‘We kunnen alleen tijd kopen’

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Als de Europese Centrale Bank (ECB) een geldfabriek is, dan is de Gentenaar Michel Stubbe de operationeel directeur van deze fabriek. Hij is hoofd van de divisie financiële transactiediensten. Een blik op de machinerie achter de euro.

“Ik zou met een roddelblad kunnen beginnen”, lacht Michel Stubbe, die vanuit zijn hoekkantoor op de eerste verdieping van de ECB-toren uitkijkt op het reilen en zeilen van een strategisch kruispunt in Frankfurt.

Maar Stubbe heeft betere dingen te doen. Als de raad van bestuur van de ECB beslist de beleidsrente te verhogen of te verlagen, dan moet zijn dienst ervoor zorgen dat de markt in de pas loopt, door wat geld aan het systeem toe te voegen of te onttrekken. Of als de hoge heren in Frankfurt besluiten staatsobligaties op te kopen, dan lopen de aankooporders via het bureau van Stubbe.

Ook het beheer van de deviezenreserves van de ECB, overleg met andere centrale banken en de levering van betaaldiensten aan de Europese Commissie en het Europese Noodfonds (ESM) horen bij Stubbes dagtaken. Hij spreekt uit eigen naam.

Hoe ziet een normale werkdag eruit?

MICHEL STUBBE. “Bestaat die nog? (lacht) Meestal begin ik ‘s morgens met het opvolgen van wat zich afspeelt op de financiële markten. Vandaag (donderdag 21 maart) staat ook een vergadering van de raad van bestuur op het programma en dan bereikt ons een belangrijke informatiestroom van de raad. Daarna maken we een planning op om de wensen van de raad en de directie uit te voeren. Dat gaat gradueel over in het vergaderen over taken op middellange termijn, bijvoorbeeld de ontwikkeling van mogelijk nieuwe instrumenten.

“Het begin van de namiddag is het ideale moment om teleconferenties te organiseren met de collega’s van andere centrale banken, omdat iedereen dan ongeveer wakker is. Daarna volg ik de verslagen van mijn team en andere teams op, en aan het einde van de dag begin ik aan mijn werk als afdelingshoofd: de ontwikkeling van ideeën en adviezen over waar we naartoe willen.”

Hoe ziet de geldmarkt eruit als het stof gaat liggen? Blijft de ECB een structureel grotere rol spelen?

STUBBE. “We zijn de belangrijkste tussenpersoon op de markt. De cashrijke banken beleggen hun overtollige cash bij ons en wij lenen dat geld uit aan de casharme banken. Wij zijn de bypass of de kunstmatige bloedsomloop van de interbankenmarkt. Dat is noodzakelijk als crisismaatregel, maar we doen dat niet graag en we horen dat ook niet te doen. De markt kan deze functie beter uitoefenen dan de ECB. Ik acht een terugkeer van een autonoom werkende geldmarkt mogelijk, maar de kostprijs van liquiditeit zal niet meer onderschat worden. Die kostprijs wordt hoger dan voor de crisis en moet door de banken gedragen worden.”

De ECB heeft door de crisismaatregelen heel wat geld in de economie gepompt en een omvangrijk balanstotaal opgebouwd. Hoe groot is het risico op inflatie?

STUBBE. “De vraag is wat de banken doen met de extra liquiditeiten die de ECB hun toekende. Geven ze grote volumes aan leningen uit, dan is er een risico op een oververhitting van de economie en op inflatie. Maar wij verwachten geen explosie aan nieuwe leningen. Ten eerste: er zijn er niet zoveel die willen investeren en risico nemen. Ten tweede: de banken moeten afbouwen en afslanken, wat de kredietverlening afremt. Dat hindert de economische groei, maar we moeten door deze fase heen. En ten derde: de banken betalen de via de ECB verkregen kredieten terug. Veel banken hebben al een deel van die leningen terugbetaald. De risico’s op inflatie zijn daarom heel beperkt. Bij de meeste van onze niet-conventionele maatregelen is de exit ingebouwd. Vele maatregelen doven vanzelf uit.”

Geldt dat ook voor de aankoop van staatsobligaties voor het OMT-programma, waarbij de ECB belooft onbeperkt obligaties te kopen van landen die een hervormingsprogramma volgen?

STUBBE. “Over het Outright Monetary Transactions-programma heeft onze voorzitter Mario Draghi gezegd dat de ECB zoveel staatsobligaties zal kopen als nodig, maar dan enkel in samenhang met een gemeenschappelijk hervormings- en besparingsprogramma van Europa en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor het betrokken land. De exit of het uitdoven van deze maatregel zit in de voorwaardelijkheid van het EU-IMF-programma. Bovendien halen we het geld dat we via de aankoop van obligaties in de markt pompen, er meteen weer uit door de banken de mogelijkheid te geven dat geld bij ons te parkeren.”

Op de daggeldmarkt is de rente nagenoeg 0 procent. Is de beleidsrente van 0,75 procent die de ECB afficheert dan nog relevant?

STUBBE. “In een normaal functionerende geldmarkt kunnen we de marktrente laten aansluiten bij onze beleidsrente. Maar in crisistijden pompen we meer liquiditeit in de markt dan strikt nodig is, waardoor de daggeldrente dicht bij nul beweegt. Toch is de beleidsrente van 0,75 procent nog bijzonder relevant. Ten eerste, voor veel banken is die 0,75 procent de enige bron van liquiditeit. En ten tweede, deze rentevoet van 0,75 procent is de rente die de raad van bestuur heeft bepaald op basis van de risico’s voor de prijsstabiliteit.”

Sinds de eurocrisis vertrouwen de banken elkaar niet meer. Merkt u al beterschap?

STUBBE. “Ja, sinds midden vorig jaar is er een nieuwe stabiliteit. Maar er moet nog veel gebeuren voor we van een normale geldmarkt kunnen spreken. Door de vertrouwenscrisis is de Europese kapitaalmarkt weer verbrokkeld in nationale deelmarkten. De nieuwe regels, bijvoorbeeld Bazel III, moeten de robuustheid van het systeem en het vertrouwen van de banken in elkaar herstellen. Dan kan ook de fragmentatie van de Europese kapitaalmarkten in nationale deelmarkten weer omgebogen worden. Het moet ook niet alleen van de overheid komen. Ook de financiële sector moet hard werken aan de transparantie en vereenvoudiging van hun producten.”

Wordt de macht van de centrale bankiers overschat?

STUBBE. “Ja, heel sterk zelfs. De ECB was altijd heel duidelijk dat al onze crisismaatregelen hoogstens tijdelijk kunnen zijn. Wij kopen tijd voor de politieke instellingen en de banken, maar wij kunnen de crisis niet fundamenteel oplossen. Wij zijn er om het monetaire beleid uit te voeren en als we te veel andere taken doen, dan komt onze geloofwaardigheid in het gedrang.”

Is het geldsysteem van een papieren standaard, alleen gebaseerd op de geloofwaardigheid en onafhankelijkheid van de centrale banken, gedoemd om uit te monden in inflatie en instabiliteit? Biedt een goudstandaard geen beter alternatief?

STUBBE. “Neen en neen. Ons geldsysteem zal niet in inflatie eindigen. Als er één zin belangrijk is in de statuten van de ECB, dan is dat de zin die ons verantwoordelijk maakt voor de prijsstabiliteit. En het heeft gewerkt. Sinds 1998 schommelt de inflatie in het eurogebied rond de beoogde 2 procent. We doen het zelfs beduidend beter dan in de periode voor de introductie van de euro. Een terugkeer naar de goudstandaard zou trouwens contraproductief zijn. De achterliggende gedachte kan ik begrijpen. De centrale bankiers hebben de uitgifte van geld vroeger altijd gekoppeld aan een reële waarde, om op die manier controle te behouden over de geldcreatie. Wij hebben die controle ook. Onze limiet is het onderpand dat beschikbaar is. Als een bank geen onderpand meer heeft, dan kan de ECB die bank niet meer financieren. Ik vind onderpand als monetair anker veel beter dan goud, omdat goud erratisch en oncontroleerbaar is, in prijs en in ontgonnen volumes. De omvang van het onderpand is veel beter verbonden met de gang van zaken in de reële economie.”

Er staat voor 438 miljard euro goud op de balans van het eurosysteem. Hoe belangrijk is dat goud?

STUBBE. “Dat is een belegging, punt. Dat goud is totaal niet belangrijk voor het monetair beleid en is louter een historisch gegeven. De nationale centrale banken hadden goud en bij de creatie van de ECB is een deel van dat goud naar haar overgedragen. Het belang van goud wordt overdreven.”

DAAN KILLEMAES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content