‘We doen het samen, of we falen samen’

Luc Huysmans senior writer bij Trends

“Zonder een aangepast net kun je niet investeren in hernieuwbare energie”, weet Daniel Dobbeni. Het kostenplaatje dat de Elia-topman eraan koppelt, is echter niet min. Voor de 34 landen van het Europese net bedraagt het ruim 100 miljard euro.

Het contract met de headhunter die zijn opvolger moet vinden, is getekend. Voor Daniel Dobbeni komt de eindmeet als CEO en voorzitter van het directiecomité van hoogspanningsnetbeheerder Elia in zicht. Vanaf midden volgend jaar zal hij meer tijd kunnen maken voor het eerste kleinkind dat deze zomer wordt geboren. “Ik ga niet met pensioen, maar de dagelijkse operationele verantwoordelijkheid geef ik wel uit handen. Deze job doe je ofwel voor 300 procent, ofwel niet. Mijn toekomst? Die hangt een beetje af van wat het bedrijf en mijn opvolger willen en nodig hebben. Bestuurder word ik niet. Wij hebben heel strenge corporategovernanceregels, waar ik best blij om ben, maar die dat verbieden.”

Dobbeni zal vijftien jaar aan het hoofd hebben gestaan van de onderneming, eerst als operationeel directeur, en sinds 2003 als CEO. Hij hielp Elia onder de vleugels van Electrabel en SPE uit, bracht het naar de beurs en verdubbelde vorig jaar de omvang door het Duitse 50Hertz over te nemen. Die buitenlandse expansie is geen toeval, want als voorzitter van de Europese sectorfederatie Entso-E, die 41 bedrijven uit 34 landen verenigt, beseft hij al langer dat het elektriciteitsnetwerk van de toekomst supranationaal zal zijn. Elektriciteit zoekt de weg van de minste weerstand, zonder rekening te houden met grenzen.

Op het vijfde Strategic Energy Forum van de ingenieursvereniging Ie-net bracht hij de uitdagingen voor het elektriciteitsnet in kaart. “We doen het samen, of we falen samen. Want de meeste evoluties komen neer op meer samenwerking, eerder dan dat elk land voor zijn eigen energiebevoorrading instaat. Wat ook betekent dat geen enkel land nog volledig zelfstandig kan beslissen om een elektriciteitscentrale te sluiten.”

DANIEL DOBBENI. “Ik denk dat de gebeurtenissen in Japan juist hebben aangetoond dat de Europese staatshoofden in staat zijn te aanvaarden dat ze moeten samenwerken. Elke lidstaat wil zijn eigen energiepolitiek kunnen voeren. Dat is logisch: het is het bloed van onze maatschappij. Maar de CO2-plannen nopen juist tot samenwerking. Hoe meer hernieuwbare energie, hoe meer je op bepaalde momenten als land afhankelijk bent van anderen. Beslissingen nemen, zonder rekening te houden met anderen, wordt dus zeer gevaarlijk. Als wij in België iets doen, voelen onze collega’s in Duitsland, Frankrijk en elders dat, en andersom. Energie moet veel meer van Europa zijn.”

Dat België steeds meer stroom moet importeren uit het buitenland, is dus geen probleem?

DOBBENI. “Het alternatief is alle centrales die we nodig hebben zelf te bouwen, maar dat is duur. Bovendien zijn er heel veel onzekerheden voor investeerders: blijven de kerncentrales? Hoeveel zal CO2 kosten in 2015? Hoe lang zal mijn gascentrale op volle capaciteit kunnen draaien, en hoeveel wordt ze op non-actief gezet voor zon of wind? Op termijn moeten we durven te denken aan een soort capaciteitsvergunning, dat je investeerders vergoedt om een centrale ter beschikking te hebben. Ierland doet dat al.

Het is geen probleem om afhankelijk te zijn van import, op voorwaarde dat er altijd ergens een exporteur te vinden is. Als iedereen afhankelijk wordt van Frankrijk, dan hebben we allemaal een probleem. Mij stoort het niet wanneer de ene keer Noord-Europa stroom exporteert, en de andere keer Zuid-Europa, zolang we er maar in slagen tegemoet te komen aan de Europese behoeften. Maar het zijn de marktpartijen, de producenten, die de verantwoordelijkheid hebben om daaraan te voldoen, want zij hebben contracten met hun klanten.”

Meer import betekent meer hoogspanningslijnen. Maar niemand wil die in zijn buurt.

DOBBENI. “Dat is een van de problemen. Vroeger was energie totaal niet sexy, nu is iedereen ermee bezig. Dat is geen evolutie, maar een revolutie. Die is voor de hoogspanningsnetbeheerders echt gestart in 2007, met het Europese Klimaatplan en de 20-20-20-doelstellingen. De Europese sectorfederatie Entso-E heeft berekend dat, om aan de doelstellingen te voldoen, er ongeveer 42.000 kilometer nieuwe hoogspanningslijnen nodig zijn, verdeeld over iets meer dan 500 projecten. Die kunnen niet allemaal ondergronds, want dan wordt het net onstabiel. Bovendien is het een pak duurder.

“Het klopt dat wij ons beter moeten verkopen aan het publiek, maar dat kunnen we niet alleen. Wij doen marketingcampagnes, precies om duidelijk te maken waarom die lijnen er moeten komen. Vroeger zeiden sommigen dat die hoge pylonen alleen nodig waren om de grote bedrijven meer winst te laten maken. Maar net die mensen zouden ons nu moeten steunen. Want zonder een aangepast net kan je niet investeren in hernieuwbare energie en verwachten dat je dezelfde zekerheid behoudt dat het licht gaat branden als je de knop indrukt.”

Dat betekent dat de factuur opnieuw omhooggaat.

DOBBENI. “Transport van elektriciteit (niet de distributie tot bij de eindconsument, nvdr) is nu goed voor 4 procent van de totale prijs. Bij grote bedrijven loopt dat op tot 14 procent. Onze prijzen moeten dus al heel wat stijgen voor je een belangrijke impact ziet op de eindafrekening. Bovendien zijn het niet onze kosten die stijgen, maar wel de impact van verschillende subsidiemaatregelen, bijvoorbeeld de groenestroomcertificaten van de windmolenparken op zee, die wij moeten aankopen. Maar dat is een beleidskeuze: je kan moeilijk nieuwe technologie aanmoedigen zonder investeerders toe te laten die te bouwen.

“Maar de financiering is absoluut een tweede aandachtspunt. Die 500 projecten kosten samen 100 miljard euro. Europa komt uit op 140 miljard, nog andere op 200 miljard, wanneer ze de netwerken in zee erbij rekenen. Die bedragen komen bovenop de dagelijkse investeringen. En het stopt niet in 2020. Als er wordt gesproken over 90 tot 95 procent hernieuwbare energie in 2050, dan weet je dat daar nog grote sommen gaan volgen. En voor één euro in transport, mag je er nog vier tot vijf bijtellen in de distributie.”

Kunt u dat betalen?

DOBBENI. “Transmissienetbeheerders als Elia, maar ook de distributienetbeheerders als Eandis en Infrax, moeten voldoende aantrekkelijk zijn om privékapitaal aan te trekken. Want veel regeringen zullen niet meer kunnen volgen, en moeten keuzes maken tussen scholen bouwen, ziekenhuizen, hun wegen of het elektriciteitsnet. Het zou me absoluut niet verwonderen dat netbeheerders kruisparticipaties nemen bij elkaar, of meer in privéhanden komen, bijvoorbeeld via een beursgang.

Gaan we op termijn naar één Europese netbeheerder?

DOBBENI. “Dat heeft geen zin. Er is een limiet aan de complexiteit die onze mensen aankunnen, en het net in Spanje en Portugal is iets helemaal anders dan dat in Ierland, Scandinavië, Oost-Europa of Italië. De ‘speeltuin’ van Elia gaat van iets ten zuiden van Parijs tot Duitsland en Nederland. Als in die regio iets gebeurt, voelen we dat. Daarom hebben we met de Franse en Nederlandse collega’s Coreso opgericht, waar ook de Britten en Italianen zich bij hebben aangesloten, net als 50Hertz. Dat is de ‘controletoren’ voor onze regio, en het is de bedoeling dat 50Hertz de spil wordt in een vergelijkbare organisatie richting Oost-Europa.

“Nu, Europa zou best oppassen met nieuwe concepten te lanceren: het superslimme net, Desertec, electricity highways,… Vanaf dat moment denkt iedereen dat het kan, terwijl we nog niet weten wat mogelijk is, en tegen welke prijs, laat staan dat er al een beleid rond kan worden gebouwd. En transmissienetbeheerders moeten risico’s mijden, want het licht moet blijven branden. Wij willen dus wel een proefproject, maar geen van 800 miljoen euro. Wij zoeken naar het evenwicht tussen wat de technologie toelaat, en de flexibiliteit om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Dat wordt essentieel. Daarom ben ik er best trots op dat Entso-E is gevraagd om een draft te schrijven van wat morgen de Europese regels worden.”

Is het voor een bedrijf als Elia niet lastig dat er nog steeds geen regering is?

DOBBENI. “Niet echt. De derde Europese energierichtlijn is al op de ministerraad geweest, maar nog lang niet in wet omgezet. Maar dat is in de meeste landen niet het geval, en wij zijn de enigen met een goed excuus ( lacht). Al is alles wel een beetje bevroren. Het hoeft niet te blijven duren.”

Wat vindt u de grootste verandering die de zakenwereld heeft meegemaakt sinds u begon?

DOBBENI. “Het informatieaanbod, zonder twijfel. Vroeger moest je echt zoeken om een goed boek te vinden, nu moet je de titel enkel intypen. Ik heb een e-reader van Amazon: op vakantie zo’n dun plankje meenemen of een paar kilo boeken, dat scheelt. Al is de kwaliteit van wat je krijgt via internet, Twitter, Facebook of LinkedIn niet altijd even schitterend. Met Fukushima was het ofwel te veel informatie, met steeds weer dezelfde emotionaliteit, ofwel te weinig.”

U studeerde voor industrieel ingenieur, specialisatie kernenergie.

DOBBENI. “Ik wou onderzoek en ontwikkeling doen, zaken uitvinden. Het nucleaire was iets nieuws. Met Laborelec hadden we elk jaar een wereldpremière. Voor Belgonucleaire ben ik regelmatig naar San Diego getrokken, een mooie streek waar ik nu nog graag op vakantie ga. Een fantastische tijd, constant problemen aanpakken op kritische momenten: druk, stress, maar we zijn er altijd uitgekomen. En ik leerde er met mensen om te gaan, het belang van een ploeg, waar wordt gerekend op anderen, waar vertrouwen is. Dat moet je koesteren. Maar je moet permanent werken om dat teamgevoel te creëren. Dat heb ik daar opgepikt. Als enig kind leer je dat niet.

“Op een bepaald moment had ik het wel gehad met ontwikkelen, en dan ben ik meer naar management geëvolueerd. Bij Electrabel was een fantastische opportuniteit: de eerste gemeenschappelijke ontwikkeling van net en productie. Ik heb er eigenlijk mijn eigen job opgedoekt, door nadien Elia te helpen uitbouwen. Ik ben nooit geïnteresseerd geweest in macht of een statuut. Maar als ik een bepaalde positie moet bereiken om invloed te hebben op het beleid, dan ga ik ervoor.”

Uw vader en grootvader waren zelfstandigen. Toch belandde u in de energiesector. Nooit ambitie gehad om uw vader op te volgen?

DOBBENI. “Ik was er niet van overtuigd dat de samenwerking goed zou lopen ( lacht). Maar ik heb er enorm veel geleerd. Mijn vader is gestopt met zijn bureauticahandel toen hij 72 was. Ik was enig kind, geboren en getogen Brusselaar, maar van jongs af leerde ik wat het betekent afhankelijk te zijn van een klant, wat werkkapitaal was, wat het betekent risico’s te durven aangaan en vooral om nooit een superexpert te worden. Hij had typemachines, later elektronische rekenmachines, dan computers,… Maar ik heb ook nooit geleerd om te stoppen om een bepaald uur: je werkte door tot de job gedaan was.”

LUC HUYSMANS

“Zonder een aangepast net kan je niet investeren in hernieuwbare energie”

“Veel regeringen zullen niet meer kunnen volgen, en moeten keuzes maken tussen scholen bouwen, ziekenhuizen, wegen of het elektriciteitsnet”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content