkgever is dat percentage nog altijd onrealistisch hoog, aangezien de Belgische rente 0,4 procent bedraagt. Als het rendement niet wordt gehaald, moeten zij volgens de wet het verschil bijpassen. Die dreigende kosten maken dat vooral heel wat kleinere bedrijven hun werknemers geen aanvullend pensioen aanbieden.

Wie zijn verwachtingen bijstelt en toch hetzelfde pensioen wil overhouden, zal meer moeten sparen. De passage uit de nota van Bacquelaine die de meeste ophef veroorzaakte, stelde daarom voor werknemers meer vrijheid te geven, bijvoorbeeld om een loonsverhoging om te zetten in extra aanvullend pensioen. De kritiek was dat daarmee het collectieve karakter van het bedrijfspensioen werd ondergraven. Ook PensioPlus is niet gewonnen voor dat idee, omdat zo de grens vervaagt tussen de tweede en de derde pijler, het individuele pensioensparen.

2 Meer risico’s nemen

De lage rente heeft de regels van het spel drastisch gewijzigd. Zogenaamd veilige beleggingen zoals overheidsobligaties, die traditioneel het overgrote deel van de pensioenportefeuilles uitmaken, brengen simpelweg niets meer op. “Duits overheidspapier geeft een veilig gevoel, maar het is een slechte belegging”, zegt Neyt. “Er is geen rendement, en de rente zal wellicht stijgen.” Een rentestijging betekent dat de obligatiekoersen dalen.

Volgens Vermeir zijn er alternatieven voor de traditionele veilige havens die niet noodzakelijk veel meer risico’s inhouden. Hij denkt bijvoorbeeld aan leningen aan overheden en overheidsinstellingen, die in tegenstelling tot klassieke overheidsobligaties niet door de Europese Centrale Bank worden gekocht. Die bieden wat extra rendement, maar ze zijn moeilijker verhandelbaar – een risico dat alleen verantwoord is als je ook in staat bent die obligaties bij te houden tot de vervaldag. Ook minder liquide bedrijfsobligaties kunnen kansen bieden.”

Volgens Neyt is het niet verstandig veel meer risico te nemen op korte termijn. “Het heeft geen zin ergens nog snel 20 basispunten extra rente te zoeken. Het is beter te beleggen op plaatsen waar er wel groei en inflatie is. Wat concreet betekent dat aandelen en de groeilanden aan belang winnen.”

Ook bij de verzekeraars zijn aandelen in opmars. “Die bieden een aantrekkelijk dividendrendement. Eigenlijk kopen we nu aandelen voor de coupon, terwijl de prijzen van obligaties bijna voortdurend stijgen. Dat is de wereld op zijn kop”, merkt Vermeir op. Een typische verzekeringsportefeuille bestaat nog altijd voor ruim de helft uit overheidsobligaties en maar voor een heel beperkt deel uit aandelen. Toch is het risicoprofiel toegenomen. “Pakweg tien jaar geleden zaten er veel minder bedrijfsobligaties in onze portefeuille, en vandaag maken ze bijna een kwart uit.”

3 Zoek alternatieven voor klassieke beleggingen

Naast meer risicovolle obligaties en aandelen bieden ook alternatieven voor de klassieke beleggingen een uitweg voor de lage rente. “We lenen nu meer rechtstreeks, bijvoorbeeld voor de bouw van sociale woningen of aan instellingen met een overheidsgarantie zoals Aquafin”, zegt Vermeir. “Eigenlijk zijn dat een soort Belgische overheidsobligaties, maar die geven toch een half procent meer rente.”

Volgens Neyt is het vooral zaak de eigenheid van onze pensioenspaarpot uit te spelen. “Mensen leven langer, gaan later op pensioen en allerlei uitstapregelingen verdwijnen. De enige zekerheid is dat we het geld nog langer bij ons houden.” Dat geeft pensioenfondsen het voordeel dat ze per definitie de lange termijn voor ogen houden. “Daardoor kunnen we specifieke risico’s nemen, bijvoorbeeld in nauwelijks verhandelbare investeringen. Er is toch niemand die plots zijn potje kan komen opvragen.”

Zowel de verzekeraars als de pensioenfondsen gaven al herhaaldelijk aan dat ze meer in infrastructuur willen investeren, in de hoop dat ze daarmee stabiele inkomsten genereren. “Iedereen weet dat België behoefte heeft aan een investeringsplan, maar het grote probleem is de fragmentatie van het beleid. De verschillende niveaus investeren zelfs niet genoeg om de basisinfrastructuur te onderhouden”, zucht Neyt.

Vermeir merkt wel dat infrastructuur minder interessant is geworden. Door de besparingen en Europese begrotingsregels komen nog weinig projecten naar de markt, wat de marges onder druk zet. AG Insurance staat dan ook niet noodzakelijk bij elk project met een dikke cheque klaar. “Wij blijven wel een verzekeraar en kunnen dus enkel investeren in projecten met een defensief risicoprofiel. Ik zie vooral mogelijkheden in energie, transport, scholen en gevangenissen.”

4 Werk aan de kosten

Elders meer rendement zoeken kan een deel van de oplossing zijn. Even belangrijk zijn de kosten. Vaak zijn er veel verborgen kosten, omdat verzekeraars of pensioenfondsen zaken uitbesteden aan bijvoorbeeld vermogensbeheerders. Dat is niet onlogisch. De 3,2 miljoen Belgen die voor een aanvullend pensioen sparen doen dat via ruwweg 120.000 verschillende plannen, of één plan per 26 werknemers. Die kunnen uiteraard onmogelijk alles zelf doen. Neyt vindt het daarom vooral nodig kosten te delen. “Fondsen zijn geen concurrenten van elkaar, waarom dan niet samenwerken, ook met verzekeraars.”

Er is duidelijk een trend naar schaalvergroting en België probeert daar een graantje van mee te pikken door pan-Europese pensioenfondsen naar ons land te lokken, onlangs nog met een vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing voor uitkeringen aan buitenlanders. Neyt ziet wel brood in die internationalisering: “Als het beheer, het toezicht en de administratie in één land kunnen, zijn de efficiëntiewinst en de schaalvoordelen vanzelfsprekend.”

Ook de fondsenindustrie heeft zijn zinnen gezet op het beheer van uw bedrijfspensioen. Onder meer Amundi, de grootste Europese vermogensbeheerder, biedt vooral multinationals aan hun pensioenpot in handen te nemen. “De schaalvoordelen zijn voor veel bedrijven eigenlijk maar een tweede argument. Zij willen zich vooral met hun corebusiness bezighouden, en dus niet met het beheer van een pensioenfonds”, meent René Van Leggelo, pensioenspecialist bij Amundi.

Van Leggelo schat dat de schaalvoordelen 40 tot 50 basispunten extra rendement per jaar opleveren. “Daarnaast zijn er nog de administratiekosten. In plaats van verschillende beheerders in elk land, die ieder hun marge moeten hebben, heb je er maar één. Dat is gemakkelijk 30 procent goedkoper. Als je dat extra rendement jaar na jaar herbelegt, dikt het spaarpotje exponentieel aan.”

Neyt denkt dat veel bedrijven het beheer liever in eigen handen houden. “Het gaat tenslotte om geld van de werknemers. En als er een tekort is, moet het bedrijf bijpassen.”

JASPER VEKEMAN

De pensioenfondsen willen meer in infrastructuur investeren, in de hoop dat ze daarmee stabiele inkomsten genereren.

“Eigenlijk kopen we nu aandelen voor de coupon, terwijl we op onze obligaties een grote meerwaarde boeken. Dat is de wereld op zijn kop” Wim Vermeir, AG Insurance

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content