Wat we zelf doen…

De verschillende overheden zullen grootse plannen uittekenen voor een nieuwe financiële sector. Maar voor het zover is, zal de financiële sector zichzelf hertekend hebben.

In de herfst van 2008 stortte het westerse financiële systeem bijna volledig in. De ultieme catastrofe werd afgewend door de grootste overheidsinterventie sinds de jaren dertig. Om het vertrouwen te herstellen en kredieten te deblokkeren, bedolven overheden in heel de rijke wereld de banken onder de liquiditeiten en de garanties op deposito’s en bankschulden. Ze droegen honderden miljarden euro’s en dollars overheidsgeld aan en zo werd de staat mede-eigenaar van heel wat van de grootste banken van de rijke wereld. In Amerika, de voorvechter van de vrije markt, en in Groot-Brittannië, de bakermat van de moderne privatisering, treden een heleboel financiële titanen 2009 binnen als semigenationaliseerde schepsels van de staat.

Het nieuwe jaar zal bepalen wat de gevolgen zijn voor het evenwicht tussen de markt en de overheid en voor het Angelsaksische model van kapitalisme. Velen hebben al het einde voorspeld van het ‘vrijemarktfundamentalisme’. “De laissez faire, laissez passer is voorbij”, zegt de Franse president Nicolas Sarkozy.

In werkelijkheid zal het evenwicht tussen markt en staat minder verstoord worden dan velen verwachten. En de prestaties van economieën zullen daarbij een grotere rol spelen dan grote herschikkingen. De rijke wereld wordt geconfronteerd met een gemene recessie, die echter niet catastrofaal hoeft te zijn. Hoe zwakker de inzinking, hoe kleiner de appetijt voor grootschalige economische veranderingen zal zijn. Daarom zijn vergelijkingen met de jaren dertig ook overdreven. De Depressie was wél een catastrofe: in Amerika daalde de productie met een derde en steeg de werkloosheid naar 25 procent. De instorting leidde tot een hertekening van de grenzen tussen overheid en markten ver buiten de financiële sector, van de landbouw tot het wegvervoer tussen staten. Zover komt het deze keer niet.

Een veel betere vergelijking kan worden gevonden in andere moderne bankcrisissen. Tientallen landen, van Zweden tot Japan, maakten tijdens de voorbije decennia crisissen van het banksysteem mee. De grote meerderheid gebruikte overheidsgeld om de banken van vers kapitaal te voorzien. In de meest geslaagde gevallen trok de overheid zich weer snel terug uit de schoongemaakte banken. In de slechtste gevallen treuzelden de beleidslui en maakten ze van de reddingsactie een puinhoop.

Eindeloze hoorzittingen

De westerse regeringen hebben dit keer niet getreuzeld. In 2009 zal moeten blijken of ze een goed gevolg zullen geven aan hun cashinjecties. De verleiding zal groot zijn om al te nauw betrokken te worden bij de beslissingen van de banken.

Verwacht u dus aan eindeloze hoorzittingen in het Amerikaanse Congres en andere parlementen om na te gaan of de investering van de belastingbetaler wel goed aangewend wordt en of er speciale bijstand moet komen voor sectoren die het moeilijk hebben en voor de huiseigenaars. Met wat geluk zal de grote publieke belangstelling positieve effecten hebben – bijvoorbeeld door een zetje te geven aan nieuwe bezoldigingspakketten waarin de incentives van de bankiers zo aangepast worden dat ze niet meer aangezet worden tot overdreven risico’s – zonder dat het hoeft te leiden tot politiek gemotiveerd uitlenen.

De politiek zal de weg bereiden voor de meer duurzame beslissingen van 2009: tot hoever moet de financiële sector gereguleerd worden? Veel zal afhangen van wat als dominante verklaring voor de financiële crisis naar boven komt. Was ze het gevolg van deregulering, overdreven speculatie en hebzucht? Of was ze een vreselijke storm waarin falend beleid (zoals overdreven lage intrestvoeten, povere controle en, in Amerika, de bemoeizucht van de overheid in de hypotheekmarkt) een even grote rol speelde?

Het is al grotendeels duidelijk wat er op de todolijst moet komen. De transparantie en de supervisie moeten worden verbeterd in de meer exotische financiële domeinen, zoals de credit default swaps. Regelgevers moeten zich bezinnen over een aantal maatregelen: moet het toezicht uitgebreid worden tot de hedgefondsen en andere randgebieden van de financiële sector? In hoeverre moeten de kapitaalregels herschreven worden om zeker te zijn dat ze minder ‘procyclisch’ werken of geneigd zijn om hausse- en baissebewegingen te versterken? En hoe kunnen risico’s opgevolgd worden over de hele sector en niet alleen in firma’s?

Macroprudentieel

Amerika zal beginnen aan een bescheiden revisie van zijn labyrintische structuur van financiële toezichthouders. Internationaal zullen de toezichthouders de regels van Basel II over het bankkapitaal aanpassen en de centrale bankiers zullen debatteren of monetair beleid dan wel regelgeving moet worden aangewend om bubbels tegen te gaan. Het lelijke en slecht gedefinieerde modewoord luidt ‘macroprudentieel toezicht’.

Er zullen heel wat grootse wereldconferenties georganiseerd worden, maar die zullen alleen resulteren in een aanpassing van de reglementering, niet in een grondige revisie. Zelfs een bescheiden revisie zou trouwens snel achterhaald worden door de veranderingen in de financiële sector. Door de crisis is het financiële landschap veranderd, veel meer dan alleen door de reddingsplannen van de overheid. Het bancaire schaduwsysteem – de geldmarktfond-sen, de effectenhandelaars, de hedgefondsen en andere niet-bancaire financiële instellingen – krimpt in snel tempo. De westerse financiële sector zal steeds meer gedomineerd worden door een handvol enorme universele banken, die er een nieuw soort risicoaversie op nahouden. Politici zullen grote verklaringen afleggen over de hertekening van de financiële sector, maar ze zullen tot de vaststelling komen dat de sector zichzelf hertekend heeft. (T)

DE AUTEUR IS REDACTRICE ECONOMIE VAN THE ECONOMIST.

Door Zanny Minton Beddoes/illustratie: Debora Lauwers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content