Waar gaan Congolese mijnmiljarden naartoe?
Mijnuitbaters in Katanga zoeken financiering. Van een grootschalige, professionele mijnuitbating is geen sprake, wat niet betekent dat er geen winsten zijn. Die verdwijnen volgens ngo’s in een zwart gat.
Er loopt een rode draad doorheen alle mijncontracten in Katanga: geen enkele partner, met uitzondering van de Amerikaanse major Phelps Dodge, beschikt over mijnervaring en financiële middelen die in verhouding staan tot de omvang van de projecten. Voor zijn deel van de Kamotomijn hoopt Forrestgroep financiële middelen te werven via Balloch Resources op de beurs van Toronto. GEC-groep van de Israëlische diamantair Dan Gertler zoekt financiering via een toekomstige plaatsing op de beurs van Londen en doet voor zijn IPO een beroep op diamantkringen uit Antwerpen en De Beers (GEC en De Beers hebben ook diamantconcessies in Kasai).
De tweede rode draad die alle mijncontracten typeert, is dat “een kleine minderheid zich verrijkt en de mijnopbrengsten niet de ontwikkeling van het land financieren.” Het is een conclusie die telkens terugkeert in alle onderzoeken sinds de eerste VN-rapporten in 2001 over plundering van bodemrijkdommen in Congo. Van een grootschalige, professionele uitbating is tot nu toe geen sprake, wat niet betekent dat er geen winst opgestreken wordt. Het onderzoeksrapport Lutundula van een Congolese parlementaire onderzoekscommissie (nu pas vrijgegeven onder internationale druk) schat het verlies aan inkomsten voor de schatkist op meer dan 10 miljard dollar. En dat alleen voor mijncontracten die gesloten werden tot 30 juni 2003. De commissie-Lutundula spreekt zich immers niet uit over de megacontracten die na juni 2003 gesloten werden in de Katangese mijnen door Forrest en Gertler voor de overname van de Kamotomijn en door Phelps Dodge voor Tenke-Fungurume.
De ngo’s Broederlijk Delen en 11.11.11 lieten de mijncontracten van groep-Forrest en GEC-groep van Gertler doorlichten door het Canadese advocatenkantoor Fasken Martineau DuMoulin. Ze stuurden de conclusies ervan in een memorandum naar de Belgische regering en de Wereldbank: “De private partners zullen niet alleen hun kapitaal en interesten volledig terugbetaald zien, maar ook substantiële winsten hebben gemaakt, vooraleer de Congolese overheidspartner enige beloning ontvangt.” In juni 2005 maakte de Congolese ngo Relcof al een gelijkaardige analyse (zie Trends van 23 juni 2005).
Omdat Kamoto de belangrijkste operationele mijn van Katanga is (die goed was voor 75 % van de inkomsten van het staatsmijnbedrijf Gécamines) en Tenke-Fungurume de belangrijkste, nog onontgonnen kobalt- en koperreserve ter wereld, drongen zowel de commissie-Lutundula als International Mining Consultants (dat eerder in opdracht van de Wereldbank een doorlichting maakte van Gécamines) erop aan dat deze belangrijke mijnen niet door de huidige overgangsregering geprivatiseerd zouden worden, maar na de verkiezingen via internationale aanbestedingen.
Gewezen Belgisch topman van Gécamines, Robert Crem, bestempelt de overname van Kamoto als een hold-up. Volgens Crem heeft Tenke-Fungurume een valoriseerbaar potentieel van 90 miljard dollar. Phelps Dodge zou 15 miljoen dollar betaald hebben in plaats van 250 miljoen dollar, zoals bepaald was in het contract van 1996.
Geen antwoord van Forrest
Forrestgroep – die opmerkt dat zijn bedrijven zich intussen geschikt hebben naar de aanbevelingen in het Lutundularapport – is verontwaardigd over het memorandum van Broederlijk Delen/11.11.11. We vroegen George Forrest onder meer of hij het niet aangewezen vindt om ook de Kamotocontracten onder de loep te laten nemen door onafhankelijke onderzoekers. En waarom werden aanbevelingen genegeerd van de Wereldbank? Om onderhandelingen over Kamoto te stoppen? Hoe komt het dat de haalbaarheidsstudie, twee jaar na het Kamotocontract, nog niet klaar is? George Forrest weigert hierop te antwoorden.
Er is heel wat nervositeit in Katanga. Behalve Forrest en Gertler, zijn ook anderen die mijncontracten binnensleepten op zoek naar financiering: de Britse Zimbabwaan John Bredenkamp zoekt bij bankiers in Parijs financiële middelen voor Kababankola Mining Company; de blanke Zimbabwaan Billy Rautenbach verkocht 80 % van Congo Cobalt Corporation aan het Britse Camec; Adastra (ex-American Mineral Field) ontving 40 miljoen dollar van Mitsubishi in een poging om een vijandig bod van het Canadese First Quantum Minerals af te slaan. Ondertussen duiken, na de Chinezen, steeds meer Russen op om te surfen op de hausse van de koper- en kobaltprijs.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier