VVM schopt cement boeren een geweten
De West-Vlaamse familie Van Eeckhout wil vanuit een onafhankelijke positie de oligopolie van de grote cementproducenten doorbreken. Daar heeft ze een investering van
20 miljoen euro voor over.
Sprookjes bestaan niet,” zegt de jonge dertiger Francis Van Eeckhout, die niettemin samen met zijn oudere broer Philiep een businesssprookje probeert te schrijven. Zij vormen de derde generatie van het familiebedrijf VVM ( Van Eeckhout Vervoermaatschappij). Grootvader Palmer startte in 1929 met de productie van stortklaar beton en vader Antoon tekende voor de uitbreiding van het bedrijf. Toen de aflossing van de wacht begin jaren negentig aan de orde was, gooiden de broers de bevoorrading van cement, een bestanddeel van beton, over een andere boeg. “Het is een publiek geheim dat de betonbedrijven afhankelijk zijn van een beperkt aantal toeleveranciers,” legt Francis Van Eeckhout uit. “Net na de val van de Berlijnse Muur hebben we heel Oost-Europa afgereisd op zoek naar een eigen cementleverancier. Zo kwamen we terecht bij de Litouwse cementfabriek Akmenes Cementas. Kort daarop meerden de eerste schepen met Baltisch cement al in Gent aan.”
Het eerste jaar voerde VVM zowat tien boten in, goed voor een bescheiden 36.000 ton. Niettemin was dat een eerste signaal aan de grote traditionele leveranciers dat er ook andere aanvoerlijnen bestonden. Vandaag wordt de Litouwse cementfabriek mee gecontroleerd door Roeselaars kapitaal. Het hoeft niet te verbazen dat de grote namen uit de cementindustrie ( Lafarge, Heidelberger,Holcim, Obourg) weinig boodschap hebben aan een marktverstorende factor. Want dat wordt VVM wel meer en meer.
Eigen cementfabriek
De gebroeders Van Eeckhout stellen zich vandaag nog steeds dezelfde vraag: hoe kunnen we ons als onafhankelijke speler profileren in een vrij beschermde markt, waar de groten de wet bepalen? “Cement is bovendien een groeimarkt met veel toegevoegde waarde en behoorlijke rendementen,” stelt Francis Van Eeckhout. Om de onafhankelijkheid te kunnen bewaren, werd in 2002 een investeringsplan ter waarde van 20 miljoen euro opgesteld. In de haven van Antwerpen werden de verouderde loodsen afgebroken en vervangen door een nieuwe, moderne maalinstallatie. De importcapaciteit voor de cementboten, die niet meer alleen uit Litouwen komen maar ook uit Turkije, Egypte en Indonesië, verveelvoudigde daardoor. In 2003 importeerde VVM circa 400.000 ton cement, of ruim het tienvoudige van tien jaar eerder.
Wie onafhankelijk wil opereren, mag echter niet alleen rekenen op import, vonden de gebroeders. Daarom bouwden ze met eigen middelen (circa 20 miljoen euro) ook een cementfabriek, met een geraamde productiecapaciteit van circa 650.000 ton. “De Antwerpse havenautoriteiten, met topman Eddy Bruyninckx voorop, geloofden onmiddellijk in ons project,” zegt Francis Van Eeckhout. “Het is ook logisch dat je voor de aanvoer van grondstoffen kiest voor grote havens. Zelfs de grote jongens hebben dat nu begrepen.”
Met de eigen cementfabriek hebben de Van Eeckhouts de troef in handen waar ze al altijd van droomden. “Nu zijn we totaal niet meer afhankelijk van anderen en kunnen we flexibel inspelen op de vraag van de markt naar onder meer ecologisch cement. Trouwens, door hier te vermalen, helpen we België bij het behalen van zijn Kyoto-norm, omdat de CO2-emissies zakken,” zegt Francis Van Eeckhout.
De cementmarkt mag al door grote spelers worden beheerd, geografisch is ze beperkt. Voor VVM betekent dat België, Nederland, West-Duitsland en Noord-Frankrijk.
De nieuwe Antwerpse cementfabriek werkt vrij geautomatiseerd. “Met weinig mensen zoveel mogelijk proberen te doen, is onze boodschap,” zegt Francis Van Eeckhout. “Daarbij hebben we de lange termijn voor ogen. Gezien de grootte van de investering willen we vooral geen eendagsvlieg zijn.” De luis in de pels van de groten? Van Eeckhout: “Ik zeg het niet graag, maar ik vrees dat we zo bekeken worden door de grote sectorgenoten. Onze cementproductie groeit in elk geval met zowat 25 % per jaar. Maar we blijven niet stilzitten. Onder meer in de haven van Gent stellen we alweer nieuwe investeringen in het vooruitzicht.”
Poging tot wurging door dumping
Cement is slechts een van de bestanddelen van beton; de andere zijn zand, steen, water en chemicaliën. De familie Van Eeckhout werd groot in de betonwereld. De topdrie van de Europese betonmarkt zag de zijsprong van VVM richting cement niet graag gebeuren en probeerde aanvankelijk VVM te wurgen door dumpprijzen: de grote betonbedrijven zijn vaak dezelfde als de grote cementbedrijven. Maar de broers reageerden met gepaste ondernemingszin. Ze kochten de failliete betonfabriek van Nivelles en dat zorgde alvast op de Belgische betonmarkt voor een nieuw evenwicht.
Nu worden de betonactiviteiten gecentraliseerd vanuit Nivelles en vanuit de hoofdzetel in Roeselare. Van Eeckhout mag zich daarom in de betonmarkt een echte Belgische speler noemen. De stoffige en historische site in Roeselare is stilaan te klein voor het bedrijf, dat zijn oog heeft laten vallen op een terrein anderhalve kilometer verderop. De bedoeling is alle betonactiviteiten beter te stroomlijnen en een nieuw elan te geven.
In stortbeton is VVM vandaag de nummer vijf in België. In droge mortel werd het bedrijf in drie jaar tijd de Belgische nummer één en dit door een joint venture ( Diamur) met de Oost-Vlaamse familie Van Braembussche. “Daarbij staat kwaliteit boven alles,” zegt Francis Van Eeckhout. “Dat is de troef die we volop proberen uit te spelen.”
De bouwmarkt, en dus ook de betonsector, mag dan al betere tijden hebben gekend, toch blijft enig West-Vlaams optimisme bovendrijven. “Vergelijk ons in deze markt maar met een Colruyt,” zegt Van Eeckhout. “Als het economisch even minder gaat, kiezen de klanten voor goedkopere maar kwaliteitsvolle producten en kunnen ze vrede nemen met een beperkte service. Maar zodra de markt weer aantrekt, kunnen we alle registers weer opentrekken.”
Karel Cambien
“Onder meer in de haven van Gent stellen we alweer nieuwe investeringen in het vooruitzicht.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier