Waarom de burger ontevreden is
T he Embarrassment of Riches is de titel van de bestseller van Simon Schama over de Gouden Eeuw in de Lage Landen. Het boek gaat over het succes en de rijkdom van de zeventiende eeuw en hoe die overvloed de burgers desondanks niet gelukkig maakte. Het puriteinse calvinistische geloof stond niet toe om overdadig van de verworven rijkdom te genieten. De titel is moeilijk te vertalen, maar Overvloed en onbehagen, zoals de Nederlandse vertaling luidt, komt redelijk in de buurt.
De afgelopen tien jaar zijn de burgers van Nederland ook veel rijker geworden. Het gemiddelde inkomen is met een kwart toegenomen. De belastingen zijn lager geworden en daardoor is er nog meer te besteden. Het aantal tweeverdienershuishoudens is sterk gegroeid. In de meeste gezinnen is de grote inkomensstijging dan ook twee keer binnengehaald. Werknemers zijn niet langer veertig uur per week aan de slag, maar zesendertig. Ze hebben én meer geld én meer tijd om te genieten. De huizenprijzen zijn de pan uitgerezen, waardoor een groot deel van de bevolking grote vermogenswinsten heeft gemaakt. Het aantal zegeningen is niet langer op één hand te tellen.
Afstraffing. En toch is de Nederlander niet gelukkig. Kijkend naar de recente verkiezingsuitslag zien we alleen maar een groot onbehagen. De paarse regering die deze rijkdom heeft gebracht, wordt door een ontevreden kiezersvolk genadeloos afgestraft. Waar komt dat grote ongenoegen temidden van al die weelde vandaan?
Of gaat het hier niet om een ongenoegen? In de buitenlandse pers wordt het stemgedrag in Nederland gezien als het zoveelste bewijs voor de ruk naar rechts die in heel Europa aan de gang is. Van buitenaf bekeken, is Nederland een van de vele landen die opschuiven naar rechts. Oostenrijk, Vlaanderen, Denemarken en Frankrijk zijn al voorgegaan. Het zou daarbij vooral gaan om een buikgevoelreactie van de kiezers tegenover het vluchtelingen- en immigratieprobleem. Een reëel probleem dat door traditionele partijen onbespreekbaar wordt gehouden, zodat nieuwe rechtse partijen met dit thema aan de haal gaan. Dat heeft in Nederland zeker gespeeld. Het was de verdienste van Pim Fortuyn dat hij dit thema op de politieke agenda heeft gezet en bespreekbaar gemaakt.
Maar er is duidelijk meer aan de hand. Uiteindelijk zijn de christen-democraten ( CDA) als grootste partij vanuit een kwijnend bestaan als overwinnaar uit de bus gekomen. Immigratiebeleid is nochtans niet hun belangrijkste programmapunt. Uit de overwinning van de christen-democraten zou je kunnen afleiden dat het ongenoegen komt van een kiezer die betreurt dat oude normen en waarden verloren zijn gegaan. Door de alles-moet-kunnen-houding van de regering, het gedoogbeleid, de laksheid van het politieoptreden, het gebrek aan veiligheid in openbare ruimten zoals stations en parken en het zinloze geweld ziet de burger alles verloederen, vervuilen en verpieteren. De burger is ontevreden en wil strengere normen en duidelijke grenzen. Een deel van het succes van het CDA is daar zeker aan toe te schrijven. Het socialisme en het liberalisme zijn te vrijblijvend. De christen-democraten daarentegen belijden op de bijbel gebaseerde aloude normen en waarden.
Een andere verklaring voor het grote ongenoegen is dat niets zo makkelijk went als rijkdom. Vervulde verlangens verdampen snel. Rijkdom maakt alleen maar nieuwe, onvervulde behoeften in ons wakker. De mens is een bodemloze put van verlangens. Eerst wil de mens eten en schuilen. Als die basisbehoefte is bevredigd, wil hij lekker eten en mooier wonen, en drie keer per jaar met vakantie naar verre oorden en de kinderen op piano-, fluit-, gitaar-, drum- en vioolles, zodat ze in hun eentje een wandelend symfonieorkest worden. Als we dat hebben, willen we vervolgens ook een schoon milieu, maatschappelijk verantwoorde bedrijven, stilte en onbeperkt uitzicht tot aan de horizon. Het houdt nooit op. We zijn onverzadigbaar.
Wat ook speelt, is de grote tegenstelling tussen particuliere rijkdom en publieke armoede. ‘ Private riches and public poverty‘ is een term die in de jaren vijftig door Kenneth Galbraith is bedacht. Toen speelde dat ook. Terwijl de huishoudens het steeds beter krijgen, zien ze om zich heen het verval van de publieke sector. De kwaliteit van het onderwijs en de zorg en de bescherming van de politie blijven achter. De burger ziet dat zijn boterham steeds beter wordt belegd, maar dat zijn oude dementerende moeder steeds minder zorg krijgt in het verzorgingstehuis. Er ontstaat een spanning tussen de luxe van de vrije markt en de schraalheid van de overheidsdiensten. Uit die botsing ontstaat ongenoegen.
Armoede. Ik denk dat het allemaal een beetje waar is: slecht immigratiebeleid, verloedering van de samenleving, onbevredigde consumenten en verschraling van de publieke sector. Rijkdom alleen is niet genoeg. Maar rijkdom is wel noodzakelijk. We moeten niet ophouden om meer rijkdom en hogere economische groei na te streven. Het moge dan zo zijn dat rijkdom de mens niet altijd gelukkig maakt. Wat we zeker weten, is dat hij van armoede doodongelukkig wordt.
Jules Theeuwes [{ssquf}]
De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO).
Niets went zo makkelijk als rijkdom: vervulde verlangens verdampen snel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier