“We moeten dringend investeren om black-outs te vermijden”
De markt moet beter gaan werken of we gaan de sector weer reguleren, zegt François Possemiers, directievoorzitter van de Creg, als reactie op de fusie tussen GDF en Suez.
Zaterdagmorgen, 1 september. Ten huize François Possemiers rinkelt de telefoon. Aan de lijn hangt Walter Peeraer, strategisch directeur van Electrabel. “De fusie is rond. Suez en Gaz de France versmelten dit weekend tot GDF-Suez,” zegt Peeraer tegen Possemiers, die als directievoorzitter van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (Creg) moet waken over de bevoorradingszekerheid en het gelijke speelveld op de Belgische energiemarkt.
Possemiers’ toestemming hebben Mestrallet & co. niet nodig om hun fusieplannen door te drukken. Maar de waakhond van de energiemarkt kan wel blaffen. De Creg waarschuwde eerder al dat een ongemoeid gelaten fusiegroep de verzamelde concurrentie zou verstikken. De Belgische regering heeft daarom via de pax electrica een aantal toegevingen van Suez bedongen, bovenop de voorwaarden die Europa stelt voor dat het het licht op groen zet. De belangrijkste zijn de verkoop van Distrigas, de verdere terugtrekking uit Fluxys en de belofte dat Electrabel hoogstens 70 % van de productiecapaciteit zal behouden op de Belgische markt, en dat dus in totaal 30 % in handen komt van andere spelers.
Possemiers zit al 35 jaar in de energiesector. Hij is een ancien van de Belgische energieadministratie en hield in 1988 onder Willy Claes een oogje in het zeil bij de aardgascontracten die Distrigas afsloot met het Algerijnse Sonatrach. In 1993 werd hij directeur-generaal van de administratie energie en in 1999 stond hij aan de wieg van de Creg als directeur bevoegd voor de aardgasmarkt. In februari dit jaar volgde hij Christine Vanderveeren op als directievoorzitter van de Creg.
“De eindafrekening van de fusie kunnen we nog niet maken,” zegt Possemiers. “Ik hoor Jean-Pierre Hansen zeggen dat de fusie schaalvoordelen voor de consument zal opleveren. Ik ben daar niet van overtuigd. Essentieel voor ons zijn signalen van een betere marktwerking. Het kan nog tien of twintig jaar duren voor de energiemarkt goed werkt. Rome is ook niet in een dag gebouwd, maar we zien wel systematische vooruitgang naar meer concurrentie. Het gaat traag, maar België vormt geen uitzondering in Europa. Iedereen probeert zijn historisch opgebouwde positie te verdedigen. We zijn niet voor, maar ook niet tegen Electrabel. Laten we nu de grote operaties doen die Europa vraagt, en dan bekijken waar we staan en welke bijsturingen nodig zijn.”
TRENDS. De Franse staat heeft een belang van 35 % in GDF-Suez en dus een vetorecht. Kan het dat een ander land onze strategische energiebelangen controleert?
FRANÇOIS POSSEMIERS (CREG). “Misschien zal er af en toe interferentie vanuit de Franse staat zijn, maar de uiteindelijke doelstelling van de aandeelhouders is toch om de fusiegroep commercieel uit te bouwen. En voor de bevoorradingszekerheid blijft de Belgische overheid haar rol spelen. Elke maatschappij zal zich moeten plooien naar de Belgische wetgeving. We moeten GDF-Suez niet anders behandelen dan andere ondernemingen. Wat mij het meest bekommert, is de belemmering van de concurrentiewerking. Zijn er geen signalen dat de marktwerking op gang komt, dan is er maar één mogelijkheid en dat is de sector opnieuw reguleren. Maar die draconische koersverandering rijpt nu niet in de geesten. We hebben gekozen voor liberalisering om tot de beste prijsvorming te komen. We moeten dat model nu consequent toepassen.”
Etienne Davignon, een bestuurder van de fusiegroep, liet verstaan dat meer concurrentie niet noodzakelijk tot lagere prijzen leidt.
POSSEMIERS. “Een goede concurrentie leidt tot lagere prijzen. In de VS werken vele kleine producenten en dat werkt. In Europa is er een tendens naar grotere bedrijven. Dat kan aanleiding geven tot schaalvoordelen en betere onderhandelingsmacht tegenover de leveranciers van aardgas. Maar als we constateren dat enkele grote ondernemingen het spel niet eerlijk spelen, moet de Europese Commissie optreden. Ik herhaal: kunnen we de marktwerking niet waarborgen, dan moeten we opnieuw reguleren.”
Zien we die marktwerking niet te weinig?
POSSEMIERS. “De dominante spelers vertrokken natuurlijk van een historisch gunstige positie. Toch krijgt de markt stilaan vorm. De historische spelers hebben lang een afwachtende houding aangenomen en hebben investeringen uitgesteld of geschrapt, precies om competitief te blijven. Maar omdat er nu krapte komt op de elektriciteitsmarkt, hebben diverse nieuwe spelers investeringsplannen. Er zal dus nieuwe productiecapaciteit in handen komen van concurrenten van Electrabel. Dat zal stap voor stap voor meer marktwerking zorgen. Er moet ook heel dringend geïnvesteerd worden. Het gaat niet alleen om bijkomende capaciteit, maar we moeten ook oude centrales vervangen, zoals de steenkoolcentrales die nu nog goed zijn voor 3000 megawatt, of 20 % van het opgestelde vermogen in België. Het duurt echter vijf tot zeven jaar voordat een nieuwe centrale operationeel wordt. Dan brengt ons al in 2014, wanneer de uitstap uit de kerncentrales zou kunnen beginnen. We moeten er bovendien over waken dat de vergunnende overheid volgt. Als die obstakels opwerpt en de bouwperiodes verlengt, vrees ik dat we meer black-outs zullen krijgen dan ons lief is. Ik zeg niet dat we de levensduur van de kerncentrales moeten verlengen, maar ik zie geen andere mogelijkheid dan nieuwe centrales bij te bouwen. Ondanks de inspanningen om te investeren in hernieuwbare energie (waar we iets te lang op de rem hebben gestaan) en ondanks de inspanningen om zuiniger om te springen met energie. Dat doen we al twintig jaar, maar de vraag naar elektriciteit blijft groeien.”
Als kernenergie geen optie is, kunnen we alleen investeren in aardgasgestookte centrales.
POSSEMIERS. “We mogen ook nieuwe steenkoolcentrales niet vergeten, ondanks Kyoto. Als we de oude steenkoolcentrales vervangen door nieuwe centrales met een hoger rendement, stoten we minder CO2 uit.”
Is concurrentie mogelijk zolang de afgeschreven en dus goedkope kerncentrales grotendeels in handen van Electrabel zijn?
POSSEMIERS. “Dat is een van die historische voordelen. We kunnen een onderneming niet verwijten dat ze dat voordeel opgebouwd heeft. Je kunt wel de vraag stellen of ze die centrales gebruiken om de concurrentie op afstand te houden. Dat is zelfs hun recht. Maar als we de concurrentie willen versnellen, moeten we daar iets aan doen.”
Vooral de grotere energieverbruikers kijken intussen met heimwee naar het oude gereguleerde systeem.
POSSEMIERS. “De grootste voorstanders van liberalisering zijn bang geworden voor hoge energieprijzen, omdat de eerste fase van de liberalisering gepaard ging met lage investeringen. Maar die investeringsdrang komt weer op gang.”
Intussen vloeien de voordelen van de goedkope kernenergie in de vorm van hoge winsten voor Suez weg uit de Belgische economie.
POSSEMIERS. “Ja, maar je moet weten wat je wilt. Wie gelooft in de markt, gelooft ook in de prijsvorming op die markt. Als consument betreur ik natuurlijk dat we niet van lagere prijzen genieten. Ik zou het anders willen, maar de overheid moet mij dan de middelen geven om het te veranderen. Er zijn maar twee mogelijkheden. Een korting voor de consumenten bedingen of de winsten van Suez belasten. Een korting komt neer op het opleggen van maximumprijzen en daar is de huidige federale minister van Energie Marc Verwilghen (Open VLD) geen voorstander van. Dat wil niet zeggen dat maximumprijzen niet tijdelijk nodig kunnen zijn, als er bijvoorbeeld ontsporingen op de markt zijn.”
Zoals de prijsverhogingen die Distrigas en Electrabel onlangs aankondigden?
POSSEMIERS. “Juist, onze analyse was dat Electrabel de prijzen optrok om de eigen winstmarges veilig te stellen. Maar systematisch maximumprijzen invoeren? No way.”
De winsten van Electrabel dan maar belasten?
POSSEMIERS. “Of dat goed is voor de markt, laat ik in het midden. Het levert de schatkist tijdelijk wat op, ten koste van de aandeelhouder. Maar dan neem je een prikkel weg om te investeren. Suez zou de taks ook kunnen doorrekenen aan de consument.”
Heeft Electrabel zich ook schuldig gemaakt aan ‘predatory pricing’, waarbij de prijzen zo gezet worden dat concurrenten uit de markt worden gedreven?
POSSEMIERS. “Jullie lezen alleen die term. In die bewuste paragraaf in ons verslag staat er een ‘als’, een ‘indien’ en een ‘eventueel’. We hebben gewoon vastgesteld dat Electrabel gerechtvaardigde prijsverhogingen niet heeft toegepast op een moment dat er een belangrijk marksegment in Wallonië en Brussel openging. We hebben geen misbruiken kunnen bewijzen, ook omdat we onvoldoende medewerking kregen van Distrigas.”
Dat is verdacht.
POSSEMIERS. “Goh. Het gaat ook om een commerciële reflex van Distrigas. En ze zijn ook contrac-tuele geheimhouding verplicht tegenover hun leveranciers. Ik beschuldig Distrigas niet.”
Eist de Belgische overheid terecht een gouden aandeel in GDF-Suez?
POSSEMIERS. “Die gouden aandelen zijn voortgesproten uit het liberale gedachtegoed van Margaret Thatcher, die het aandeel ingevoerd heeft bij alle privémaatschappijen die haar na aan het hart lagen. Bij ons is het gouden aandeel gekomen toen het oude Distrigas van een gemengd statuut naar een privéstatuut ging om de bevoorradingszekerheid te bewaken. De wet van 1980 voorzag ook in een regeringscommissaris in de elektriciteitsbedrijven, maar dat is niet uitgevoerd. Daar heeft de sector spijt van gekregen toen de Fransen de meerderheid van de aandelen in deze bedrijven in handen kregen. Om maar te zeggen dat een gouden aandeel vijgen na Pasen zijn. Men haalt oude koeien uit de sloot. De regering heeft geprobeerd om in de pax electrica een gouden aandeel in de fusiemaatschappij te bemachtigen, en dat is resoluut geweigerd. Maar ik voel geen koude rillingen bij de gedachte dat Frankrijk onze aardgasbevoorrading controleert. Indien nodig kan de Belgische regering haar verantwoordelijkheid nemen.”
Maar zal bij een eventueel aardgastekort niet eerst aan Frankrijk en dan pas aan België gedacht worden?
POSSEMIERS. “Als het aardgas eerst via ons moet passeren, kunnen we in extreme omstandigheden evengoed de kraan dichtdraaien. In die situaties kan België evengoed als Frankrijk maatregelen nemen om de eigen bevoorrading veilig te stellen.”
Kan het dat GDF-Suez 45 % mag behouden in Fluxys, de beheerder van het aardgasnet, en 60 % in de lng-terminal van Zeebrugge?
POSSEMIERS. “Europa heeft zich uitgesproken voor het principe dat marktspelers geen controlebelang mogen hebben in de netbeheerders en bevoorradingsinfrastructuur, want die moeten totaal onafhankelijk kunnen opereren. Electrabel heeft bijvoorbeeld ook nog altijd een blokkeringsminderheid in Elia, de beheerder van het hoogspanningsnet, hoewel je van dat vetorecht niet meer moet maken dan het is. Maar het bestaat en is een psychologisch element. Er is een afspraak dat Suez zijn belang in Elia laat zakken onder 25 %. Dat is ook onze grote wens voor Fluxys.”
Gaat GDF-Suez akkoord om zijn belang in Fluxys terug te schroeven tot minder dan 25 %?
POSSEMIERS. “Als de Europese Commissie de komende weken aankondigt dat de netbeheerders een onafhankelijke aandeelhoudersstructuur moeten krijgen en standhoudt tegenover de hevige tegenstand van de Fransen en de Duitsers, dan moet GDF-Suez zich daarnaar plooien.”
Suez zou wel 60 % behouden in Fluxys International, het bedrijf dat de lng-terminal van Zeebrugge uitbaat.
POSSEMIERS. “Persoonlijk ben ik daar geen voorstander van. Fluxys is een mooie onderneming en zorgt voor de binnenlandse bevoorrading van gas, maar heeft helaas te weinig opslagmogelijkheden. Als men die terminal, die een essentieel onderdeel is van het bevoorradingsapparaat, nog eens onder een andere beslissingsvorm zou brengen, zou ik dat betreuren. De synergie vraagt om alle infrastructuur in een onderneming te brengen. Maar vandaag is er geen enkel probleem. Fluxys LNG is een volle dochter van Fluxys. Het aandeelhouderschap is hetzelfde. In een geliberaliseerde markt zou het dus logisch zijn dat Suez minder dan 25 % aanhoudt in Fluxys én in Fluxys International. En niets is zo nefast als systemen door elkaar halen. Een beetje liberaliseren en een beetje reguleren, dat werkt niet. We hebben wat betreft productie en levering gekozen voor marktwerking, en voor distributie en transport hebben we gekozen voor gereguleerde onafhankelijke ondernemingen. Laten we daar heel consequent in zijn.”
Op langere termijn zijn we voor onze aardgasbevoorrading afhankelijk van Rusland en het Midden-Oosten. Krijgt u het daar niet benauwd van?
POSSEMIERS. “Ik pleit voor zoveel mogelijk diversificatie in de aankoopcontracten op basis van economische parameters: hoe verder je het aardgas zoekt, hoe hoger de transportkosten oplopen. Je moet dus in de omgeving van Europa zoeken. We moeten ook de relaties met onze leveranciers zo goed mogelijk onderhouden. Ik heb het ooit meegemaakt dat een Europese commissaris op bezoek bij een grote aardgasleverancier vertelde dat hun aardgas te duur was. De dag daarna zei die commissaris op een Europese raad dat energie in Europa te goedkoop was om energiebesparingen af te dwingen. Dan zeg je dus tegen die leveranciers dat ze geen recht hebben op een rente op hun eigen grondstoffen, en dat je die rente opeist voor eigen doelstellingen. Met zo’n politiek vraag je natuurlijk om problemen. De Europese bronnen zijn aan het opdrogen. Alleen Noorwegen heeft nog heel wat aardgasreserves, maar naar mijn aanvoelen zijn dat eerder niet-Europeanen, zeker in die materie.”
De Creg is bevoegd voor de tarieven voor distributie en het transport van aardgas en elektriciteit. U hebt de voorbije jaren die tarieven fors verlaagd. Betalen we nu bodemtarieven?
POSSEMIERS. “Dat is een heikel punt. De tarieven zijn fors verlaagd: 50 % in elektriciteit en 20 % in aardgas, in reële termen. De netbeheerders zijn het echter niet meer eens met onze tarieven en dat heeft tot gerechtelijke uitspraken geleid. We bepaalden de tarieven op basis van de redelijkheid van de kosten die de netbeheerders ons voorlegden. De rechter heeft echter geoordeeld dat we die beoordelingsmacht niet hebben. Dat geeft nu al aanleiding tot een verhoging van de tarieven, tussen 3 % en 8 %. Dat is nog niet dramatisch, maar in de nieuwe tariefvoorstellen kan de stijging nog aanzienlijk hoger worden. We hebben daarom eerder dit jaar aan de wetgever gevraagd om op te treden, maar de minister zei dat hij dat niet meer kon doen. Er spelen natuurlijk ook politieke krachten om die wetgeving te beletten. Maar dat is het spel van de democratie. De Creg zal onder mijn hoede nooit kritiek hebben op wat democratisch beslist wordt. Wij moeten en zullen de wet en de uitspraken van de rechterlijke macht ondergaan. We kunnen natuurlijk initiatieven nemen om het tij te keren.”
De politieke tegenstand is hoog, omdat de gemeenten de voornaamste aandeelhouders zijn van de netbeheerders. Voor hen zijn hogere tarieven een bron van inkomsten.
POSSEMIERS. “Ik heb dat niet gezegd. Iedereen weet dat de gemeenten de inkomsten broodnodig hebben. Ik kan hen dat ook niet kwalijk nemen. Maar dan moeten ze ons niet zeggen dat we de stijging van de tarieven niet afgeremd hebben, als ze ons hebben belet om dat te doen. We moeten niet rond de pot draaien. We komen uit een systeem waarbij de gemeenten jaarlijks 750 miljoen euro ‘immaterieel dividend’ uit de distributie en verkoop van energie puurden. Ik heb toen altijd gewaarschuwd dat de vrijmaking van de markt een zware financiële aderlating zou betekenen voor de gemeenten.”
Wordt daarbij soms de man en niet de bal gespeeld? De Creg kwam de jongste jaren regelmatig onder vuur te liggen.
POSSEMIERS. “Inderdaad. Maar het nieuwe directiecomité heeft de communicatie met de netbeheerders opgevoerd. Ik zeg niet dat ze het met ons eens zijn, maar we leggen onze beslissingen uit. Dat heeft duidelijk gemaakt dat we niet de baarlijke duivel zijn die alleen maar in de tarieven wil snoeien.”
Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier